Je leest:

Ook doorgewinterde criminelen kunnen veranderen

Ook doorgewinterde criminelen kunnen veranderen

Auteur: | 10 januari 2006

Samen met Paul Nieuwbeerta bouwde Arjan Blokland een dataset op met gegevens over criminele loopbanen in de periode 1977-2002/3. Daarmee kan de recidive van crimineel gedrag op de lange termijn, de aard van de gepleegde delicten en het effect van bepaalde levensgebeurtenissen op de recidive worden onderzocht. De belangrijkste boodschap die uit de analyses naar voren komt, is dat er ruimte voor verandering in gedrag blijkt te zijn.

Arjan Blokland houdt zich als een van de eersten in Nederland bezig met onderzoek naar de ontwikkeling van crimineel gedrag gedurende de levensloop. Op 22 september jl. is hij aan de Universiteit Leiden gepromoveerd op zijn dissertatie Crime over the life span : Trajectories of criminal behavior in Dutch offenders. Om de complexiteit en tegelijkertijd de charme van dit soort onderzoek aan buitenstaanders duidelijk te maken, verwijst hij naar het voorbeeld van een schoolreünie of een klassenfoto. Reacties als ‘dat heb ik altijd al van hem gedacht’ of ‘dat had ik nou nooit verwacht’ naar aanleiding van wat er van iemand geworden is, liggen voor de hand.

Maar de werkelijkheid zit complexer in elkaar en de ontwikkeling van gedrag laat zich in onderzoek maar moeilijk modelleren, laat staan voorspellen. Blokland: ‘Als je langer over ontwikkeling van gedrag – op welk vlak dan ook – gaat nadenken en zeker als je het probeert te vatten in modellen, ontdek je hoe ingewikkeld dat ligt. Je bent al snel geneigd om bepaalde conclusies te trekken, maar hoe specifieker je dergelijke vragen gaat stellen, hoe complexer de ontwikkeling blijkt te zijn. Dat maakt ontwikkelingen over het leven tegelijkertijd waanzinnig interessant.’

Bloklands eigen beroepsmatige interesse voor criminaliteit lijkt toch te passen in de categorie ‘dat hadden we altijd al gedacht’. Doordat zijn vader bij de recherche werkte en daarover thuis aan tafel verhalen vertelde, werd zijn fascinatie voor criminaliteit en de rafelranden van de samenleving al vroeg gewekt. Hij besloot een loopbaan bij de politie te combineren met de studie rechten. Door een uitstapje naar psychologie werd hij voor het eerst gegrepen door het doen van onderzoek. Uiteindelijk koos hij voor een loopbaan als onderzoeker in plaats van een carrière bij de politie. ‘Toen ik psychologie en rechten deed en daarnaast nog in deeltijd bij de politie werkte, moest ik gaan kiezen. Ik merkte dat ik in de politiebus vaker aan mijn studie dacht dan andersom. Dus toen heb ik een keuze gemaakt en daar ben ik nu nog erg blij mee.’ In 2000 studeerde hij af in strafrecht en sociale psychologie.

Oude gegevens uit de la Het feit dat in Nederland nog nauwelijks onderzoek is gedaan naar de langetermijnontwikkeling van crimineel gedrag, vormde de aanleiding voor het AIO-onderzoek waarop Blokland werd aangesteld. Samen met Paul Nieuwbeerta, van huis uit socioloog en onderzoeker bij het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR), hergebruikte hij een oude steekproef uit 1983 die betrekking heeft op de recidive van veroordeelden uit 1977. De twee diepten de vergeten dataset van het WODC op uit een la en breidden de followupperiode uit tot 2002/2003, waardoor de (dikwijls gehele) criminele loopbaan van de mensen uit de steekproef over 25 jaar in kaart kon worden gebracht. Vervolgens combineerden ze deze strafrechterlijke gegevens met persoonsgegevens uit de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA).

De basis data voor het onderzoek waren nog niet elektronisch beschikbaar.

Het resultaat: een unieke dataset vol gegevens van vijfduizend personen over een lange periode. Het opbouwen van deze set beschouwt Blokland – ook in retrospect – als een ‘hels karwei’. ‘Het gaat om een tijd dat nog niks elektronisch was, dus we hebben moeten zoeken in oude boeken, kaartenbakken, papieren… Uiteindelijk hebben we toch al die strafbladen bij elkaar weten te fietsen en ligt er nu een heel mooie dataset – dat op zich vind ik al een hele prestatie.’ Daarnaast heeft deze dataset, die tot doel heeft de recidive van crimineel gedrag op de lange termijn te bestuderen evenals de aard van de gepleegde delicten en het effect van bepaalde levensgebeurtenissen op de recidive, ook mooie resultaten opgeleverd.

