
Tijdens het EK voetbal werden allerhande dieren ingezet om te voorspellen welke landen als winnaar uit de bus zouden komen. Maar om alvast uit te vinden of Nederland bij de Olympische Spelen op sportsucces kan rekenen, verlaten de Groningse economen Gerard Kuper en Elmer Sterken zich liever op de wetenschap. Zij ontwikkelden een econometrisch model waarmee ze al sinds 2002 de top 30 van landen in het Olympisch medailleklassement berekenen. Kuper en Sterken blijven hun rekenmodel verbeteren en weten de sportprestaties van de verschillende landen dan ook steeds beter in te schatten.
Succesformule
Met hun voorspellingen hebben Kuper en Sterken al aardig wat successen geboekt. “Onze voorspelling voor het medailleklassement van de Spelen in Beijing klopte best aardig”, zo meldt Kuper. “Het model voorspelde bijvoorbeeld correct dat China de Verenigde Staten van de eerste plek van het landenklassement zou verdrijven door meer gouden medailles te veroveren.” Ook de tiende plek die zij bij de vorige Olympische Spelen in Vancouver voor Nederland hadden gereserveerd, bleek te kloppen.
Kuper en Sterken verwachten dat Nederland deze top 10-klassering in Londen net niet haalt. Hun rekenwerk bedeelt Nederland ditmaal een elfde plek toe. Ze voorspellen dat het Nederlandse team acht gouden, acht zilveren en zeven bronzen medailles in de wacht zal slepen. Daar zal het NOC*NSF, dat de Nederlandse sporters met hogere verwachtingen naar de Spelen zendt, niet echt blij mee zijn.

Toch is er nog hoop. In de praktijk kunnen de sportprestaties beter uitpakken dan verwacht. Slechter kan echter ook. “We weten uit eerdere schattingen dat de foutmarge van ons model vrij fors is,” legt Kuper uit, “per kleur geldt grofweg een range van twee medailles naar boven en twee medailles naar beneden. Toch geeft ons model een goede indicatie. Onze voorspellingen voor het gehele medailleklassement zijn altijd beter gebleken dan die van collega’s die vergelijkbare modellen gebruiken.”
Uitgekiend rekenwerk
Net als andere wetenschappers die sportprestaties voorspellen, kijken Kuper en Sterken in hun model naar het aantal inwoners dat een land heeft en wat het inkomen per hoofd van de bevolking is. Het is ook belangrijk welk land de Spelen organiseert. Zo hebben de Engelsen bij de aanstaande Spelen in Londen het thuisvoordeel, wat hen vijftien extra medailles oplevert.

Dat hun model beter is dan andere wetenschappelijke voorspellingsmodellen ligt volgens Kuper aan de hoeveelheid informatie die zij verwerken en de efficiëntie van hun berekeningen. Kuper en Sterken laten hun berekeningen los op gegevens betreffende 126 landen over de periode vanaf 1997 tot en met 2012. Daarmee hebben zij een veel grotere database aan gegevens dan hun collega’s.
Bovendien houden Kuper en Sterken rekening met de resultaten die landen op de wereldkampioenschappen in het jaar voorafgaand aan de Spelen boekten. Dit is een voorspellende factor die in andere modellen niet is opgenomen. Een ander verschil is dat Kuper en Sterken ook het aantal deelnemers per land van belang achten en daarbij teamsporten van individuele disciplines onderscheiden.
Sportkenners versus wetenschappers
De Groningse economen mogen hun collega’s in de wetenschap dan te slim af zijn, hun voorspellingen zijn niet altijd beter dan de medaillelijsten waarin sportcommentatoren voorzien.
Volgens Hans Slender, docent en onderzoeker aan het Instituut voor Sportstudies te Groningen, kon het econometrisch model van Kuper en Sterken bij de laatste Olympische Spelen in Vancouver niet op tegen de voorspellingen van de sportkenners in het Amerikaanse tijdschrift Sports Illustrated. De verslaggevers zagen bijvoorbeeld het succes van Canada en Zuid-Korea op deze Winterspelen veel beter aankomen dan de wetenschappers.
Kuper zelf is het daar op zich mee eens. Hij voegt er wel aan toe: “Als we kijken naar de laatste vijf voorspellingen (vanaf 2002 tot en met 2010), dan doen wij het (…) iets beter dan Sports Illustrated en iets slechter dan de lijst in USA Today.”
Dat de wetenschappers de sportkenners nog niet geheel kunnen verslaan, zit volgens Kuper ook in het moment waarop zij hun voorspellingen doen. “Wij maken de voorspellingen een paar maanden voor aanvang van de Spelen, terwijl de experts daarmee wachten tot vlak voor de Spelen. Zij hebben dus een informatievoorsprong, vooral als het gaat om aantallen deelnemers en de vorm van de atleten.”
Ruimte voor verbetering
In ieder geval blijven Kuper en Sterken hun voorspellingsmodel voor iedere Spelen verbeteren. Deze keer hebben zij bijvoorbeeld aan hun model toegevoegd dat het voordeel voor het organiserende land nog langer doorwerkt. “We hanteren een naijleffect van het organiserende land, dat wil zeggen dat bijvoorbeeld China ook dit jaar in Londen nog profiteert van de ervaringen en prestaties opgedaan tijdens de spelen van Beijing in 2008.”
De economen zien daarbij nog altijd ruimte voor toekomstige verbeteringen. “Een idee dat nog niet is toegepast is een ‘voorloopeffect’ van het organiserende land,” vervolgt Kuper, “omdat de Spelen zeven jaar voordat ze daadwerkelijk worden gehouden al aan een stad worden toegekend. Een land kan haar beleid erop inrichten om over zeven jaar goed te presteren.”
Kuper en Sterken verwachten het medailleklassement zo dus steeds beter te kunnen voorspellen. Evengoed zullen de Olympische wedstrijden spannend genoeg blijven, want hoe goed het Nederlandse sportteam daadwerkelijk is, zullen we toch echt pas weten wanneer de laatste medaille is uitgereikt.
Bron
- Gerard Kuper en Elmer Sterken, De winnaars van de Olympische Zomerspelen van Londen, Economisch Statistische Berichten: vol. 97, no. 4639/40, 6 July 2012, pp. 452-454.
Zie ook:
- Medaille kost 4,4 miljoen (Kennislink)
- Topsportsucces is maakbaar (Kennislink: Sociologie Magazine)
- De beste schaatser ooit (Kennislink: Wisactueel)
- Poulen met EK-koorts (Kennislink: ESB)
- ‘Hup Holland hup’. Helpt ons gejuich? (Kennislink)