Voor veel psychologen ligt het nog vers in het geheugen: de Bell Curve controverse. Midden jaren ’90 beweerden de schrijvers Hernstein en Murray dat zwarte mensen van nature (lees: aangeboren en onveranderlijk) minder intelligent zijn dan witte. Ze baseerden zich op hoogst twijfelachtig bewijs, en kregen van critici de stempel ‘wetenschappelijk racisme’ opgeplakt. Daarna werd het stil, althans, in de media. In de vakbladen discussiëren wetenschappers rustig door over ras en IQ.
De vier heren
Eén van die wetenschappers is de ondertussen gepensioneerde hoogleraar Richard Lynn. Het was zijn onderzoek, zijn ‘bewijs’, dat het grootste deel van het kritiek op the Bell Curve uitlokte. Hij is nog steeds een van de hoofdrolspelers aan de onfatsoenlijke kant van het debat. Een positie die hij deelt met professor John Philippe Rushton uit Canada, de Amerikaanse wetenschapper Donald Templer en onderzoeker Satoshi Kanazawa.
Hoewel hun theorieën verschillen, zijn de basisaannames hetzelfde. Als je kijkt naar het gemiddelde IQ van alle inwoners in een land – het nationale IQ – dan zie je dat er verschillen zijn tussen die landen. Vooral de naties ten zuiden van de Sahara vallen er in score lelijk onderuit. De vier heren hierboven zoeken de oorzaak daarvoor niet in de staat van de economie, het onderwijs of de gezondheidszorg in die landen, maar in de evolutie van onze voorouders.

Domme mensen overleefden niet (behalve in Afrika)
Zij denken dat de vroege homo sapiens die uit Afrika vertrokken om Azië, Europa, Australië en Amerika te bevolken het moeilijker hadden dan de voorouders die in Afrika bleven, bijvoorbeeld omdat ze zich moesten aanpassen op een heel ander klimaat. Dat vereiste andere, ingewikkelder overlevingsstrategieën, die je alleen kunt ontplooien als je intelligent bent. Kort gezegd: domme mensen overleefden daar niet lang genoeg om kinderen te krijgen, dus werden de witte of Aziatische mensen als ras gemiddeld slimmer dan hun broeders en zusters die al die tijd in Afrika woonden.

Zo op het eerste gezicht klinkt het misschien zelfs logisch, maar UvA-wetenschapper Jelte Wicherts heeft geen goed woord over voor de wetenschap waarop ze hun theorie baseren. Hij schreef er samen met collega’s een aantal papers over. “Hun onderzoek is gewoon echt bizar slecht. Er zijn geen andere woorden voor.” Een voorbeeld. In Kanazawa’s theorie speelt de afstand die een volk of ras aflegde in de trek uit Afrika een grote rol. Hij berekende die met behulp van de stelling van Pythagoras, maar die geldt alleen als je een afstand berekend op een plat vlak, en de aarde is zoals we allen weten een bol. “Haast lachwekkend,” zegt Wicherts, “en in strijd met het gezond verstand.”
Peer-review
Peer-review: dat begrip ben je misschien vaker tegengekomen als je las over wetenschap. Maar wat is het eigenlijk en waar dient het toe? Nou, zoals je weet zijn wetenschappers ook maar mensen. Mensen met hun eigen vooroordelen, fouten, wensen en verwachtingen. Zonder dat ze het zelf doorhebben, kunnen al die dingen onbewust de uitkomst van een onderzoek kleuren. Een weten-schapper die heel graag iets wil ontdekken, is misschien niet helemaal objectief als hij gaat observeren. Of hij heeft de resultaten van zijn onderzoek een beetje gekleurd geïnterpreteerd.
Daarom beschrijft elke wetenschapper tot in detail wat hij allemaal gedaan heeft. En dat verslag wordt vervolgens voorgelegd aan een groepje collega-wetenschappers (de peers), die goed bekend zijn met het vakgebied. Zij kijken (of: reviewen) – als het goed is – heel nauwkeurig naar het onderzoek, om te kijken of alles wel objectief en goed is gegaan. Zo krijgen de wensen en verwachtingen van de auteur van het verslag minder kans.
Als alles in orde blijkt te zijn, mag het verslag gepubliceerd worden in een vakblad, zodat andere collega’s er ook over kunnen lezen. Omdat die publicaties zo gedetailleerd zijn, kunnen ze proberen het onderzoek na te bootsen of er zelf nog kritiek op hebben, net als Jelte Wicherts heeft gedaan.
“Peer-review is ook maar mensenwerk”
Kanazawa publiceerde zijn theorie bovendien in een vakblad waarvoor Wicherts regelmatig artikelen van anderen beoordeeld. “Als dit op mijn bord was gekomen, had ik het keihard afgeschoten. Het is één van de slechtste artikelen van de afgelopen vijf jaar.” Hoe kan het dan dat zo’n studie toch gepubliceerd wordt? “Peer-review is ook maar mensenwerk, en dat kan ook wel eens fout gaan.”
Maar Wicherts plaats daarbij een belangrijke kanttekening. Hij had het afgeschoten omdat het een uitermate belabberd onderzoek was, en nadrukkelijk níet omdat Kanazawa een politiek incorrecte, onfatsoenlijke positie inneemt als het gaat om IQ en ras. “Dat is politiek. Daar wil ik me niet mee bezig houden. Het gaat om de wetenschap, en in de wetenschap gaat het erom hoeveel bewijs je kunt vinden voor een theorie. Of die theorie vervolgens ‘links’ of ‘rechts’ uitvalt, vind ik niet zo interessant.”
Politieke belangen
Het is maar de vraag of de vier heren daar ook zo over denken. Lynn krijgt bijvoorbeeld geld van het omstreden Pioneer Fund, waar Rushton voorzitter van is. Dit fonds bestaat al sinds 1937 en stond toentertijd niet afwijzend tegenover de Nazi-ideologie. Nu nog steeds wijzen ze eugenetica – het ‘verbeteren’ van een samenleving door slechts selectief voortplanting toe te staan – niet af. Hun voornaamste doel is het financieren van controversieel onderzoek naar ras en erfelijkheid. Het was dit Pioneer Fund-onderzoek waar The Bell Curve zich voornamelijk op baseerde.

