Je leest:

Opvoeden in een nieuw land

Opvoeden in een nieuw land

Auteurs: en | 18 mei 2006
Veel vluchtelingenouders zijn onzeker over de opvoeding van hun kinderen. Deze onzekerheid komt voort uit onbekendheid met opvoedpraktijken in Nederland. Ook de vluchtgeschiedenis, de lange asielprocedure en sociaal-economische problemen zijn hier debet aan. Onderzoekers Marjan de Gruijter en Jodi Mak bespreken de problemen die veel vluchtelingenouders ondervinden in hun zoektocht naar een nieuwe opvoedingsstijl en doen beleidsaanbevelingen.

Over opvoeding in vluchtelingengezinnen in Nederland is nog weinig bekend. Dit was voor het Verwey-Jonker Instituut in 2003 aanleiding om een onderzoek te starten naar de positie van vluchtelingengezinnen afkomstig uit Iran, Irak, Afghanistan en Somalië. Speciale aandacht ging daarbij uit naar de moeders, omdat zij veelal eerstverantwoordelijk zijn voor het reilen en zeilen van het gezin en de opvoeding van de kinderen. De vier herkomstlanden zijn gekozen omdat relatief grote aantallen van hun onderdanen naar Nederland zijn gevlucht: in Nederland wonen ruim 130.000 Irakezen, Iraniërs, Somaliërs en Afghanen.

In 2004 zijn 80 moeders uitgebreid geïnterviewd, meestal in de eigen taal, door onderzoeksassistenten afkomstig uit de herkomstlanden van de moeders. In de interviews werd een breed scala aan onderwerpen aangesneden. De focus lag daarbij telkens op de opvoeding en de vraag wat deze gezinnen nodig hebben om volwaardig aan de Nederlandse samenleving te kunnen meedoen. Daarbij zijn nogal wat obstakels te overwinnen.

Leefsituatie

De geïnterviewde moeders verblijven gemiddeld tien jaar in Nederland. Zij zijn samen met partner (en kinderen) of in het kader van gezinshereniging naar Nederland gekomen. Een kwart van de moeders is hoofd van een eenoudergezin, driekwart leeft in traditioneel gezinsverband. De helft van de moeders die wij hebben geïnterviewd is hoogopgeleid. Dit geldt overigens niet voor de Somalische moeders, waarvan tweederde laagopgeleid is. Ondanks hun relatief hoge opleidingsniveau verrichten veel moeders en partners in het onderzoek geen betaalde arbeid. Van de tachtig moeders hebben er dertig een betaalde of vrijwillige baan. Ook hun partners zijn relatief vaak werkloos. Deze hoge werkloosheid leidt ertoe dat nogal wat gezinnen gebukt gaan onder geldzorgen. Dit geldt vooral voor eenoudergezinnen, maar een groot kindertal in tweeoudergezinnen zorgt ook voor geldzorgen.

Irakese moeder en kind. (Foto: Kyrian V. Adams)

Het vluchten uit het land van herkomst en het doormaken van een asielprocedure zijn zaken die vluchtelingengezinnen onderscheiden van andere nieuwkomers. Dat dit vluchtelingverleden vaak een grote impact heeft op het heden is de laatste jaren in diverse onderzoeken belicht. Ook in ons onderzoek noemt driekwart van de moeders – vaak ernstige – (psychosomatische) problemen die verband houden met het vluchtverleden, zoals gevoelens van depressie, angst, eenzaamheid en vermoeidheid. Deze klachten zijn overigens meestal niet gediagnosticeerd en in veel gevallen ontvangen de moeders geen formele hulp.

Opvallend is dat de helft van de moeders die klachten heeft van mening is dat deze geen invloed hebben op de opvoeding van de kinderen. Deze moeders doen hun best om hun klachten voor hun kinderen te verbergen, en vaak ook voor de partner, ‘die genoeg heeft aan z’n eigen sores.’

Een kwart van de geïnterviewde moeders noemt bovendien sociale problemen die samenhangen met de ontvangst in de Nederlandse samenleving. Negatieve beeldvorming, vooroordelen en discriminatie vormen belangrijke problemen in het leven van deze gezinnen, maar ook het statusverlies dat gezinsleden door de vestiging in Nederland hebben ondervonden. Al met al kan worden geconcludeerd dat de leefsituatie van de gezinnen relatief veel elementen bevat die het welzijn van de gezinnen negatief kunnen beïnvloeden.

