Je leest:

Nog maar een kind en toch opgesloten door de Nederlandse staat

Nog maar een kind en toch opgesloten door de Nederlandse staat

Auteur: | 5 augustus 2008

Vreemdelingendetentie is een ervaring die kinderen nooit zullen vergeten. Het verlies van fysieke vrijheid – gesymboliseerd door hoge hekken, tralies en het geluid van sleutels waarmee hun cellen worden afgesloten – tezamen met de kindonvriendelijke gevangenisomstandigheden en onzekerheid maken het verblijf tot een traumatische gebeurtenis. Op grond van onderzoek betoogt antropologe Gerrianne Smits-Baauw dat detentie van asielzoekers- en migrantenkinderen reden geeft tot zorg voor hun ontwikkeling en geestelijke gezondheid.

Detentie is de zwaarste straf in het Nederlands strafrechtstelsel. Aan deze ingrijpende maatregel van vrijheidsberoving worden minderjarigen in vreemdelingenbewaring niet onderworpen omdat zij een strafbaar feit gepleegd hebben, maar omdat zij niet (meer) rechtmatig in Nederland verblijven. Het betreft bijvoorbeeld alleenstaande minderjarige vreemdelingen zonder verblijfspapieren en kinderen van uitgeprocedeerde asielzoekers of kinderen van arbeidsmigranten zonder verblijfsvergunning. Ook kunnen minderjarige vreemdelingen worden opgesloten omdat zij Nederland niet binnen mogen komen – de zogenaamde grensdetentie.

Deze praktijk nam onder het vorige kabinet Balkenende een grote vlucht. Honderden minderjarigen zaten vaak maandenlang in vreemdelingendetentie. Na de actie Geen kind in de cel en de publieke aandacht voor de detentie van het achtjarig Chinese jongetje Hui, nam het aantal kinderen in vreemdelingenbewaring eind 2006 af. Bij het aantreden van de nieuwe regering in februari 2007 werden gezinnen met kinderen in afwachting van uitzetting veelal overgeplaatst naar open opvangcentra. Ook door het Generaal Pardon zijn er veel minder kinderen die in vreemdelingenbewaring kunnen worden geplaatst.

Meer dan 200 kinderen zijn opgesloten door de Nederlandse staat

Toch gebeurt het nog altijd dat gezinnen met minderjarige kinderen vastzitten. De eerste tien maanden van 2007 zaten nog 75 kinderen met een ouder en 160 alleenstaande minderjarigen in vreemdelingenbewaring. Begin januari 2008 verbleven twaalf minderjarigen op de speciale afdeling voor jongeren in vreemdelingenbewaring in de volwassenengevangenis in Zwaag. De gemiddelde detentieduur van deze alleenstaande minderjarigen is zes maanden. Daarnaast verblijft een onbekend aantal minderjarigen in vreemdelingendetentie in Justitiële Jeugdinrichtingen.

Tenminste 247 kinderen zitten in Nederland opgesloten. Ze hebben niets verkeerd gedaan, behalve dat zij of hun ouders niet in ons land geboren werden, maar hier wel op de een of andere manier terecht zijn gekomen.

Het vreemdelingendetentiebeleid van de afgelopen jaren is op meerdere punten strijdig met het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (het IVRK), waaraan Nederland zich heeft gecommitteerd. Het verdrag bepaalt onder meer dat de belangen van het kind als belangrijkste factor moeten worden meegewogen in beslissingen die hen aangaan, dat de overheid verplicht is voor het welzijn van het kind zorg te dragen, en dat detentie van kinderen alleen als uiterste maatregel mag worden toegepast; als er geen alternatieven voorhanden zijn en voor de kortst mogelijk passende duur.

Ook mogen kinderen volgens het verdrag niet van hun ouders gescheiden worden – behalve als dat in belang van het kind is – moeten alle kinderen kunnen spelen, zich kunnen ontwikkelen en naar school kunnen gaan. Verder hebben kinderen recht op de grootst mogelijke mate van gezondheid en de best mogelijke gezondheidszorg. Het beleid en de praktijk omtrent vreemdelingenbewaring van minderjarigen schendt al deze bepalingen.

