Een Nederlander die Turks leert heeft weinig houvast aan zijn eigen taal. Het leren van Duits daarentegen, of zelfs Engels gaat hem veel makkelijker af. Onze buurtalen staan relatief dicht bij het Nederlands. Maar wat zijn precies de overeenkomsten, en wat de verschillen?
In 1956 schreef Van Haeringen, in die tijd hoogleraar taalkunde in Utrecht, een studie over de relatie van het Nederlands ten opzichte van het Duits en het Engels. Hij beweerde dat het Nederlands niet alleen geografisch, maar ook taalkundig gezien precies tussen onze buurtalen in staat. Vorig jaar, precies vijftig jaar na het verschijnen van Van Haeringens studie, kwamen taalkundigen in Berlijn bijeen om zijn visie te toetsen aan modern taalwetenschappelijk onderzoek. Dat de ‘methode Van Haeringen’ nog steeds actueel is, blijkt uit de inmiddels verschenen bundel Nederlands tussen Duits en Engels.
De Nederlandse taalkundige Coenraad Bernardus van Haeringen (1892-1983) beweerde dat het Nederlands niet alleen geografisch, maar ook taalkundig gezien precies tussen onze buurtalen in staat. (foto:www.tl-talen.nl)
Naamvallen
Talen veranderen constant. Daarom zijn het Engels, het Nederlands en het Duits, die voortgekomen zijn uit één gemeenschappelijke taal, nu zo verschillend van elkaar. Van Haeringen zag in de vergelijking van deze drie Germaanse talen de weerspiegeling van een historische ontwikkeling. Het Engels loopt voorop in die ontwikkeling, terwijl het Duits een oudere taalfase vertegenwoordigt. Dat kun je bijvoorbeeld zien aan het gebruik van naamvallen. Vroeger hadden alle Germaanse talen nog naamvallen. In de meeste talen zijn deze inmiddels verdwenen en kun je de betekenis van een zin afleiden uit de woordvolgorde. In de zin Jan slaat de hond weet je door de woordvolgorde dat de hond geslagen wordt en niet Jan. In het Duits bepaal je dit nog steeds aan de hand van de naamval: is het der Jan of den Jan?
Woordgeslacht
Laten we eens beter kijken naar het bepaald lidwoord in de drie talen. Het Duits heeft drie lidwoorden, het Nederlands twee, en het Engels nog maar één.
Duits Nederlands Engels
der Tag de dag the day mannelijk die Sonne de zon the sun vrouwelijk das Wasser het water the water onzijdig
In het Duits onderscheidt men nog drie soorten woorden, namelijk mannelijke, vrouwelijke en onzijdige. In het Nederlands heb je alleen de- en het-woorden. Maar het Engels is toch wel het makkelijkst: elk woord krijgt gewoon the. De vervoeging van het bijvoeglijk naamwoord hangt hier nauw mee samen. Het Duits heeft allerlei verschillende vormen: ein netter Junge, die nette Frau, die netten Haüser enzovoorts, afhankelijk van het woordgeslacht en het getal (enkelvoud of meervoud). In het Nederlands hebben we de keuze tussen twee vormen. Een onverbogen ( een leuk huis) en een verbogen vorm ( de leuke vrouw) . Het Engels heeft opnieuw maar één vorm: a nice boy, the nice woman, the nice houses.
Is straattaal misschien het Nederlands van de toekomst?
Taalcontact
Als je deze voorbeelden als uitgangspunt neemt, kun je zeggen dat het Duits van de drie talen het ingewikkeldste systeem heeft en het Engels het eenvoudigste. Het Nederlands zit er tussenin. Hoe is deze verdeling te verklaren? Volgens taalkundigen heeft het alles te maken met taalcontact. Het Duits was altijd relatief geïsoleerd maar het Engels is in de loop van de tijd met heel veel verschillende talen in contact gekomen: denk aan het Noors van de Vikingen, het Frans van de Normandiërs en het Latijn van de geestelijken. Als talen met elkaar in contact komen, betekent dat dat de taalsystemen zich aan elkaar aanpassen en meestal leidt dat tot vereenvoudiging van het systeem. Een duidelijk bewijs hiervoor leveren creooltalen. Dit zijn talen die een mengsel vormen van verschillende talen. Over het algemeen hebben deze mengtalen een eenvoudiger systeem dan andere talen.
Straattaal
Beweegt het Nederlands zich in de richting van het Duits of het Engels? Anders gezegd, wordt het taalsysteem ingewikkelder of eenvoudiger? Het laatste lijkt waarschijnlijker, aangezien Nederlanders ook steeds vaker in contact staan met mensen die anderstalig zijn. Niet alleen buiten de landsgrenzen maar ook daarbinnen. Een duidelijk voorbeeld is de jongerentaal in de Randstad, die invloeden kent van Engels, Sranan en Marokkaans. In deze jongerentaal hoor je steeds vaker dat het lidwoord de ook voor het-woorden gebruikt wordt, en dat bijvoeglijke naamwoorden allemaal eenzelfde vorm krijgen ( een mooie meisje). Vereenvoudiging van het systeem dus. Is straattaal misschien het Nederlands van de toekomst?
zie ook:
- Beschouwing Van Haeringen (DBNL)
- Congresbundel ‘Nederlands tussen Duits en Engels’
- Aan één woord genoeg (Kennislinkartikel)
- Hoezo straattaal? (Kennislinkartikel)
- Taalverandering als noodzaak (Kennislinkartikel)
- Ons Nederlands verloedert? (Kennislinkartikel)
- Si tu vois ma go (Kennislinkartikel)
- Duits wint aan populariteit (Kennislinkartikel)