Opvoeden in een nieuw land

Naast een lastige leefsituatie hebben veel van de geïnterviewde moeders te maken met problemen bij het opvoeden van hun kinderen. Zo zijn zij doorgaans ‘van huis uit’ niet gewend aan de opvoedingsstijl van overleggen, communiceren en onderhandelen, die veel ouders in Nederland hanteren: “Vroeger bij ons was het anders. We moesten van onze ouders niet zeuren en geduld hebben, maar waarom…dat wisten we nooit. Er werd ons nooit duidelijk gemaakt waarom en nooit een sterk of een duidelijk argument gegeven”, aldus een Irakese vluchtelingenmoeder van drie kinderen.

In veel vluchtelingengezinnen wordt de verhouding tussen ouders en kinderen minder hiërarchisch. Lastig, omdat de meeste moeders zelf niet zo zijn opgevoed. (Foto: Kyrian V. Adams)

Maar ook in vluchtelingengezinnen wint de autoritatieve opvoedingsstijl aan belang. Veel van de vluchtelingenmoeders maken in toenemende mate gebruik van redeneren en uitleg geven om het gedrag van hun kinderen te reguleren. Ook zien steeds meer ouders praten als middel om hun kind meer persoonlijk te steunen en hen tot zelfstandige meningsvorming te stimuleren. Met name in Iranese en Irakese gezinnen is de verhouding tussen ouders en kinderen minder hiërarchisch aan het worden en is de autoritatieve opvoedingsstijl de autoritaire manier van opvoeden aan het vervangen. Bij de Somalische en Afghaanse gezinnen verloopt dit proces trager. Niettemin is een stapsgewijze verandering van autoritair naar autoritatief opvoeden in alle onderzochte groepen waar te nemen.

Deze verandering gaat gepaard met een grote opvoedingsonzekerheid. De noodzaak van praten, overleggen en onderhandelen met de kinderen wordt door veel ouders wel ingezien, maar de wijze waarop en het bepalen van grenzen levert hen veel hoofdbrekens op. Zo zegt een Iranese vluchtelingenmoeder van twee kinderen: “Voor een kind is alles nieuw. Een soort experimenteerperiode: hoe ver kun je gaan, hoe ver heb je begrip? Hoeveel ruimte geef je? Dat weet ik soms niet, soms veel, soms weinig. Mijn puberteit was heel anders dan die van mijn kinderen. Ik vind het moeilijk.”

Het bepalen van grenzen levert veel hoofdbrekens op, vooral als de kinderen in de puberteit komen. Er ontstaan meningsverschillen en conflicten, en over taboeonderwerpen als seks praten is moeilijk. “Soms ben ik gewoon gedwongen ja tegen hen te zeggen, omdat ze iets willen en als ik nee zeg, doen ze het toch wel.”

Met name als de kinderen in de puberteit belanden wordt het lastig gevonden om met hen over bepaalde onderwerpen te praten, vooral daar waar het taboeonderwerpen als seksuele voorlichting betreft. Er ontstaan in deze periode ook steeds meer meningsverschillen en conflicten. De meeste moeders worden onzeker van hun mondige kinderen en weten niet goed hoe ze hen wat meer ruimte kunnen geven zonder hun gezag te verliezen. Een gescheiden Somalische moeder van drie kinderen verzucht: “Soms ben ik gewoon gedwongen ja tegen hen te zeggen, omdat ze iets willen en als ik nee zeg, doen ze het toch wel. Bijvoorbeeld mijn zoon vraagt elke keer of ik een videofilm voor hem wil gaan huren en ik zeg soms mee, maar heel vaak doe ik het weer wel. Want als ik het niet doe, denk ik dat hij kwaad wordt en wegloopt of op straat gaat hangen en juist daar slechte dingen gaat doen.”

Deze moeders voelen een grote kloof tussen de wereld van hun kind, die zich voor een substantieel deel buiten de deur afspeelt, en hun eigen wereld, waarin ‘de Nederlandse manier van doen’ veel minder vanzelfsprekend binnensijpelt, zeker als de ouders geen werk of contacten hebben. De moeders die met dergelijke problemen kampen zoeken veelal geen steun omdat zij onbekend zijn met de beschikbare opvoedingsondersteuning, of omdat zij er wantrouwend tegenover staan.

