Je leest:

Paaseiland is slechts moralistisch sprookje

Paaseiland is slechts moralistisch sprookje

Auteur: | 22 mei 2008

Het populaire verhaal over de instorting van de Paaseilandcultuur is een karikatuur die gretig aftrek vindt. ‘We zijn psychologisch ontvankelijk voor deze boodschap.’

Hoe de bewoners van Paaseiland het hebben aangepakt, is precies hoe het niet moet. De groep van enkele tientallen Polynesische kolonisten breidt zich snel uit tot een populatie van duizenden. Ontbossing door bomenkap gaat hard, en binnen vierhonderd jaar sneuvelt de laatste palmboom. Met het einde van deze voedsel- en hulpbron stort de samenleving in, volgens sommige scenario’s met burgeroorlog en kannibalisme tot gevolg. De beroemde beelden worden omgetrokken.

Een moralistisch gruwelverhaal. Onder bijna paradijselijke omstandigheden ontstaat een cultuur die honderden indrukwekkende, vele tonnen wegende beelden, Moai, opricht. Maar zonder enige vooruitziende blik verpesten de eilanders hun milieu en gaan ze ten onder. Wat dacht de man die de laatste boom kapte?, is de retorische vraag die bij het verhaal hoort. Het symboliseert de kortzichtheid van de mens en is een metafoor voor hoe de mensheid momenteel met de aarde omgaat. De mens bedrijft ‘ecocide’.

De ‘les’ van Paaseiland werd onder meer gepopulariseerd door de Franse filmer Jacques-Yves Cousteau. Het werd een paradigma na bespreking door de Britse auteur Clive Ponting in zijn boek A Green History of the World: The Environment and the Collapse of Great Civilizations uit 1992. Het speelt een belangrijke rol in A Short History of Progress (2005) van historicus Ronald Wright. En de Amerikaanse bioloog Jared Diamond gebruikte Paaseiland in zijn bestseller Collapse als klassiek voorbeeld van ecologisch mismagament. ‘Paaseiland is het opvallendste voorbeeld van prehistorische ecologische instorting’, zei Diamond in 2004 tegen Bionieuws (12/2004). Hij beschrijft de aarde als een eiland van beschaving in een donker heelal. Als wij onze natuurlijke bronnen uitputten, dan kunnen we nergens heen.

Karikatuur

Maar is het waar? Hebben de Paaseilanders de tak afgezaagd waarop ze zaten? Nieuw archeologisch en antropologisch bewijs suggereert dat het populaire beeld van de ondergang een simplistische karikatuur is. In werkelijkheid is er geen collapse geweest: geen instortende bevolking, geen hongersnood, geen geweld – alleen een geleidelijke overgang van een rijkere naar een armere cultuur.

Dat zegt prof. dr. Jan Boersema, hij is hoogleraar aan het Instituut voor Milieuvraagstukken en het Blaise Pascal Instituut van de Vrije Universiteit in Amsterdam en houdt zich bezig met de relatie tussen mens en natuur. Hij hield in 2002 zijn inaugurele rede over Paaseiland en heeft zich de afgelopen jaren verder in de ecologische geschiedenis van het eiland verdiept. Een dankbaar startpunt was het originele scheepsjournaal van Jacob Roggeveen, die het eiland in 1722 ‘ontdekte’, dat in de VU-bibliotheek aanwezig is. Het beeld dat oprijst uit Roggeveens journaal, en vele andere verslagen, is nauwelijks te rijmen met het bekende doemscenario. Dankzij nieuw archeologisch en antropologisch onderzoek heeft Boersema een alternatief geformuleerd. Dit presenteert hij in augustus op het congres van de Easter Island Foundation bij de universiteit van Gotland in Zweden.

Een belangrijke nieuwe vinding is dat archeologen nu denken dat Paaseiland tussen 1000 en 1200 bevolkt is geraakt en niet al rond 400. Dit betekent dat de bewoners minder tijd hebben gehad om alle bomen te kappen, die rond 1500 zo goed als verdwenen waren. Op het eerste gezicht maakt dat het mysterie alleen maar groter, omdat de bewoners dan meer bomen moesten kappen dan ze nodig hadden, terwijl ze daar nog steeds alleen maar obsidiaan (scherp vulkanisch glasachtig gesteente) voor konden gebruiken. Maar tel hierbij op dat de kolonisten behalve kippen ook ratten meebrachten en het verhaal wordt ecologisch bijna sluitend, legt Boersema uit.