Ruimte voor verandering Wat de recidive betreft is gebleken dat een grote groep van de daders (63 procent) slechts een of twee keer veroordeeld wordt. Voor de groepen daarboven (36 procent) geldt over het algemeen dat zij tijdens de adolescentie een piek in crimineel gedrag vertonen, waarna de veroordelingsfrequentie afzwakt. Bij een zeer klein gedeelte van de onderzoeksgroep van een à twee procent is dit niet het geval. Deze ‘hoogfrequente persistente daders’ worden zeer vaak en bovendien tot ver in de volwassenheid veroordeeld. Anders dan je zou verwachten, blijkt dat deze kleine groep niet door gewelddadige criminaliteit, maar eerder door vermogensdelicten wordt gekarakteriseerd.

Mensen die erg vaak veroordeeld worden hebben meestal te kampen met een drugsverslaving

Bloklands onderzoek geeft sterke aanwijzingen dat achter dit persistente dadertype vaak een drugsverslaving schuil gaat. Hij stelt zich de vraag hoe je als samenleving met dit gegeven moet omgaan. ‘Amerikaanse onderzoekers vragen ons op congressen waarom mensen die zo vaak worden veroordeeld, niet voor langere tijd in de gevangenis belanden, zoals in Amerika zou gebeuren. Hier worden mensen relatief veel minder zwaar en lang gestraft, juist omdat het van die relatief eenvoudige vermogensdelicten zijn. Amerikanen vinden dat vreemd, maar je zou je ook kunnen afvragen waarom in Amerika dit type daders zo lang de gevangenis in gaat. Het lijkt immers of we hier te maken hebben met een medisch of gezondheidsprobleem – een conditie waar mensen misschien wel op een andere manier aan geholpen moeten worden dan door een langdurige gevangenisstraf. Dus wat vreemd is, hangt maar net af van welke bril je opzet.’

Het onderzoek naar de effecten van bepaalde levensomstandigheden heeft een leuke uitkomst opgeleverd: in de steekproef vermindert trouwen de kans om veroordeeld te worden met de helft! In tegenstelling tot wat statische theorieën veronderstellen, houdt dit verband ook stand wanneer rekening wordt gehouden met de mate van criminele geneigdheid. ‘Voorheen vond je weinig getrouwde mannen in de gevangenis en zat je met de vraag of trouwende mannen heel brave mannen zijn en daarom niet in de gevangenis zitten of dat ook de meer crimineel geneigde mannen een stukje rustiger worden doordat ze een vrouw hebben.’

Het positieve nieuws schuilt met name in de bevinding dat dit trouweffect ook geldt voor de groep met een vroege start in delinquentie en de daarmee vaak samenhangende lange criminele loopbaan. Deze groep die je bij voorbaat als hopeloos zou bestempelen, blijkt toch een vermogen tot verandering in zich te hebben. Het effect is weliswaar minder sterk, maar toch aanwezig.

Trouwen vermindert de kans om veroordeelt te worden met de helft. Verandering in het leven van criminelen is mogelijk.

Blokland beschouwt dit als een belangrijke uitkomst. ‘In de media is nu vooral dat trouwen naar voren gekomen, maar ik zie het trouwen het liefst als een voorbeeld van een levensomstandigheid waarvan er misschien nog veel meer te noemen zijn. De ruimte voor verandering die voor deze groep blijkbaar bestaat, lijkt mij de belangrijkste boodschap die uit de analyses naar voren komt, en één die zeker in het huidige klimaat ook gehoord mag worden.’ Met deze laatste opmerking doelt hij op de tendens om – naar Amerikaans voorbeeld – mensen steeds sneller te beschouwen als niet voor verbetering vatbaar en derhalve af te schrijven voor de maatschappij. Het accent op rehabilitatie is verschoven naar opsluiten an sich om de maatschappij te beschermen tegen toekomstige delicten. Blokland betreurt deze verandering in het strafklimaat, omdat uit analyses van zijn onderzoek blijkt dat de meeste criminele carrières afzwakken na de piek van de adolescentie. ’Je overschat het aantal delicten dat je voorkomt door ervan uit te gaan dat de ontwikkeling in crimineel gedrag constant blijft.