Veel moeders staan wantrouwend tegenover opvoedingsondersteuning of zijn er niet mee bekend. “Weet je, er zijn zeker mensen die je goed kunnen helpen, maar hoe weet je dat je die goede personen tegenkomt?”

Zo zegt een gescheiden Iranese moeder van twee kinderen: “Weet je, er zijn zeker mensen die je goed kunnen helpen, maar hoe weet je dat je die goede personen tegenkomt? Daarom ga ik niet die kant op. Het lijkt op schieten in het donker, als je de juiste niet tegenkomt, dan wordt het zelf echt een probleem.”.

De school als baken

Er is een instantie waartoe de vluchtelingenouders in ons onderzoek zich wel massaal richten: de school. Buiten het informele netwerk wordt de school gezien als de belangrijkste ondersteuner bij de opvoeding. De verwachtingen zijn dan ook hooggespannen. Zo verwachten de moeders van leerkrachten niet alleen dat zij hun kinderen stimuleren tot goede prestaties, maar ook dat zij zich actief bezighouden met hun morele opvoeding en inburgering in de maatschappij.

In de praktijk worden deze ouders hierin vaak teleurgesteld. Een Iranese moeder van twee kinderen vergelijkt de school van haar kinderen met die in haar land van herkomst: “In Iran kon je met vragen over de opvoeding bij de school terecht voor advies. Hier kan dat niet. Zelfs als je dat kunt doen, liggen de culturele uitgangspunten ver van elkaar. Buitenschoolse activiteiten zijn alleen om kinderen bezig te houden en niet om hen beter met de maatschappij en normen en waarden in aanraking te brengen.”

Voor veel vluchtelingenouders is de school de enige formele instantie waar ze aankloppen voor hulp bij de opvoeding. “In Iran kon je met vragen over de opvoeding bij de school terecht voor advies. Hier kan dat niet.”

Overigens hebben niet alle moeder slechte ervaringen op school. De leerkrachten zijn een baken in het vaak nog onbekende Nederland en met sommige leerkrachten wordt gaandeweg een goede verstandhouding opgebouwd, waarin ruimte is voor empathie en steun. Zo vertelt een Irakese moeder over haar zoon: “Hij was constant bang voor alles. Hij was bang voor mannen in uniform, voor vuurwerk, en voor andere dingen. Daarom ging ik met zijn docenten op school praten. Ze hadden er veel begrip voor en ze hebben me ook geholpen. Ik wou hem terugbrengen naar Irak om hem te laten zien dat er nu veel veranderd is. Met de docenten heb ik hierover gesproken en zij zeiden dat dit een goed idee was. Ze hebben er met mijn zoon over gesproken en hem gezegd dat het daar nu leuk is, en dat hij moet teruggaan en een cadeautje voor de docenten moet meenemen als grapje”.

Zoals gezegd is de school vaak de enige formele instantie waarop ouders een beroep doen als zij vragen of problemen hebben. Deze vragen en problemen overstijgen soms de opvoeding van de kinderen; leerkrachten krijgen ook te maken met vragen over sociale voorzieningen en gezondheidszorg. De afhankelijkheid van ouders van de school is hierdoor vaak groot. Het is dan ook niet verwonderlijk dat scholen er niet in slagen om aan alle verwachtingen van de ouders te voldoen. Deze gebrekkige afstemming tussen ouders en leerkrachten manifesteert zich het meest in klachten van ouders over een laag schooladvies, het uitblijven van hulp bij (leer)problemen en onvoldoende aandacht van de leerkracht voor specifieke kwaliteiten of kenmerken van het kind. Deze klachten zijn overigens niet voorbehouden aan vluchtelingenouders: Ook andere ouders en leerkrachten breken zich vaak het hoofd over de vraag wat van de school verwacht kan worden en wat tot andere domeinen gerekend moet worden.

Wat kan van de school verwacht worden als het gaat om opvoeding? Die vraag is niet alleen voorbehouden aan vluchtelingenouders: ook andere ouders en leerkrachten vragen zich af welke opvoedingstaken tot het domein van de school horen.

