Je leest:

Nooit meer terugvallen na een depressie?

Nooit meer terugvallen na een depressie?

Auteur: | 18 januari 2007

Depressie is met 750.000 patiënten hard op weg om volksziekte nummer één te worden. Dat is al geen goed nieuws: nog somberder wordt het als je je realiseert dat bij elke depressie de terugvalkans toeneemt. Na drie depressies is die zelfs 90%. Tijd voor een effectieve behandeling, vond klinisch psychologe Claudi Bockting. Haar onderzoek wijst uit dat acht cognitief therapeutische groepsessies van twee uur het terugvalrisico doen afnemen van 72% naar 59% of zelfs 46% als de patiënt vijf of meer depressies heeft gehad.

Als iemand die in het verleden depressief is geweest na een gezonde periode wederom depressief wordt, is er sprake van terugval. Claudi Bockting deed onderzoek naar de oorzaken van dit verschijnsel. Ze benadrukt de positieve resultaten die cognitieve therapie in specifieke situaties kan hebben: “De nieuwe behandelmethoden zijn in het bijzonder voor mensen die in het verleden al te maken hebben gehad met depressies, maar die wel opknapten.”

Depressies vormen een groot probleem in ons land: cijfers liegen er niet om. In Nederland leidt 6% van de bevolking tot 65 jaar aan een depressie. Van de jongeren heeft 2 tot 3% een depressie, bij ouderen is dat 2%. Dit betekent dat er in totaal ongeveer 750.000 Nederlanders aan deze geestelijke aandoening leiden. Uit cijfers van het GGZ Nederland (Geestelijke Gezondheids- en verslavingszorg) blijkt dat 21, 5% van de mensen die worden doorverwezen naar de geestelijke gezondheidszorg hebben te maken met een depressie. Opvallend is het verschil tussen mannen en vrouwen: 1 op de 10 mannen en 1 op de 5 vrouwen heeft minstens eenmaal in het leven te maken met een depressie.

172 patiënten

Voor haar onderzoek volgde klinisch psychologe Bockting twee jaar lang 172 patiënten die minstens tweemaal te maken hadden gehad met een depressie. Al deze patiënten waren bij de start van Bockting’s onderzoek in een geestelijk gezonde periode. De cognitieve therapie die Bockting in haar onderzoek heeft gebruikt bestond uit acht groepssessies die telkens twee uur duurden. De therapie werd verzorgd door negen psychologen, en was er voornamelijk op gericht om negatieve gedachten te identificeren en te veranderen. De deelnemende psychologen hadden minimaal vijf jaar ervaring als cognitieve gedragstherapeuten.

1 op de 50 ouderen heeft een depressie

Een belangrijke factor bij terugval is het aantal depressieve episodes die iemand in het verleden heeft doorgemaakt: hoe meer depressieve periodes, hoe groter de kans op terugval. Bockting: “Heel belangrijk is het in ieder geval of er eerder sprake is geweest van een depressie. Als je het al twee keer hebt meegemaakt wordt de kans op terugval groter. Bij drie keer stijgt het risico zelfs naar 90%.” Vandaag de dag wordt terugval vooral bestreden met behulp van medicijnen. Deze antidepressiva kunnen effectief zijn, maar kennen zeker ook nadelen. Niet alle patiënten zijn bereid antidepressiva te gebruiken en er kunnen ongewenste bijwerkingen optreden. Tevens houden tussen de 15 en 25% van de patiënten zich niet aan de voorgeschreven doses.

Praten in plaats van pillen

In plaats van medicijnen gebruikte Bockting cognitieve therapie voor haar onderzoek. Cognitieve therapie is een type psychotherapie bedoeld voor het behandelen van depressies en andere gezondheidsproblemen van geestelijke aard. Het doel van deze therapie is dat onrealistische of destructieve patronen in het denken en handelen van mensen worden vervangen door patronen die bijvoorbeeld realistischer zijn.

