Iedereen kent het wel. Je wilt een woord zeggen, het ligt op het puntje van je tong, maar je komt er even niet op. Onderzoek uit San Diego laat zien dat zo’n tijdelijke black-out te maken heeft met hoe frequent we woorden gebruiken. De uitkomsten van dit onderzoek geven wetenschappers een beter begrip van de manier waarop taal is georganiseerd in ons brein en hoe het ons helpt om taal te onthouden.

De onderzoekers testten zowel tweetalige sprekers van gesproken taal als dove mensen die communiceren in Amerikaanse gebarentaal (American Sign Language: ASL). Gebruikers van gebarentaal komen soms ook niet op een gebaar. Net als sprekers van gesproken taal hebben ze hier gemiddeld een keer in de week last van. En net zoals sprekers van gesproken taal vaak wel de eerste letter van het woord weten, weten gebarentaalsprekers vaak het eerste deel van het gebaar.
Blokkering
De Amerikaanse taalwetenschapper Karen Emmorey – tevens directeur van het Laboratory for Language & Cognitive Neuroscience van San Diego State University- wilde weten hoe het komt dat mensen soms alleen op het begin van een woord of gebaar kunnen komen. Een veelgehoorde theorie is dat wanneer je aan een bepaald woord probeert te denken, er een ander gelijkklinkend woord naar boven komt in het brein. Dit woord blokkeert als het ware de toegang tot het woord dat je eigenlijk zoekt. Taalkundigen gebruiken voor dit mechanisme ook wel het woord ‘fonologische blokkering’. Om deze theorie te testen, onderzochten Emmorey en haar collega’s tweetalige sprekers en mensen die zowel Engels spraken als de gebarentaal ASL.

Eerder onderzoek toonde al aan dat tweetaligen vaker een woord op het puntje van hun tong hebben liggen dan eentaligen. Sommige deskundigen menen dat dit komt doordat mensen met twee talen twee keer zoveel woorden in hun hoofd hebben die als fonologische blokkeerder kunnen optreden. Als deze theorie zou kloppen, zou hij niet op moeten gaan voor mensen die én gesproken Engels én ASL spreken. Immers: gebaren en woorden ‘klinken’ niet hetzelfde en zouden elkaar dus niet in de weg moeten zitten.
Frequentie
Toch bleken de resultaten anders: de tweetaligen die gesproken Engels en ASL spraken, hadden net zoveel “puntje van de tong”-ervaringen als de Engels-Spaanse tweetaligen. Fonologische blokkering kan dus niet de (enige) oorzaak zijn. Volgens Emmorey is de verklaring te vinden in de frequentie van deze woorden: woorden die we weinig gebruiken, zijn voor het brein minder snel toegankelijk. Dit verklaart meteen waarom het geheugen tweetalige sprekers vaker in de steek laat. Doordat ze twee talen spreken, gebruiken ze alle woorden per definitie minder vaak dan eentaligen. Tweetaligen die beide talen in de helft van de situaties gebruiken, gebruiken elk woord dus twee keer zo weinig als eentaligen. Verder onderzoek moet uitwijzen of frequentie de allesomvattende verklaring is voor “puntje van de tong”-ervaringen. Dit onderzoek werpt in ieder geval een heel nieuw licht op de … zaak.
Bron:
J. E. Pyers, T. H. Gollan, K. Emmorey: Bimodal bilinguals reveal the source of tip-of-the-tongue states. In: Cognition 112 (2009), 323-329. Download pdf-versie
Lees verder over gebarentaal:
Kennismaking met Nederlandse gebarentaal Vijf voor twaalf voor gebarentaal Dossier Doof
Lees verder tweetaligheid:
De ontbrekende schakel in het taalverwervingsdebat Het voordeel van tweetaligheid Dossier Tweede taal