Om te beginnen waren de Jubaea-palmen op Paaseiland kwetsbaar. Het eiland ligt op de 27ste breedtegraad, dat is de grens van het verspreidingsgebied van de palmen. Ze groeien traag, in veertig jaar worden ze volwassen. Maar de grootste boosdoener is Polynesische rat (Rattus exulans), waarvan vaststaat dat de Polynesische kolonisten ’m hebben meegebracht. ’Ratten hebben de regeneratie van het bos verhinderd, dat uiteindelijk van ouderdom gestorven is. De Jubaea-palm kan drie- à vierhonderd jaar worden, dat klopt dus goed met de tijd tussen introductie van de rat en ontbossing. Onderzoek op Hawaii heeft laten zien dat ratten door het opeten of beschadigen van zaden en het aanvreten van jonge aanwas het bos heel moeilijk kunnen maken. Op Paaseiland zijn veel aangeknaagde zaden aangetroffen. Bovendien kunnen ze zich zonder natuurlijke vijanden snel uitbreiden. Uitgaande van bescheiden dichtheden, zouden op het eiland binnen een paar jaar meer dan een miljoen ratten kunnen leven.

Het einde van het bos, rond 1500, valt samen met een verschraling van het dieet. Zeevis verdwijnt, vermoedelijk omdat de Paaseilanders bij gebrek aan hout geen kano’s meer hadden om mee te vissen. Minder neerslag en bodemerosie bemoeilijken landbouw, maar maken het bij lange na niet onmogelijk. Het uithakken, transporteren en oprichten van de immense Moai stagneert.

Weldoorvoed

Maar hongersnood – een van de belangrijkste collapse-ingrediënten – is bij deze overgang niet aan de orde. Roggeveen beschrijft in 1722 weldoorvoede bewoners en hij ruilt meegebracht linnen tegen kippen en bananen. De Spaanse, Engelse en Franse expedities die het eiland tussen 1770 en 1786 aandoen, noteren aardappelen, suikerriet en andere eetbare gewassen. De Fransen inspecteren de tuinen en concluderen dat je met weinig arbeidsuren al voldoende voedsel kunt produceren. In het algemeen spreken ze lovende woorden over de montere, gezonde Paaseilanders – wapens worden niet of in zeer kleine aantallen opgemerkt

Voor de duidelijkheid, Europeanen bezoeken het eiland ruimschoots na de vermeende collapse, die tussen 1500 en 1600 plaatsgevonden zou moeten hebben. De Europeanen zijn getuige van de Moai-cultuur die op haar retour is. Latere onderzoekers ontdekken dat de beeldencultuur begin achttiende eeuw gaandeweg vervangen is door de ‘vogelcultuur’, die lang niet zo complex en rijk is als de Moai-cultuur. Maar de Paaseilanders leven nog steeds een goed leven, in hun basisbehoeften is voorzien.

Pas in de negentiende eeuw gaat het echt bergafwaarts. Verslagen uit die tijd rapporteren steeds meer omgetrokken Moai, kennelijk is er sprake van politieke of maatschappelijke onrust. Waarom de beelden precies worden neergehaald is onbekend. Het dramatische omtrekken van de beelden vindt opvallend genoeg dus pas plaats ná de collapse. Paaseiland vindt z’n definitieve culturele einde in 1862 als Peruaanse slavenhandelaren praktisch de hele mannelijke bevolking afvoeren om te werken in guano-mijnen. Als die na internationaal protest terugkeren introduceren ze allerlei ziektes. Massale sterfte is het gevolg en rond 1870 telt men nog slechts 111 Paaseilanders. De nieuwe cultuur die ontstaat als de slavenarbeiders langzaam terugkeren heeft weinig meer te maken met het ‘orginele’ Paaseiland. In de orale geschiedenis die gecreëerd wordt door terugkerende bewoners ontstaan mythen over kannibalisme en een burgeroorlog tussen langoren en kortoren.