Vrijheidsbeperking in plaats van detentie

Onlangs heeft Albayrak, staatssecretaris van Justitie, haar plannen voor het beleid van minderjarigen in vreemdelingenbewaring bekendgemaakt. Hierin verandert een aantal zaken ten goede. Zo zullen gezinnen met minderjarige kinderen in principe in een ‘vrijheidsbeperkende locatie’ worden geplaatst in plaats van in detentie. Een dergelijke locatie biedt meer bewegingsvrijheid en lijkt niet op een gevangenis. Als een gezin toch in detentie wordt geplaatst, kan dit alleen als de uitzetting uit Nederland snel kan worden gerealiseerd en geldt een maximumperiode van veertien dagen. Voor grensdetentie wordt een maximumtermijn gesteld van vier weken.

Staatssecretaris van Justitie, Albayrak, is verantwoordelijk voor het Nederlandse asielbeleid. Onder haar gaan naar verwachtingen een aantal zaken ten goede veranderen.

Voor beide vormen van vreemdelingendetentie geldt dat de maximumtermijn overschreden kan worden als een gezinslid agressief verzet pleegt tegen de uitzetting of als tijdens de detentie een nieuwe asielprocedure wordt opgestart waarvan men denkt dat die bedoeld is om de uitzetting te vertragen. Extra geld wordt uitgetrokken voor het verbeteren van kindvriendelijke voorzieningen en een geschikt dagbestedingsprogramma voor kinderen.

Hoewel deze beleidsmaatregelen meer in overeenstemming zijn met het kinderrechtenverdrag, blijven er belangrijke knelpunten bestaan. De eerste zorg betreft de alleenstaande minderjarigen. De bovengenoemde maatregelen hebben geen betrekking op hen en uit de plannen spreekt weinig bereidheid om vreemdelingenbewaring van alleenstaande minderjarigen te beperken. Dit is vreemd, omdat juist minderjarige asielzoekers die zonder ouders naar Nederland zijn gekomen, extra kwetsbaar zijn. Verder kan de duur van grensdetentie behoorlijk oplopen: vier weken plus de tijd die de asielprocedure kost. Vreemdelingendetentie van minderjarigen is dus nog steeds niet uitgesloten.

Een ervaring om nooit te vergeten

Een aantal kinderen en jongeren dat in vreemdelingendetentie verbleef, heeft haar of zijn verhaal gedaan in het kader van een antropologisch onderzoek dat ik deed in 2007. Hierbij werkte ik nauw samen met Defence for Children en de Johannes Wier Stichting voor Mensenrechten en Gezondheidszorg. Er zijn gegevens verzameld over drieëntwintig kinderen en adolescenten. Zijzelf, hun ouders en vrijwilligers die deze kinderen begeleidden, vertelden over hun ervaringen en de impact die de detentie op het leven van de kinderen heeft. De leeftijd van de gedetineerde kinderen liep uiteen van twee tot eenentwintig jaar. De detentieduur varieerde van twee weken tot negen maanden.

Kinderen zijn in vreemdelingendetentie niet persé beter af dan in de gevangenis. Zo wisten ze bijvoorbeeld niet hoelang ze opgesloten zouden zitten, in tegenstelling tot mensen die vanwege een strafrechtelijk vergrijp achter slot en grendel gaan.

In een aantal opzichten zijn kinderen die in vreemdelingendetentie zitten slechter af dan zij die vanwege een strafrechterlijke veroordeling gedetineerd worden. Zo is het voor hen onduidelijk waarom zij opgesloten zitten. De kinderen vonden het feit dat zij in de gevangenis gezet werden, daarom onbegrijpelijk. Een dertienjarige verwoordde dit als volgt: “Je bent natuurlijk wel verdrietig, want je hebt niets gejat, je hebt niemand vermoord ofzo, en dan ga je in één keer naar de gevangenis. Dat is niet normaal.” Zij wisten ook niet hoe lang zij vast zouden zitten. De kleinere kinderen bleven aan hun ouders vragen wanneer zij vrij zouden komen, maar ouders konden hen geen bevredigend antwoord geven omdat zij het zelf ook niet wisten.

Door onwetendheid over wat er zou gaan gebeuren, konden kinderen zich niet mentaal voorbereiden, waardoor gebeurtenissen als extra stressvol beleefd werden. Kinderen en hun ouders waren bang voor de uitzetting die hen boven het hoofd hing, omdat zij vervolging of discriminatie verwachtten in hun land van herkomst. Verder vonden de kinderen het heel erg dat hun onderwijscarrière abrupt werd afgebroken. Zeker de oudere kinderen realiseerden zich dat het afscheid van school definitief kon zijn. De school speelde een grote rol in het normaliseren van het onzekere bestaan van deze kinderen. Aan de zekerheid die school bood, kwam nu ook plotseling een einde.

