Een citroenkaars zorgt voor een snelle ontmugging.

Het woord ontmugging heb je waarschijnlijk nooit eerder gehoord of gelezen. Toch kost het weinig moeite te begrijpen wat hier bedoeld wordt. Onttroonbaar, saprijkheid en toezinging; geen enkel probleem voor het menselijk taalvermogen. Samen met haar collega’s Mirjam Ernestus en Robert Schreuder onderzoekt De Vaan hoe zulke neologismen verwerkt worden in de hersenen. Halen we elke keer de betekenis op van de afzonderlijke stukjes, of slaan we de betekenis van het woord als geheel op?
Lexicale decisie
Om antwoord te vinden op haar vragen, maakt de Nijmeegse promovenda gebruik van een onderzoekstechniek die ‘lexicale decisie’ heet. De proefpersoon zit dan achter een beeldscherm waar een woord op verschijnt, bijvoorbeeld saprijk of saprijkheid. Zijn taak is om zo snel en zo foutloos mogelijk – met een druk op een knop – aan te geven of het een bestaand of een niet-bestaand woord is. Daarna verschijnt het volgende woord. Een computerprogramma meet de reactietijd per woord en legt deze vast.

Op deze manier kregen de deelnemers aan het experiment in totaal 1200 woorden te zien, waarvan de helft neologismen, die hier beschouwd moesten worden als bestaande woorden. De andere helft waren geen bestaande Nederlandse woorden, zoals moefschap en drockeenbaar.
De proefpersonen wisten dat hun reactietijden gemeten werden. Ze wisten niet dat de onderzoekers ook de reactietijden op twee woorden met elkaar vergeleken. Het eerste woord wordt ‘prime’ genoemd en het tweede woord ‘target’. Uit eerder onderzoek is bekend dat mensen onbewust sneller reageren op een woord als ze het al eerder hebben gezien of als de prime en target aan elkaar gerelateerd zijn: iemand reageert sneller op de target hond nadat hij al een keer de prime kat heeft gezien dan wanneer hij eerst de prime kaart zag. Dit is al jaren bekend onder taalpsychologen.
Redeneren over reactietijden
De Nijmeegse onderzoekers maken in hun onderzoek naar nieuwe woorden slim gebruik van dit gegeven. Als prime gebruikten ze bijvoorbeeld saprijk of saprijkheid en als target (opnieuw) saprijkheid. De gedachtegang hierachter is als volgt: als de reactietijd bij saprijkheid korter is nadat de deelnemers saprijkheid al een keer hebben gelezen, geeft dit aan dat de proefpersonen het woord in zijn geheel verwerken en niet in delen.

Omdat deze mogelijke effecten onbewust werken, mochten de proefpersonen zich niet bewust zijn van het doel van het experiment. Daarom leidden de onderzoekers de proefpersonen af en zaten er tussen prime en target andere bestaande en niet-bestaande woorden, 39 om precies te zijn. Om te kijken of de tijd tussen target en prime uitmaakt, deed de helft van de proefpersonen twee experimenten na elkaar, terwijl de andere helft pas twaalf uur later meedeed aan het tweede experiment. De ene helft van de neologismen was verwerkt in het eerste experiment en de andere helft in het tweede experiment.
Saprijkheid opgeslagen
Wat bleek? De proefpersonen reageerden inderdaad sneller op de target saprijkheid dan op de twee versies van de prime, saprijk of saprijkheid. De onderzoekers concluderen dan ook dat proefpersonen complexe neologismen als saprijkheid al na een keer lezen opgeslagen hebben in het denkbeeldige woordenboek in hun hoofd, het mentale lexicon.
Verder had de tijd tussen prime en target invloed op de reactietijd. Als er twaalf uur tussen zat, was de reactietijd minder snel dan wanneer de experimenten vlak na elkaar plaatsvonden. Blijkbaar herinner je je het nieuwe woord na twaalf uur minder goed, of is het woord minder actief in je hoofd.
Toch is het geheugenspoor na deze twaalf uur nog steeds actief, want de reactietijd is wél sneller dan de allereerste keer dat het woord gelezen werd. Het experiment werd bij sommige proefpersonen na een week nog een keer herhaald. Zelfs op deze termijn bleek nog een geheugenspoor aanwezig.
Het effect van slaap
Maar hoe zit het met slaap, helpt dat ook bij het leren van nieuwe woorden? De Vaan ging na of het uitmaakte of de proefpersonen in de twaalf uur tussen de twee experimenten sliepen of niet. Daarom testte ze de helft van de deelnemers ’s ochtends tussen 8 en 10 uur en vervolgens ’s avonds tussen 8 en 10 uur. De andere helft testte ze ’s avonds tussen 8 en 10 uur en vervolgens ’s ochtends tussen 8 en 10 uur.
Onderzoekster De Vaan: “De studenten wisten niet dat gekeken werd naar het effect van slaap. Wel dat het om een vervolgexperiment ging en daarom waren ze flexibel.” Er was geen verschil in reactietijd tussen beide groepen, wat erop duidt dat slaap geen rol speelt in het onthouden van neologismen die opgebouwd zijn uit bestaande woorden.
Andere onderzoeksgroepen, die een ander type neologismen onderzochten, vonden wél een effect van slaap op het onthouden van de nieuwe woorden. Zoals Gaskell en collega’s, die in hun Engelstalige experimenten keken naar het onthouden van woorden die leken op bestaande woorden, zoals cathedruke (lijkt op cathedral).
De oorzaak van de verschillende bevindingen zou volgens de Nijmeegse onderzoekers kunnen liggen in de verschillende soorten neologismen. Misschien dat de complexe neologismen uit het experiment van de De Vaan makkelijker aan de woorden die al in het hoofd zitten worden gehecht: saprijkheid bestaat immers uit stukjes die al jaren in de hoofden van proefpersonen zijn opgeslagen, terwijl cathedruke een volledig nieuw woord is.
Een andere mogelijke verklaring voor de verschillen tussen het Nederlandse onderzoek en het Engelse onderzoek is een verschil in onderzoeksmethode. Het Nederlandse experiment laat in elk geval zien dat er al na een keer lezen sporen in je geheugen terug te vinden zijn van een nieuw woord.