Professor Marcel Stive van de Technische Universiteit Delft maakt zich zorgen. Hij is hoogleraar in de Kustwaterbouwkunde en lid van de Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen. Dit is een onafhankelijke adviescommissie, die gevraagd en ongevraagd de minister van Verkeer en Waterstaat adviseert over alle technisch wetenschappelijke aspecten van constructie en onderhoud van waterkeringen, met het oog op de veiligheidsfunctie van door deze waterkeringen beschermde gebieden.

In 2004 gaf het Ministerie van Verkeer en Waterstaat het Rijksinsituut voor Volksgezondheid en Milieu de opdracht om de risico’s eens te berekenen. Stive vermoedt dat men hoopte dat de risico’s lager zouden uitvallen dan in de voorspellingen van de Technische Adviescommissie. Helaas: hier is duidelijk te zien dat de kans op een overstroming groter is dan de kans op allerlei rampen bij elkaar opgeteld. In de figuur wordt het groepsrisico van overstromingen vergeleken met de bij elkaar opgetelde groepsrisico’s van de activiteiten binnen het externe veiligheidsdomein (luchtvaart, opslag en transport van gevaarlijke stoffen). Het gearceerde deel geeft de onzekerheidsband aan van de inschatting van overstromingsrisico’s (Bron: RIVM)
Normen en waarden
De huidige normen voor veiligheid zijn gesteld aan het eind van de jaren vijftig door de wiskundige Van Dantzig – een van de leden van de Delta-commissie. Om normen te stellen, moest de omvang van een ramp berekend worden. Stive: “Wat Van Dantzig deed was heel slim en nieuw voor die tijd. Hij bedacht, dat je de waarde van een mensenleven heel moeilijk uit kan drukken in geld. Van Dantzig besloot om de schade van rampen alleen uit te drukken in economische schade. Het achterliggende idee is, dat rampen die veel geld kosten, meestal ook veel slachtoffers maken en andersom.” Hij stelde als norm dat bij een ernstige ramp die door natuurlijke omstandigheden eens in de 10.000 jaar voor zou komen, de kans op dijkdoorbraken hooguit 1 op 10 mocht zijn.
Het probleem is dat deze normen hopeloos verouderd zijn. Aan het begin van de jaren vijftig woonden er bijvoorbeeld nog maar tien miljoen mensen in Nederland. Van Dantzig heeft wel geprobeerd rekening te houden met de economische groei, maar voorspellen is altijd moeilijk (zeker als het om de toekomst gaat). Bovendien waren ook de gegevens om de kans op een ‘eens in de 10.000 jaar’ gebeurtenis te bepalen niet helemaal bekend. Tot kortgeleden dachten deskundigen bijvoorbeeld dat golven in de Noordzee een maximale golflengte van 12 seconden hadden. Nu weten Stive en anderen dat golflengtes van 14 tot 16 seconden vaker voorkomen en dat eens in de 10.000 jaar zelfs een golflengte van 18 seconden voorkomt. Dat is gevaarlijk, want golven met een langere golflengte hebben veel meer kracht. Denk maar aan de verwoestende tsunami-golven vorig jaar in Azië.
De zwakste schakel
De huidige normen zijn dus te laag, maar wat nog erger is: zelfs aan deze verouderde, te zwakke normen voldoen onze dijken niet! In 2001 werd de zogenaamde Toetsing van dijken uitgevoerd om te kijken welke dijken het grootste risico vormden. Aan deze zwakste schakels wordt nu gewerkt om te verbeteren. Ook worden stap voor stap nieuwe normen opgesteld. Het zal nog zeker twintig jaar duren voordat alles echt uitgevoerd is.

In augustus 2003 brak de ringdijk bij het Utrechtse Wilnis door. De doorbraak van een zogenaamde primaire dijk of een zeedijk zou veel grotere gevolgen hebben.
Stive is blij dat er iets gebeurt, maar kan zich verbazen over de houding die de overheid heeft ten aanzien van water: “De overheid stelt enorm hoge veiligheidseisen aan het bedrijfsleven, denk maar aan alle maatregelen om vuurwerkrampen te voorkomen. Maar de overheid stelt veel minder hoge eisen aan de waterveiligheid. Sterker nog, ze zenden spotjes uit met Peter Timofeeff om de mensen wijs te maken, dat water nu eenmaal bij Nederland hoort -en dat we een beetje overlast maar voor lief moeten nemen. Dat hij in een lekke rubberboot staat is misschien grappig, een echte overstroming is dat zeker niet.”
Ir. Bas Jonkman, afgestudeerd op de inschatting van overstromingsrisico’s en nu aan het promoveren op de bepaling van het aantal slachtoffers ten gevolge van overstromingen. Hij vindt het raar dat Nederland zo weinig geld uitgeeft aan de veiligheid. We geven slechts zo’n 0.15% van ons Netto Nationaal Product uit aan waterveiligheid – en dat voor een land dat grotendeels onder zeeniveau ligt!
Jonkman denkt dat het belangrijk is om op zijn minst goede evacuatieplannen te hebben. “Hoewel voorkomen natuurlijk belangrijker is dan genezen. Ook is het belangrijk de effectiviteit van maatregelen te beschouwen. Het is eigenlijk raar om wel al vast extra ambulances te kopen, als je dat geld beter zou kunnen gebruiken om dijken op te hogen.”
Meer weten:
- De site van de Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen
- De site van de onderzoeksgroep water aan de TU Delft
- Houd zelf de golfhoogtes in de gaten op deze site van Rijkswaterstaat
- Informatie over de watersnoodramp
- Het rapport ’Risico’s in bedijkte termen, een thematische evaluatie van het Nederlandse veiligheidsbeleid tegen overstromen’ op de site van het RIVM
- KNMI schat kans op stormvloed beter dan ooit (Kennislinkartikel)