Enkele kinderen hebben ervaren hoe het is om in een pleeggezin ondergebracht te worden, terwijl de overige gezinsleden nog in vreemdelingendetentie zaten. Hoewel de pleeggezinnen zeer goed waren, was de situatie zo stressvol dat dit alternatief voor vreemdelingenbewaring van minderjarigen ook reden geeft tot zorg voor de ontwikkeling van deze kinderen. Naast alle onbegrip, onzekerheid en de scheiding zelf, speelden loyaliteitsconflicten hierbij een grote rol.

Ook al staat het recht op onderwijs in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, – dat ook Nederland ondertekende – kinderen in vreemdelingbewaring mogen niet naar school.

Vreemdelingendetentie is ook gewoon een gevangenis

Gevangenisomstandigheden zijn voor mensen die in vreemdelingendetentie worden geplaatst soberder dan voor strafrechterlijk gedetineerden. Zo zijn voorzieningen als bibliotheken, medische en psychosociale zorg, onderwijs en recreatie van een lager niveau en werkt er slechter opgeleid personeel. Volgens de regering zou voor gezinnen met kinderen een soepeler regime gelden, waarin de bewegingsvrijheid en contactmogelijkheden met de buitenwereld zo groot mogelijk zijn. Ook zou worden gezorgd voor een pedagogisch klimaat, met speciale aandacht voor het psychische welzijn van kinderen en een aanbod van activiteiten en onderwijs.

De verhalen uit de praktijk geven echter een heel ander beeld van de gevangenisomstandigheden. Hoewel de kinderen vaak werd verteld dat zij niet naar de gevangenis zouden gaan, maar naar een uitzetcentrum, bleek het wel degelijk een gevangenis te zijn, compleet met hekken, prikkeldraad en tralies. Al tijdens de arrestatie werden zij als ‘echte’ gevangenen behandeld. De ruimte waar zij te horen kregen dat zij opgesloten zouden worden mochten zij vaak niet meer verlaten om spullen te halen of afscheid te nemen. Een jongetje van acht werd door geüniformeerde agenten van zijn bed gelicht. Vervolgens werden de kinderen in een geblindeerd boevenbusje vervoerd, een reis die soms wel drie uur duurde en waarbij zij er niet even uit mochten. Al met al werd de arrestatie door de kinderen als extreem stressvol ervaren.

Bij aankomst werden de kinderen in de gevangenis aan allerhande beveiligingsmaatregelen onderworpen. Zij werden gefouilleerd en meerderjarige jongeren moesten zich hierbij geheel uitkleden. Persoonlijke bezittingen moesten ter controle worden afgegeven, en de meeste bezittingen mochten niet mee naar de cel. ’s Avonds, ’s nachts en tijdens de maaltijden werden kinderen opgesloten op hun kamer. Tijdens nachtelijke controles maakten bewakers soms erg veel herrie of schenen met een lamp door het luikje de cel in. De kinderen die door alle spanningen toch al onrustig sliepen, schrokken hierdoor angstig wakker.

Een uitzetcentrum is eigenlijk gewoon een gevangenis, compleet met hekken, prikkeldraad en tralies.

Voor straf in een isoleercel

Dergelijke veiligheidsmaatregelen, maar ook het (dreigen met) straffen – waaronder opsluiting in een isolatiecel –zorgden voor gevoelens van angst, machteloosheid, onrechtvaardigheid en onbegrip. Door slechte ervaringen met bewakers voelden veel kinderen zich behandeld alsof zij crimineel waren. In de gevangenis konden kinderen geen veilig heenkomen zoeken in een vertrouwde omgeving, maar waren zij vierentwintig uur per dag volledig afhankelijk van bewakers. Daartegenover staat dat er ook bewakers waren die de detentie-ervaring van de kinderen positief beïnvloedden.

