Je leest:

Opinie-onderzoek kan beter

Opinie-onderzoek kan beter

Auteur: | 26 maart 2007

Traditioneel opinie-onderzoek schept een ongenuanceerd beeld van de mening van Nederlanders over Moslims. Dit blijkt uit onderzoek van Christine Carabain. Donderdag promoveert zij aan de Vrije Universiteit van Amsterdam op haar proefschrift naar de methoden van opinie-onderzoek.

Carabain onderzocht welke meningen driehonderd Nederlanders erop nahouden over allochtonen, moslims en Marokkaanse jongeren. Het ging haar daarbij vooral om de methode van onderzoek. Ze vroeg zich af hoe je kunt meten wat iemand van bijvoorbeeld een allochtoon vindt.

In traditioneel opinie-onderzoek wordt er vanuit gegaan dat mensen een eenduidige betekenis toekennen aan begrippen als ‘moslim’ of ‘allochtoon’. Dit blijkt niet het geval.

De allochtoon bestaat niet

Haar onderzoek laat zien dat er nogal wat af te dingen valt op traditioneel opinie-onderzoek. Het grootste probleem met dit onderzoek is dat er vanuit gegaan wordt dat iedereen een duidelijk beeld heeft van wat ‘een moslim’, ‘een allochtoon’ of ‘een Marokkaanse jongere’ is en dat die beelden voor iedereen hetzelfde zijn. Dit blijkt lang niet altijd het geval te zijn. Als het gaat om ‘moeders’ of ‘zonen’ dan kun je er wel vanuit gaan dat mensen een eenduidige betekenis toekennen aan het begrip en dat die betekenissen voor verschillende mensen dezelfde zijn. Maar als het gaat om moslims of allochtonen zijn die betekenissen helemaal niet zo eenduidig.

Wanneer mensen bijvoorbeeld vragen voorgelegd krijgen over allochtonen blijkt dat sommigen bij een vraag over religie denken aan moslims, bij een vraag over aanpassen aan Aziaten en bij een vraag over bedreigd voelen aan Marokkaanse jongeren.

Bij de vragen over moslims zie je goed hoe traditioneel onderzoek een verkeerd beeld kan geven van de werkelijkheid. Veel mensen komen bij vragen over hun mening over moslims in het midden uit. Volgens traditioneel onderzoek zou dit betekenen dat deze mensen een neutraal beeld hebben van moslims. Uit het onderzoek van Carabain blijkt dat mensen in het midden terecht komen met hun antwoorden omdat ze onder moslims twee verschillende groepen verstaan, namelijk gematigde en fundamentalistische moslims. Als ze een vraag moeten beantwoorden over moslims, kiezen ze voor de gulden middenweg wanneer ze bijvoorbeeld een positieve mening hebben over gematigde moslims en een negatieve mening over fundamentalistische moslims. Voor hen bestaat de categorie ‘moslims’ eigenlijk helemaal niet.

Gesloten vragen waarbij mensen in het midden terecht komen met hun antwoorden kunnen volgens Carabain een verkeerd beeld geven van de werkelijkheid.

Alleen gesloten vragen voldoen niet

Carabain constateert nog een tweede probleem met traditioneel opinie-onderzoek. Het blijkt dat ook de vragenlijsten die in traditioneel opinie-onderzoek gebruikt worden verschillend geïnterpreteerd kunnen worden. Carabain kwam hierachter door niet alleen gesloten vragen te stellen, zoals gebruikelijk, maar door ook open vragen te stellen. Op de open vraag wat verstaat u onder ‘goed aangepast’, varieerden de antwoorden van zich houden aan de Nederlandse wet tot volledige assimilatie aan de Nederlandse manier van leven. ‘Het lijkt duidelijk dat wanneer een respondent het ’volledig eens’ is met de stelling Verreweg de meeste allochtonen hebben zich goed aangepast aan de Nederlandse samenleving en deze respondent ‘goed aangepast’ interpreteert als dat allochtonen zich dienen te houden aan de Nederlandse wet, dit iets anders inhoudt dan de ‘volledig mee eens’ van een respondent die ‘goed aanpassen’ interpreteert als volledige assimilatie aan de Nederlandse samenleving’, aldus Carabain.

Het is volgens Carabain noodzakelijk om bij opinie-onderzoek naar de meningen van mensen over sociale groepen ook open vragen te gebruiken omdat je er anders niet achterkomt of mensen de vragen zo interpreteren als je ze bedoeld hebt. Met open vragen kun je er ook achter komen wat mensen verstaan onder de categorieën moslims, allochtonen en Marokkaanse jongeren.

Optimistisch

Over de houding van Nederlanders ten aanzien van moslims is Carabain redelijk optimistisch. Haar onderzoek werd uitgevoerd in de weken na de moord op Theo van Gogh. Ook in die weken, waarin de media helemaal bol stonden van verhalen over moslimextremisten, maakten mensen onderscheid tussen gematigde en fundamentalistische moslims. ‘Dit resultaat van deze studie geeft aan dat de meerderheid van de respondenten zich realiseerde dat Mohammed B. niet representatief is voor de Nederlandse Islamitische bevolking, maar alleen voor die kleine groep extremisten binnen deze bevolkingsgroep’, aldus Carabain.

Dit artikel is een publicatie van NEMO Kennislink.
© NEMO Kennislink, sommige rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 26 maart 2007
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.