Santos beëindigde de langdurigste burgeroorlog ter wereld – dacht het Nobelcomité. En toen wees het Colombiaanse volk het vredesakkoord af. Daarmee is de kans op vrede in Colombia nog niet meteen helemaal verkeken, maar het roept toch de vraag op of deze vredesprijs niet te vroeg kwam. Of geeft hij juist hoop?
De guerrillabeweging Farc heeft meer dan vijftig jaar oorlog gevoerd tegen de Colombiaanse regering. Dat heeft minstens 220.000 doden gekost en miljoenen Colombianen in eigen land op de vlucht gedreven. De oorspronkelijke redenen voor de opstand waren sociaal onrecht en uitbuiting van de bevolking, maar op den duur maakten strijdgroepen van de Farc zich, net als het regeringsleger, op grote schaal schuldig aan terreur en misdaad.
Afgewezen
Vanaf het moment dat Juan Manuel Santos tot president van Colombia gekozen werd, heeft hij zich onvermoeibaar ingezet voor een vredesverdrag met de Farc. Hij sloot eerder dit jaar een vredesverdrag tussen de regering en de Farc. Alleen moest dat verdrag vorige week, op 2 oktober, nog goedgekeurd worden in een referendum.
Tot verbijstering van velen werd het vredesplan met een minieme meerderheid van 50,2 % afgewezen. Waarschijnlijk waren voor veel stemmers de privileges voor Farc-strijders een struikelblok: een brede amnestieregeling en zetels in het parlement. Op het kantoor van het Nobelprijscomité voor de vrede zal toen ook wel even flink gevloekt zijn, want de beslissing om Santos de vredesprijs te geven was toen al niet meer terug te draaien.
Bewezen diensten
Vredesprijzen voor personen worden eigenlijk altijd uitgereikt voor bewezen diensten. Waarschijnlijk is het Nobelprijscomité ervan uitgegaan dat het referendum slechts een formaliteit was, en dat Santos werkelijk vrede had gesloten in Colombia.
In het persbericht bij de prijs noemt het Nobelcomité de referendumuitslag wel, maar stelt: “Het Colombiaanse volk heeft niet de vrede afgewezen, maar dit specifieke vredesakkoord.” Het comité hoopt dan ook dat deze erkenning beide partijen zal stimuleren om op vrede te blijven koersen. De nu ontstane situatie is niettemin hoogst onzeker. Santos zal moeten onderhandelen met de Farc over een nieuw vredesverdrag, terwijl het eerdere vredesverdrag het product is van vier jaar moeizaam onderhandelen.
Het is maar de vraag of Santos extra concessies kan los krijgen van de Farc zodat hij een nieuw verdrag opnieuw in een referendum aan de bevolking kan voorleggen. Niemand heeft zin om de wapens weer op te pakken, maar zonder garanties voor amnestie zal het moeilijk zijn om de Farc alle wapens in te laten leveren. Als de roep om Farc-strijders te bestraffen toeneemt, ligt een oplaaien van de strijd op de loer. In dat geval kunnen we Santos, hoe tragisch ook, toevoegen aan het lijstje Nobel-laureaten voor de vrede die eigenlijk een verkeerde keus waren.
Opmerkelijk is ook dat Santos ongedeeld de prijs krijgt. Als hij de prijs verdient, waarom dan niet ook de andere partij, de leiders van de Farc? Omdat die bloed aan hun handen hebben? Santos is eerder minister van defensie geweest, en was in die rol ook bepaald niet zachtzinnig. Voor het Nobelcomité is dit eerder geen beletsel geweest, getuige de prijzen die gezamenlijk werden uitgereikt aan Rabin, Peres en Arafat (vredesverdrag Israël-Palestijnen), of aan Lê Đức Thọ en Kissinger (vredesverdrag Vietnam-VS).
Lees hier een uitgebreid interview met Ontwikkelingsexpert Ernesto Andrade Sastoque over Colombia’s nieuwe uitdagingen