Verveling was een grote stressfactor. Kinderen keken hele dagen televisie. Afgezien van een uurtje les of rekensommetjes op de computer, werd er geen onderwijs aangeboden. De crèche was een aantal uren per week open, maar kinderen boven de twaalf vielen onder het volwassenenregiem; voor hen was er geen crèche of onderwijs. Mogelijkheden om naar buiten te gaan waren beperkt, maar verschilden per centrum. In Zeist werden de kinderen twee keer per dag een uur gelucht, in Uitzetcentrum Rotterdam konden zij overdag naar een kleine luchtkooi. Veel kinderen voelden zich ook eenzaam door gebrek aan leeftijdgenoten en contact met de buitenwereld. Sommigen hebben al die maanden dat zij gevangen zaten, geen bezoek gehad. Sommigen kregen nog wel post, maar cadeautjes die bijvoorbeeld door school opgestuurd werden, gingen retour afzender.

Een trauma voor toch al kwetsbare kinderen

Tijdens de detentie vertoonden de kinderen symptomen van stress. Ook de eerste tijd na hun vrijlating hadden sommige kinderen last van plotselinge huilbuien, angsten – angst voor alleen of met dichte deur slapen en angst voor herhaling van de detentie – concentratieproblemen en depressieve gevoelens. Tijdens de interviews was de pijn van deze kinderen voelbaar. Een gezin moest het interview afbreken omdat het te pijnlijk was er nogmaals over te praten. Anderen werden boos, nerveus of verdrietig, ook diegenen voor wie de detentie alweer meer dan een jaar geleden was. Weer anderen wilden en konden in het geheel niet meewerken vanwege hun mentale toestand of vanwege een problematische gezinssituatie.

Zelfs na hun vrijlating durfden sommige kinderen niet meer met een dichte deur te slapen. Foto: Firehawk77

Duidelijk is dat de vreemdelingendetentie een traumatische ervaring voor alle kinderen is geweest. Voor hun detentie behoorden deze kinderen al tot een kwetsbare groep. Als asielzoekers- of migrantenkind leefden zij vaak al jaren in onzekerheid en angst voor uitzetting uit Nederland, in een problematische gezinssituatie en onder slechte leefomstandigheden. Dit zijn allemaal factoren die een gezonde psychosociale ontwikkeling kunnen belemmeren.

Na vrijlating werden kinderen op straat gezet en waren voor bed, bad en brood volledig afhankelijk van familie, vrienden, bekenden of onbekenden. Ook bleef de onzekerheid over de verblijfsstatus en de angst voor uitzetting. Een aantal van hen heeft inmiddels een verblijfsvergunning, anderen verkeren nog steeds in onzekerheid over hun toekomst. Deze onzekere situatie draagt zeker niet bij aan een gezonde verwerking van hun nare ervaringen. Verder werden kinderen binnen het gezin niet altijd adequaat begeleid vanwege de problemen waar ouders mee kampten. Ook op school werden lang niet alle kinderen goed opgevangen. Sommige kinderen vertelden niet aan anderen dat zij in vreemdelingendetentie hadden gezeten – uit schaamte, uit angst voor confrontatie met nare herinneringen of vanuit de wens om alles zo snel mogelijk weer normaal te laten worden.

En nu?

Voor kinderen die met een ouder in Nederland zijn, is de kans om in vreemdelingendetentie geplaatst te worden het laatste jaar verkleind en zal er een maximum detentieduur gelden. Maar uit de ervaringen van de kinderen is gebleken dat zelfs kortdurende detentie een zeer negatieve impact op hun geestelijke gezondheid heeft en schadelijk kan zijn voor hun ontwikkeling. Voor alleenstaande minderjarigen blijft de toestand onveranderd zorgelijk, omdat zij nog steeds langdurig opgesloten worden. Juist dit betreft een extra kwetsbare groep, vanwege het feit dat zij het zonder ouderlijke zorg moeten stellen, maar ook omdat zij zich als adolescenten in een belangrijke kwetsbare ontwikkelingsfase bevinden.

Alleenstaande minderjarige vreemdelingen lopen zelfs onder de nieuwe regelgeving nog steeds het risico om langdurig opgesloten te worden.

Zoals uit het voorgaande is gebleken, kunnen de negatieve gevolgen voor kinderen die vreemdelingendetentie hebben meegemaakt, van langdurige aard zijn. Wat de gevolgen op langere termijn zullen zijn, is nog afwachten. Uit Brits, Amerikaans en Australisch onderzoek naar de psychologische gevolgen van vreemdelingendetentie bleek dat de detentie bij kinderen tot verscheidene psychiatrische stoornissen leidde, waaronder posttraumatische stressstoornissen en depressie.