Veel potentie in Afrika
Terug naar de wetenschap. Want hoewel het natuurlijk belangrijk is om te weten door wie een onderzoek betaald wordt – zeker als de geldschieter politieke belangen heeft, die de objectiviteit van de wetenschapper kunnen bedreigen – is dat ondergeschikt aan het feit dat van de evolutietheorie over ras en IQ eigenlijk niets klopt.
En dat terwijl het wel een ontzettend interessant en belangrijk onderwerp is, vindt Wicherts. Want het staat wel vast dat de landen ten zuiden van de Sahara op veel lager scoren op intelligentietests dan andere landen. Wicherts zelf zoekt de reden daarvoor echter in een heel andere hoek. “Bijvoorbeeld in Europa hebben we gezien dat de IQ-scores elk jaar wat hoger worden. Dat noemen we het Flynn-effect. Er zijn een aantal redenen voor, zoals betere voeding, kleinere gezinnen, beter onderwijs… De landen in Afrika waar het om gaat scoren laag op deze factoren. Dat betekent dat er veel potentie is het IQ onwijs omhoog te trekken. Ik verwacht eigenlijk dat het daar alleen maar omhoog kan gaan, maar dat moet de toekomst uitwijzen.”

Kort door de bocht met een gen voor ras en IQ
Dat is wel even wat anders dan de boodschap van Lynn en co dat mensen van Afrikaanse afkomst laag scoren omdat intelligentie nu eenmaal niet in hun genen zit. Dat kon trouwens sowieso al niet. Al sinds we in de loop van de jaren ’90 het menselijk genoom stukje bij beetje ontcijferden, weten we dat er geen gen is dat zowel ras als IQ ‘regelt’. Zelfs het verschil in huidskleur tussen mensen met Europese of Afrikaanse voorouders is moeilijk te verklaren vanuit één gen, hoewel deze eigenschap natuurlijk wel erfelijk is. Het is niet eens mogelijk om op basis van iemand DNA met zekerheid te zeggen of iemand wit of zwart is.
Dat komt onder meer omdat zowel voor genen als voor eigenschappen geldt dat de verschillen tussen de individuen van een ras veel groter zijn dan die tussen rassen onderling. En bij intelligentie zijn waarschijnlijk duizenden genen betrokken, op manieren die we nu nog niet goed kunnen doorzien. Bovendien bepalen iemands ervaringen voor een belangrijk deel welke genen ‘aan’ en ‘uit’ gaan. Wanneer Lynn en co impliceren dat er een gen is voor ras en IQ, gaan ze dus veel te kort door de bocht.

Twijfel aan alles
De IQ-verschillen die wetenschappers vinden tussen het ene ras en het andere zijn dus waarschijnlijk niet biologisch, maar zitten hem in de omgeving. Geen nature maar nurture. Dat betekent natuurlijk niet dat we wetenschappers die met goed bewijs komen voor het tegendeel vanaf nu moeten negeren. Dat zou indruisen tegen alles waar wetenschap voor staat: twijfel aan alles, discussieer over alles, ongeacht of een theorie fatsoenlijk of politiek correct is. Maar wel op basis van goede argumenten. En die ontbreken vooralsnog bij de vier heren.
Jelte Wicherts en zijn collega’s Denny Borsboom en Conor V. Dolan publiceren binnenkort in het vakblad Personality and Individual Differences onder de titel ‘Why national IQs do not support evolutionary theories of intelligence’

Jelte Wicherts is onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn specialiteit is het meten van intelligentie-verschillen tussen groepen. Hij maakt zich druk over de slechte kwaliteit van sommig onderzoek naar IQ en ras, maar doet bijvoorbeeld ook onderzoek naar de verschillen tussen mannen en vrouwen.
Meer lezen?
- Leidt DNA-onderzoek tot nieuw racisme? (Kennislinkartikel)
- IQ-testen in de VS (Kennislinkartikel)
- Om slim te zijn is meer nodig dan een hoog IQ
- Het voordeel van intelligentie (Kennislinkartikel)
- Intelligentie is erfelijk (Kennislinkartikel)
- Vuile lucht schadelijk voor kinderbrein (Kennislinkartikel)
- Spannende omgeving maakt domme muizen slimmer (Kennislinkartikel van Cicero)
- Snellere feedback, slimmere hersenen (Kennislinkartikel van de UvA)
- Meer over The Bell Curve