Het volgen van kortdurende cognitieve therapie kan volgens Bockting terugval na een depressie voorkomen. “Cognitieve therapie richt zich op het onderzoeken van gedachten, en hoe die gedachten voor een groot deel bepalen wat je voelt. Met de therapie leer je je gedachten te onderzoeken en te veranderen.” Het komt vaak voor dat patiënten last hebben van zogenaamde negatieve gedachten. Bockting licht dit toe: “Bijvoorbeeld, wanneer iemand een lekke band heeft en denkt: ‘dit gebeurt alleen maar met mij.’” Bij het hebben van negatieve gedachten zijn vooral de langlopende (dwang)gedachten van belang. Dit zijn gedachten die telkens weer terug komen, en veel ‘ruimte’ innemen in iemands overdenkingen.

Met cognitieve therapie leer je langlopende, negatieve gedachten te onderzoeken en te veranderen. Een kortdurende behandeling van acht groepsessies van twee uur in een gezonde periode is al effectief: het terugvalpercentage daalt van 72% naar 59% of zelfs 46% als de patiënt vijf of meer depressies heeft gehad.

Kortdurende cognitieve therapie blijkt effectief

Voor haar onderzoek gebruikte Bockting twee groepen patiënten; een groep die een nieuwe behandelmethode kreeg toegewezen, en een controlegroep, die geen behandelmethode kreeg toegewezen. “Mensen werden in een ‘gezonde’ periode behandeld,” zegt Bockting. Eén van de belangrijkste resultaten was dat 59% van de mensen die zijn gevolgd binnen twee jaar opnieuw depressief werd. Van de patiënten (uit de experimentele groep) die vijf of meer episodes van depressie hadden meegemaakt, werd 46% binnen twee jaar na het volgen van de therapie weer ziek werd. Echter, in de controlegroep was dit percentage nog veel hoger, namelijk 72%.

Hoe is het dan mogelijk dat kortdurende cognitieve therapie effectief kan zijn, waar andere therapieën falen? Volgens Bockting is het niet echt een kwestie van falen. “Er zijn op dit moment geen psychische therapieën om terugval te voorkomen.” Het blijkt dus dat goede therapieën, die nieuwe depressies kunnen voorkomen, zelfs helemaal niet bestaan. Er worden nu pas twee methoden ontwikkeld: de cognitieve therapie van Bockting en een methode die met meditatie werkt. De laatstgenoemde therapie heet Mindfulness-Based Cognitive Therapy (MBCT) en bestaat uit een programma van acht weken. MBCT richt zich in het bijzonder op het reduceren van stress en medische symptomen, en het managen van emotionele reactiviteit door meditatie en zogenaamde aandachtsoefeningen.

Een genetische bijdrage aan terugval

Hoewel er dus nog weinig onderzoek wordt gedaan naar mogelijke therapieën, wordt er tegenwoordig echter al wel onderzoek gedaan naar factoren die bijdragen tot terugval. Bockting vertelt meer over de actualiteit binnen haar vakgebied: “Er wordt nu heel veel onderzoek gedaan naar genetische factoren bij het ontstaan van depressies. Het vermoeden is dat 40% door genetische factoren wordt veroorzaakt.” De vraag rijst dan of cognitieve therapie wel iets kan oplossen, wanneer een ziekte als een depressie genetisch bepaald blijkt te zijn. Met andere woorden, is een percentage van 40% genetisch bepaalde factoren, met het oog op het nut van de ontwikkeling van cognitieve therapieën, niet erg hoog? “Ik vind dat meevallen,” reageert Bockting . “Want het betekent dus dat meer dan de helft van de oorzaken aan andere factoren te wijten is.”

Er wordt heel veel onderzoek gedaan naar de rol van genen bij depressies. Het lijkt erop dat 40% door genetische factoren wordt veroorzaakt. Dat lijkt veel, maar is eigenlijk positief nieuws: het betekent ook dat meer dan de helft van de oorzaken van een depressie aan andere, mogelijk veranderbare factoren is te wijten.

In ieder geval krijg Bockting veel enthousiaste reacties van collega’s en mensen die ooit te maken hebben gehad met één of meerdere depressies. “Ik krijg heel veel mailtjes en telefoontjes van patiënten. Vooral mensen die al driemaal te maken hebben gehad met een depressie kunnen veel baat hebben bij de nieuwe behandelmethode.” Al met al blijkt er dus, gezien de vele positieve reacties, een grote markt te zijn voor het ondergaan of uitproberen van de nieuwe cognitieve therapie.

