In haar proefschrift stelt Van der Cruijsen theoretische inzichten met betrekking tot centrale banktransparantie op de proef. Hiertoe kijkt ze naar ontwikkelingen bij centrale banken de voorbije decennia; denk aan de Europese Centrale Bank (ECB) die de rente, inflatie en maatschappelijke geldhoeveelheid in de Eurozone aanstuurt. En jawel; openheid van zaken, bijvoorbeeld over de inflatiedoelstelling, kan leiden tot betere economische uitkomsten.
Transparante opperbanken
Openheid loont. Niet alleen in de omgang met elkaar, ook voor centrale banken – de opperbanken die de economie sturen met monetair beleid (verzamelnaam voor alle maatregelen gericht op de waarde van geld). Volgens Van der Cruijsen werkt dit beleid effectiever wanneer centrale banken inzichtelijk maken waarom ze bepaalde beslissingen nemen. Wat deftig economisch gezegd, als ze transparant zijn.
Waarom nemen de centrale bankiers bij de ECB in Frankfurt de beslissingen die ze nemen? Helder inzicht hierin heeft een gunstig effect op de economie.
In haar proefschrift geeft ze aan dat centrale bankiers al van dit theoretisch inzicht overtuigd zijn. Van der Cruijsen levert echter een belangrijke bijdrage door te laten zien dat deze transparantie ook in de praktijk een gunstig effect heeft op de economie.
De toets der praktijk doorstaan
Dit positieve transparantie-effect loopt via twee kanalen: rente en inflatie. Door een toename van de flexibiliteit en reputatie kan de centrale bank de rente op lange termijn lager stellen, wat lenen goedkoop houdt. De inflatie hangt meer samen met de doelstellingen van de centrale bank en houdt – waar te hoog – minder lang aan.
Hoewel deze ideeën op zich niet nieuw zijn, waren ze echter maar mondjesmaat met aan de werkelijkheid ontleende gegevens bevestigd. Overigens moet de transparantie ook weer niet te ver doorslaan: “Men kan door de bomen het bos niet meer zien (verwarringsargument) of gaat te veel gewicht hangen aan de onzekerheid waarmee voorspellingen zijn omgeven (onzekerheidsargument),” zo luidt de uitleg van Van der Cruijsen.
Het proefschrift van Carin van der Cruijsen