Daar komt bij dat je door een lang gevangenisverblijf de bindingen met de conventionele maatschappij kwijtraakt. En als criminaliteit door bepaalde levensomstandigheden kan verminderen, zou het omgekeerde ook waar kunnen zijn.’ Uit het onderzoek is echter ook gebleken dat het heel lastig is om de groepen met verschillende delictfrequenties op grond van de aanloop van hun criminele carrières van elkaar te onderscheiden. Daardoor valt moeilijk te voorspellen wie tot de kleine groep veelplegers behoort en chronisch de regels zal blijven overtreden.

Nooit echt tevreden

Blokland zit nog achter hetzelfde bureau op het NSCR als waar hij in 2000, gedetacheerd door de Universiteit Leiden, zijn promotieonderzoek begon. Hoewel hij er tegenwoordig is aangesteld als post-doc onderzoeker, verandert zijn werk ook inhoudelijk weinig. De geringe geschiedenis van Nederlands onderzoek op dit gebied en het mooie materiaal dat hij nog heeft liggen, dragen ertoe bij dat hij zich voorlopig zal blijven bezighouden met dezelfde thematiek. Dat vindt hij niet erg – wie denkt dat Blokland de behoefte heeft om na de resultaten van zijn proefschrift tevreden achterover te leunen, heeft het mis. ‘Op een gegeven moment is er een soort natuurlijk eindpunt, dan ligt er een boekje. Maar echt tevreden ben je natuurlijk nooit, want gaandeweg heb je allerlei compromissen moeten sluiten. Of je hebt een weliswaar prachtig onderzoek gedaan dat antwoorden oplevert, maar het levert ook weer zo veel vragen op. En nu dat proefschrift er ligt, voel ik me opeens weer helemaal de koning te rijk: nu ligt het weer open en kunnen nieuwe vragen aan bod komen.’

Een van de vragen die hij naar aanleiding van de resultaten van zijn promotieonderzoek nog wil onderzoeken, is waarom levensomstandigheden nu effect hebben op crimineel gedrag. ‘Waarom heeft trouwen een effect? Komt dat doordat je vaker thuis op de bank zit met je vrouw en niet meer met je vrienden in de kroeg? Komt het omdat je je relatie ziet als een investering en je je realiseert dat je die misschien kwijt bent wanneer je de bak indraait? Ik wil gaan kijken naar sociaalkapitaalachtige overwegingen: waarom heeft trouwen een effect, en scheiden, of misschien wel werk?’

Het is volgens Blokland inherent aan het lot van de onderzoeker dat de tijd die beschikbaar is voor onderzoek niet in verhouding staat tot de vragen die je zou willen beantwoorden. Hij spreekt van een continue nieuwsgierigheid die aan het vak ten grondslag ligt. ‘Sommige mensen vinden dat misschien heel vervelend, maar persoonlijk vind ik het heerlijk: dat idee dat je altijd nog zoveel meer wilt en kunt doen. Je moet er wel voor zorgen dat dit een fatsoenlijke vorm krijgt. Want onderzoeken is ook een beetje verslavend, en als je niet oppast zit je zeven dagen per week met je neus in de datasets en achter de computer omdat het allemaal zo leuk is. Er zijn ook nog andere dingen die net zo leuk of leuker zijn. Zo ben ik heel blij dat ik nu een dag minder werk om me met mijn kinderen bezig te houden. Dat is ook een goede kruisbestuiving. De ervaring die ik opdoe met onderzoek, beïnvloedt mijn kijk op mijn privéleven en omgekeerd helpen de dingen die ik in mijn eigen leven meemaak me misschien weer bij het stellen van nieuwe vragen of bij het aanwakkeren van nieuwe interesses voor onderzoek.’

Bron: Arjan Blokland – Crime over the life span : Trajectories of criminal behavior in Dutch offenders. 2005 [Geen handelsuitgave, in eigen beheer uitgegeven onder ISBN 90 – 9019879-2]

Dit artikel is een publicatie van Facta (Tijdschrift voor Maatschappijwetenschappen).
© Facta (Tijdschrift voor Maatschappijwetenschappen), alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 10 januari 2006
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.