Conclusies

Vluchtelingengezinnen zijn nieuwkomers in de Nederlandse samenleving. De omstandigheden waarin zij naar Nederland kwamen en de asielperiode in Nederland onderscheidt hen van andere recent gearriveerde allochtonen. Vluchtelingengezinnen blijken problemen en vragen te hebben over de opvoeding van hun kinderen. Niettemin beschikken veel vluchtelingengezinnen zelf over ‘kapitaal’ dat kan worden ingezet om een plaats in de Nederlandse samenleving te verwerven. De meeste vluchtelingenouders zijn dankbaar en opgelucht dat zij zich kunnen vestigen in een veilig land en zijn daardoor zeer gemotiveerd om zich het leven in Nederland eigen te maken. Hun leefsituatie werpt daarbij barrières op; veel vluchtelingenouders zijn ongewild werkloos, hoewel zij wel over een opleiding en werkervaring beschikken. Behalve geldzorgen, brengt werkloosheid een zeker isolement en gebrek aan steunbronnen met zich mee. Een snellere asielprocedure en adequate inburgering kunnen hierbij soelaas bieden.

Als het gaat om de opvoeding van kinderen die in Nederland zijn geboren of het grootste deel van hun leven in Nederland hebben doorgebracht, is bij vluchtelingenouders een beweging zichtbaar richting een meer autoritatieve opvoedingsstijl, waarin overleggen, onderhandelen en redeneren de overhand krijgen boven beheersen en voorschrijven. De Iranese en Irakese moeders lopen hierbij voorop.

Een minder hiërarchische opvoedingsstijl brengt veel onzekerheid met zich mee voor de vluchtelingenouders. Hierbij leunen ze (te) zwaar op de school. Daarom is het van belang om verwachtingen van ouders en school beter af te stemmen en de scholen beter de informeren over de achtergrond van vluchtelingen en de mogelijkheid om door te verwijzen naar andere instanties.

Deze ‘nieuwe’ opvoedingsstijl brengt voor opvoeders veel onzekerheid met zich mee, die zich vooral manifesteert in vragen en problemen rondom het communiceren met (puber)kinderen. Veel vluchtelingenouders leunen hierbij (te) zwaar op de school als hun enige bron van steun en informatie. Het is daarom van groot belang om de verwachtingen van ouders, school en leerkrachten beter op elkaar af te stemmen. Maar zoals opgemerkt bestaat deze afstemmingsproblematiek breder dan alleen in vluchtelingenkringen. Dit biedt de school mogelijkheden om in breed verband met ouders en andere betrokken organisaties te kijken naar de taakverdeling in het klaarstomen van kinderen tot goed toegeruste burgers. Daarbij is het van belang dat scholen en leerkrachten beter geïnformeerd worden over de achtergrond van vluchtelingen. Ook hun deskundigheid in het verwijzen naar andere (hulpverlenings)instanties moet worden vergroot.

Vluchtelingenouders geven aan soms wel een steuntje in de rug te kunnen gebruiken. Het kunnen (blijven) communiceren met een kind dat sneller dan jij onderdeel wordt van de Nederlandse samenleving vergt reflectie, geduld, ondersteuning en informatie. Opvoedingsondersteuning voor nieuwkomers, lotgenotencontact en een laagdrempelig aanbod van informatie over Nederlandse voorzieningen en regels kunnen hierbij behulpzaam zijn.

1. Het onderzoek is gefinancierd door het Europees Vluchtelingenfonds, Stichting Kinderpostzegels Nederland en Fonds 1818. 2. Zie bijvoorbeeld Grotenhuis, R. (2003). Van pionieren tot verankeren: Tien jaar gezondheidszorg voor vluchtelingen. Utrecht: Pharos.

Trees Pels, Marjan de Gruijter (red.) (2005). Vluchtelingengezinnen: opvoeding en integratie. Opvoeding en ondersteuning in gezinnen uit Iran, Irak, Somalië en Afghanistan in Nederland. Assen: Van Gorcum. ISBN 90 232 4152 5. 216 pagina’s. € 27,50.

Drs. Marjan de Gruijter en Drs. Jodi Mak zijn onderzoekers bij het Verwey-Jonker Instituut.

Dit artikel is een publicatie van Pedagogiek in Praktijk (PiP).
© Pedagogiek in Praktijk (PiP), alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 18 mei 2006
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.