Aandacht voor posttraumatische stress

De detentie kan beschouwd worden als een traumatische gebeurtenis. Alles wat bekend is over posttraumatische stress is op deze kinderen van toepassing. In hoeverre kinderen blijvende schade ondervinden, zal afhangen van de veerkracht waarover zij beschikken. Of het kind adequate copingstrategieën kan hanteren, wordt bepaald door persoonlijke eigenschappen, door de samenleving als geheel en voor een belangrijk deel door steun binnen het gezin en de naaste omgeving.

Scholen en andere instanties die met deze kinderen te maken hebben kunnen een belangrijke rol spelen in het begeleiden van deze kinderen om zo hun veerkracht te vergroten. Te denken valt aan voorlichting aan kinderen en ouders over normale en abnormale stressverwerking, alertheid op verschijnselen van abnormale stressverwerking en zo nodig doorverwijzing naar professionele hulpverlening. Meerdere boeken die uitgegeven zijn door Pharos – het landelijke kennis- en adviescentrum voor gezondheid van vluchtelingen, asielzoekers, illegalen en andere nieuwkomers – zijn hierbij van praktisch nut (zie literatuur onderaan dit artikel).

Minder veerkrachtige kinderen kunnen blijvende schade ondervinden door hun traumatische verblijf in de gevangenis.

Voorkomen is beter dan genezen

Echter, het voorkomen van problemen is beter dan genezen. Hoewel valt toe te juichen dat staatssecretaris Albayrak extra geld beschikbaar stelt voor het verbeteren van de faciliteiten voor minderjarigen in detentiecentra, is het zeker zo belangrijk dat er wordt geïnvesteerd in de kwaliteit van het personeel. Het gedrag en de betrokkenheid van bewakers zijn medebepalend voor de wijze waarop de detentieperiode door kinderen beleefd wordt. Steeds vaker wordt in de vreemdelingenbewaring gebruikt gemaakt van roulerend personeel van externe beveiligingsbedrijven, personeel dat geen specifieke kennis en opleiding heeft in het werken met kinderen in vreemdelingenbewaring. Kinderen moeten begeleid worden, en niet beveiligd of bewaakt.

Ook de beschikbaarheid van medische, psychologische en pedagogische zorg is niet optimaal en de noodzakelijke extra aandacht voor kinderen is niet altijd gegarandeerd. Dit ligt zowel aan gebrekkige kennis over deze doelgroep bij het medisch personeel als aan de organisatie van de zorg. De overheid moet geld investeren om deze zaken te verbeteren, maar de enige maatregel waarmee zij haar zorgplicht voor deze kinderen werkelijk vervult, is het uitsluiten van vreemdelingendetentie voor minderjarigen. Beleidsmakers moeten zich realiseren dat ook kortdurende vrijheidsberoving zeer stressvol is voor kinderen. Helaas bieden de recente plannen van de staatssecretaris weinig hoop dat het beleid in deze richting zal veranderen.

Literatuur

Essen, J. van & J. Bala (2007). Als glas in lood. Integratieve behandeling van vluchtelingenkinderen en –gezinnen. Utrecht: Pharos. Kalverboer, M.E. & A.E. Zijlstra (2006). De schade die kinderen oplopen als zij na langdurig verblijf in Nederland gedwongen worden uitgezet. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen. Smits-Baauw, G. (2007). Kinderen in vreemdelingendetentie. Ervaringen en perspectieven van kinderen die in vreemdelingendetentie gezeten hebben. Thesis Universiteit Utrecht. (te dowloaden via www.defenceforchildren.nl). Veer, G. van der (1998). Gevluchte adolescenten. Ontwikkeling, begeleiding en hulpverlening. Utrecht: Pharos. Welfing, M. & B.Tuk (2004). Omgaan met onmacht. Handleiding voor een studiedag sociaal-emotionele begeleiding asielzoekers- en vluchtelingenleerlingen in het opvangonderwijs. Utrecht: Pharos.

Zie ook:

Dit artikel is een publicatie van Pedagogiek in Praktijk (PiP).
© Pedagogiek in Praktijk (PiP), alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 05 augustus 2008
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.