“Veel oude mensen en ook artsen zeggen: ‘ach, het hoort bij de leeftijd.’ In mijn visie is dat niet zo”, zegt geriater dr. Gerbrand Izaks. "Lang heb ik geworsteld met de vraag of er zoiets als normale veroudering bestaat. In de populatie van de Leidse 85-plus Studie blijkt dat niet het geval te zijn. Deze populatie bestaat uit mensen van 85 jaar of ouder uit de algemene bevolking. Zij verouderen doordat zij ziekten of voorlopers van mogelijke ziekten ontwikkelen. Dit kunnen cardiovasculaire aandoeningen zijn maar ook te lage scores op geheugentesten of beginnende bloedarmoede.
Dat is allemaal niet normaal en als arts moet je kijken of daar een behandeling voor te beginnen is, als de patiënt dat tenminste nog wil, wat op die leeftijd niet altijd het geval is. Maar je moet de patiënt en jezelf in ieder geval niet in slaap sussen met de opmerking dat de afwijkende waarde wel bij de hoge leeftijd zal passen."
Lichte bloedarmoede
Bij de cardiovasculaire aandoeningen noemt Izaks een te lage en een te hoge bloeddruk. Beide zijn niet goed en zijn symptomen van een ziekte. Een tijdlang is gedacht dat een lage bloeddruk bij oude mensen een hogere sterftekans zou geven ten opzichte van een hoge bloeddruk. Dit was voor artsen vaak een reden om bij oude mensen terughoudend te zijn met de behandeling van hypertensie. Na een uitvoerige statistische analyse waarbij met alle andere aanwezige ziekten rekening is gehouden, blijkt echter dat de lage bloeddruk een symptoom is van een slechte lichamelijke conditie. Na correctie voor deze slechte lichamelijke conditie is er geen verband meer tussen lage bloeddruk en sterfte. Net als bij jongere personen is er wel een verband tussen hoge bloeddruk en sterfte. Volgens Izaks betekent dit dat een hoge bloeddruk ook bij oude mensen goed behandeld moet worden. Deze bevinding is in overeenstemming met de resultaten van grote interventiestudies die aantoonden dat de behandeling van hoge bloeddruk bij oude mensen onder meer tot minder beroertes leidt.
Een andere risicofactor waarnaar Izaks als promovendus onderzoek heeft gedaan is bloedarmoede. Van bloedarmoede spreekt men als het gehalte hemoglobine in het bloed lager is dan 7,5 (vrouwen) of 8,0 (mannen) millimol per liter. Dit zijn waarden die de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) al dertig jaar geleden vastgesteld heeft. Izaks: “De sterfte onder de deelnemers aan de 85-plus Studie was tijdens de follow-up periode gecorreleerd aan het hemoglobinegehalte. Hoe lager het hemoglobinegehalte, hoe hoger de sterfte. Dat hadden we wel verwacht, maar tot onze verbazing zagen we al een toename van de sterfte bij personen die een hemoglobinegehalte hadden dat net onder de ondergrens van de WHO lag. Die ondergrens geldt dus ook voor oude mensen en een lagere waarde is niet normaal. Vind je zo’n waarde, dan moet je als arts uitzoeken waardoor dat komt en of het te behandelen is.”
Alleen best is genoeg
“Het zelfde geldt voor geheugentesten. Op de test die wij gebruikten, kun je tussen de 0 en 30 punten scoren. Een score van 0 is heel slecht, een score van 30 is goed. Gewoonlijk wordt er bij zo’n test een afkappunt gebruikt, in dit geval 24 punten. Dat betekent dat bij een score van 23 punten of lager de kans op een dementiesyndroom zeer groot is. Een score tussen de 24 en 30 punten wordt als normaal beschouwd. We vonden echter al een toename van de sterfte bij mensen die “wel” 28 of 29 punten scoorden. Zo’n waarde die onder de 30 punten ligt wegwuiven op basis van de leeftijd, is dus niet juist. Alleen 30 punten is normaal en goed. Met personen die lager scoren is iets aan de hand. Bij hen is er meestal nog geen sprake van dementie, maar het risico is wel verhoogd. Als zo iemand bij je op de poli komt, kun je daar rekening mee houden en ook als huisarts moet je bedacht zijn op verdere achteruitgang en tijdig doorverwijzen. Aan de onderliggende oorzaak is meestal weinig te doen, maar bij de planning van zorg kun je er voordeel bij hebben."
Weinig witte bloedcellen
Izaks gaat in zijn proefschrift ook in op de mogelijke oorzaken van veroudering en de daarmee op de steeds hoger worden kans toch eens te sterven. Izaks: “Van oudsher bestaat er bij de sectie Gerontologie en Geriatrie van de afdeling Algemene Interne Geneeskunde van het LUMC belangstelling voor het immuunsysteem bij veroudering. In de jaren tachtig is door onderzoekers in Baltimore al eens beschreven dat oude mannen met een laag aantal witte bloedcellen sneller doodgaan. Dat klinkt logisch omdat deze witte bloedcellen onderdeel van het immuunsysteem zijn en naar we veronderstellen bescherming bieden tegen infecties en kanker. In de 85-plus Studie konden we dit ook nagaan. Het voordeel was dat we een grotere onderzoeksgroep hadden die zowel uit mannen als uit vrouwen bestond en dat we ook de beschikking hadden over de doodsoorzaken. Bovendien zijn de statische methoden verbeterd. Ook wij vonden dat een laag aantal witte bloedcellen gepaard ging met hogere sterfte. Tegen de verwachting in zagen we echter geen verband met ziekten.”
Uitgeputte cellen
“Als we de deelnemers heel streng selecteerden op gezondheidstoestand bestond het verband tussen het aantal witte bloedcellen en de sterfte nog steeds. Maar de personen met een laag aantal witte bloedcellen gingen niet vaker dood aan een infectieziekte of kanker. Wat zou dan de oorzaak van het verband kunnen zijn? Wij speculeren dat dit de zogenaamde replicatieve ouderdom is. Replicative senescence, in het Engels. Replicatie verwijst naar de celdeling. Het begrip replicatieve ouderdom houdt in dat lichaamscellen maar een beperkt aantal keren delen. Waarschijnlijk een keer of vijftig. Daarna raken de cellen uitgeput. Als de witte bloedcellen uitgeput raken, daalt hun aantal. Het zou logisch zijn als dit niet alleen voor de witte bloedcellen geldt maar ook voor andere lichaamscellen. In dat geval gaat ook de functie van allerlei andere organen achteruit. Het aantal witte bloedlichaampjes is dan een soort maat voor de resterende vitaliteit van ons lichaam op hoge leeftijd. Op dit moment ontbreken voor onze theorie nog de harde bewijzen, maar we hopen dat we die in de toekomst nog vinden.”
Voorlopig hebben de nu ongeveer 80 klinisch geriaters in Nederland en andere medisch specialisten nog stof te over voor theorieën rond de oorzaken van het – nog altijd onafwendbare – einde van ons leven. Of je tijdig laten invriezen voor een paar eeuwen uitzicht biedt op het eeuwige leven is met zo’n theorie over de eindigheid van het aantal celdelingen natuurlijk ook maar de vraag.