Depressie een welvaartsziekte?

In Nederland lijken geestesziekten als depressies een steeds groter probleem te worden. Heeft het individualistische, welvarende leven in een Westers land er mee te maken dat geestesziekten vaker voorkomen? Bockting: “Er zijn niet echt overtuigende verschillen tussen landen of werelddelen. Maar toch, in rijke, welvarende landen worden er vaker depressies geconstateerd.” Met snelle industrialisatie zou het aantal depressies toenemen, maar dit feit wordt mede veroorzaakt door betere diagnoses, die kunnen worden gesteld dankzij de verbeterende gezondheidszorg. Het hoeft dus niet per definitie zo te zijn dat er in rijke, Westerse landen zoals Nederland meer depressies voorkomen. Het kan ook zo zijn dat goede diagnoses in armere landen simpelweg achterwege blijven.

De toekomstige geestelijke gesteldheid van Nederland ziet er niet bijzonder rooskleurig uit. Bockting: “Onderzoek wijst uit dat in 2020 depressies ziektelast nummer één zijn.” Dergelijke zorgwekkende voorspellingen zouden er in principe toe moeten leiden dat er veel aandacht is voor het probleem, en de bestrijding ervan. Bockting stelt: “Ik vind dat het er te weinig over gaat. Het probleem verdient een prominentere plek in de media. Maar het feit dat het op de agenda staat draagt al wel bij aan de verhoging van acceptatie.”

Bockting vindt dat er te weinig aandacht is voor depressie in de media. “Onderzoek wijst uit dat in 2020 depressies ziektelast nummer één zijn. Ik vind dat het er te weinig over gaat.” Ook de politiek moet zich ermee bemoeien: meer aandacht en meer geld moet er komen. Bijvoorbeeld om werkenden sneller aan een doeltreffende behandeling te helpen.

Sneller een doeltreffende behandeling voor werkenden

Omdat depressies natuurlijk ook mensen met een baan treffen, geldt het probleem zeker ook voor werkgevers. In de toekomst zullen depressies mogelijk de belangrijkste oorzaak zijn van het, al dan niet tijdelijk, wegvallen van werknemers. “De acceptatie van het probleem door werkgevers kan beter. Voor hen is het tot nu toe een ongrijpbaar probleem. Onbekendheid en angst spelen zeker een rol.” Toch is juist die acceptatie, en tijdige erkenning van het probleem uitermate belangrijk. Bockting: “Ik zou ervoor willen pleiten dat werknemers sneller een doeltreffende behandeling krijgen.”

Depressie moet hoger op de politieke agenda

Bockting vindt dat de politiek zich ook mag bemoeien met het probleem van depressies onder de Nederlandse bevolking. Maar ze snapt ook waarom dat tot nog toe te weinig gebeurt. “Het is gewoon geen aantrekkelijk bericht. Ik denk dat de politiek zeker invloed kan hebben.” Bockting vindt het belangrijk dat de politiek prioriteiten stelt, en meer aandacht schenkt aan onderzoek. “Er moet gewoon meer aandacht komen voor de toekomstige nummer één ziekte. En meer geld.”

Het moge duidelijk zijn dat Bockting’s onderzoek belangrijk is voor de aanpak van een probleem, dat in de toekomst alleen nog maar groter zal worden. Is genezing eigenlijk mogelijk wanneer haar methodes, misschien in een nog iets verfijndere vorm, in de praktijk worden toegepast? Bockting reageert: “Herstellen is mogelijk, maar je blijft kwetsbaar. Mensen moeten altijd gevolgd worden na een depressie.”

Dr. Claudi Bockting is klinisch psychologe en supervisor van de Dutch Association of Behaviour & Cognitive Therapies. Ze werkt bij het Academic Medical Center (AMC/DeMeren) in Amsterdam, op het Department of Psychiatry.

Dit artikel is een publicatie van Universiteit Twente.
© Universiteit Twente, alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 18 januari 2007
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.