Taboe

Maar orale geschiedenis is notoir onbetrouwbaar, waarschuwt Terry Hunt van de universiteit van Hawaii. Net als Boersema heeft Hunt stevige kritiek op het gangbare Paaseilandverhaal. Hij zet de laatste inzichten op een rijtje in zijn artikel ‘Rethinking Easter Island’s ecological catastrophe’, begin dit jaar gepubliceerd in het Journal of Archaeological Science. Hij schrijft: ‘Contrary to the now popular narratives, prehistoric deforestation did not cause population collapse, nor was it associated with it. Such an argument can be based only on facile assumptions and an uncritical faith in contradictory accounts from the island’s oral histories.’

‘Antropologisch valt heel weinig te zeggen voor kannibalisme veroorzaakt door extreme honger’, beaamt Boersema. ‘Het is een heel zwaar taboe dat alleen in rituele context geschonden wordt. Het is ook geen remedie tegen overbevolking, zoals het wel eens gepresenteerd is. Hetzelfde geldt voor een burgeroorlog, die zal wel leiden tot een bevolkingsdip, maar als de hulpbronnen hetzelfde blijven, groeit de bevolking daarna weer gewoon verder.’

Boersema heeft een subtielere verklaring voor de afname van de bevolkingsgroei. Om te beginnen hebben op Paaseiland nooit tien- tot vijftienduizend mensen geleefd, stelt hij. Maximaal zo’n vierduizend, maar waarschijnlijk minder. ‘Ik denk dat door het verdwijnen van het bos en de producten ervan de cultuur en daarmee de menselijke reproductie is veranderd. Tijdens de vogelcultuur kregen Paaseilanders minder kinderen dan tijdens de Moai-cultuur. Ik denk dat de bevolkingsgroei is afgenomen van één à anderhalf procent naar nul tot een half procent. Daarmee kun je de initiële exponentiële groei van de eerste tientallen kolonisten naar twee à drieduizend Paaseilanders verklaren, terwijl de groei daarna afvlakt waardoor de populatie stabiliseert op ongeveer 2.500. Geen collapse dus, maar een geleidelijke afvlakking.’

Antropologen vinden steeds meer bewijs voor geboorteregulatie in pre-moderne samenlevingen, vertelt Boersema. Een drastische methode is bijvoorbeeld infanticide, maar andere methoden zijn ook beschreven. ‘Wie wanneer met wie trouwt, bijvoorbeeld, en later zelfs seksuele onthouding. Culturen hebben een groot vermogen zich aan te passen bij veranderende omstandigheden.’

Boodschap

Zoals blijkt uit de publicatie van Terry Hunt is het revisionistische beeld van Paaseiland voor kenners geen nieuws. Maar het populaire beeld van overshoot and collapse is behoorlijk verankerd in ons denken. Waarom spreekt het zo tot de verbeelding? ‘Kennelijk zijn we psychologisch ontvankelijk voor dit type boodschap’, zegt Boersema. ‘Bovendien overdrijven mensen die ons willen waarschuwen vaak een beetje. Na het Club van Rome-rapport ’Grenzen aan de groei’ in 1972 vonden ideeën over overexploitatie en instorting gretig aftrek. Historisch ‘bewijs’ is dan zeer welkom, vandaar dat mensen in de geschiedenis overal collapses zijn gaan zoeken.’

Boersema haalt uit de geschiedenis van Paaseiland wel een boodschap, al ligt die misschien niet voor de hand. ‘Toen ik me ging verdiepen in de geschiedenis van Paaseiland was mijn eerste schok dat de bevolking, zoals beschreven in de scheepsjournaals van de achttiende eeuw, heel positief en enthousiast was. Het was er geen ellendig zootje zoals je zou verwachten na een collapse.’

‘Voor mij is de les van Paaseiland dan ook dat overexploitatie heel ver kan gaan, terwijl een samenleving nog steeds in een redelijke toestand eindigt. Flora en fauna en het landschap van Nederland gaan per saldo al honderd, honderdvijftig jaar sterk achteruit. Maar niemand ervaart het als een collapse en mensen zijn nog behoorlijk gelukkig. Voor de meeste mensen maakt het gewoon niet zoveel uit hoe het met de biodiversiteit gesteld is. Dat vind ik een beangstigende gedachte.’

Dit artikel is een publicatie van Bionieuws.
© Bionieuws, alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 22 mei 2008
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.