Sinds afgelopen vrijdag heeft Nederland voor het eerst in 43 jaar weer een nieuwe geologische kaart. Wat staat er op zo’n kaart, wat moet je ermee, en waarom zou je hem vernieuwen? NEMO Kennislink ging naar de onthulling bij de jarige Geologische Dienst.
Wil je energie winnen, drinkwater vinden, een huis bouwen, of een weg aanleggen? Verdiep je dan eerst in de samenstelling van de ondergrond. Waar zitten de aardlagen die olie, gas of (warm) water herbergen? Waar zit het veen waar wegen en huizen in weg zakken, en waar de veel steviger zandgrond? Welke ondergrondse waterstromen komen langs vervuilde locaties en pikken de verontreinigende stoffen op?
Zonder die informatie zijn veel projecten veel duurder dan nodig, of zelfs tot mislukken gedoemd. Dat was de boodschap die vrijdag werd afgegeven op het symposium van de Geologische Dienst Nederland van TNO in Utrecht, die zijn honderdste verjaardag vierde.
Modellen
De Geologische Dienst Nederland verzamelt de gegevens van de ondergrond, en maakt er kaarten en modellen van. Tegenwoordig zijn dat driedimensionale computermodellen die naar boven toe steeds gedetailleerder worden, en bestaan uit voxels (pixels in 3D, dus een soort digitale legoblokjes).
Het nauwkeurigst is de bovenkant van het model. Die toont het aardoppervlak waar wij op rond lopen, maar dan zonder de deken van landbouwgrond, weilanden, bosbodems, asfalt, bouwzand en tegels. Van deze bovenkant presenteerde de Geologisch Dienst afgelopen vrijdag een gloednieuwe geologische kaart. De oude dateerde uit 1975.
Waarom?
Dat een wegenkaart regelmatig een update nodig heeft, zal niemand tegenspreken. Menigeen heeft wel eens wanhopig rondjes gereden door een nieuw aangelegde wijk, de stem van het navigatie-apparaat (‘probeer om te draaien’) stug negerend. Maar waarom zou je een geologische kaart om de paar decennia vernieuwen? Was geologie niet een proces van duizenden tot miljoenen jaren?
Niet altijd, vertelt hoofd kartering Michiel van der Meulen van de Geologische Dienst van TNO als hij die middag de Staringlezing van de KNGMG mag houden. Veen kan vergaan, de kustlijn zich verplaatsen. “En na de aanleg van de Noordoostpolder maakte men nog stickers, om zelf je kaart mee uit te breiden.” Maar de meest opvallende verandering die je op de opeenvolgende kaarten ziet, is de toename van de kennis over de ondergrond.
Kleur
In 1822 had Nederland op de geologische kaart slechts één kleur. De hele ondergrond werd simpelweg aangeduid als Terrain Mastozootiques – hetgeen ‘grond met zoogdierbotten’ betekent.
In 1844 verscheen de eerste kaart van Nederland waar daadwerkelijk iets op te zien was, gemaakt door bodemkundige Winant Staring. Hij verdeelde de ondergrond in acht soorten, met namen als duinafzettingen, lagen uit het derde tijdvak, en zeewater basislagen. Hieruit kwam in 1852 uiteindelijk de eerste officiële kaart voort, die gedetailleerder was en onderscheid maakte tussen het Diluvium (afzettingen van de zee, of letterlijk: de zondvloed), en het Alluvium (aangespoelde grond).
Een snelle blik op de kaart van 2018 is genoeg om te zien dat er sindsdien veel werk is verzet. Niet alleen ons land maar ook de Noordzee is voorzien van een vrolijke mix van vele tinten grijs, rood, groen, blauw, geel en paars, die allerlei verschillende soorten zand (geel), rivierafzettingen (blauw), getijdenafzettingen (groen), veen (bruin) en ijstijdverschijnselen (roze) aangeven, met zeer gedetailleerde grenzen. Voor wie er oog voor heeft geeft de kaart een blik in de geschiedenis – die ziet de voormalige getijdegebieden, rivierlopen en kustlijnen.
The making
Waar Staring zijn werk deed door te voet en te paard door het land te trekken – al had hij ook een netwerk van correspondenten – gebruiken aardwetenschappers tegenwoordig steeds meer technische methoden om hun modellen te maken, zoals satellietgegevens, zwaartekrachtsmetingen en seismiek (een soort echo van de ondergrond).
De belangrijkste omslag voor de kaarten- en modellenmakers is waarschijnlijk de vondst van het Groninger gasveld in 1959 geweest. Om het gas te kunnen winnen was een gedetailleerde kennis van de ondergrond nodig, en daarvoor zette men boringen. Ook elders zat olie en gas in de grond en daarmee werd Nederland een van de meest doorboorde stukken land op aarde. Een half miljoen keer ging er een boor of sonde de grond in. De gegevens liggen in het archief van de Geologische Dienst, deels in de vorm van (meer dan 6500) boorkernen.
Vulkaanuitbarstingen
Ook het toenemende begrip van hoe het land ontstaan is, heeft invloed op de kaart. Waar een leek wellicht slechts zand en grind ziet, ziet de aardwetenschapper rivierafzettingen, getijdegebied, of duinvorming uit het verleden. Er komt ook een volgende kaart, verzekert Tirza van Daalen, directeur van de Geologische Dienst, want de dienst gaat gewoon door met kennis vergaren.
De kaart geeft inzicht in de mogelijkheden voor het gebruik van de ondergrond als opslagplek, grondstoffenbron of fundering, en in risico’s als overstromingen en verzakkingen. Maar ook aardbevingen en vulkaanuitbarstingen, benadrukt Van der Meulen – want Nederland bestaat niet alleen uit ons kikkerlandje aan de Noordzee. Ook het Caribisch gebied heeft Nederlandse gemeenten, en ook die staan nu, voor het eerst in de geschiedenis, op de Geologische Kaart van Nederland.