Je leest:

Natuurinclusieve landbouw als exportproduct

Natuurinclusieve landbouw als exportproduct

Auteur: | 7 november 2018
iStockphoto

We moeten toe naar een landbouw die de natuur niet exploiteert, maar die werkt met de natuur, stelt ecoloog Louise Vet. Zij zoekt de oplossing in het extensiveren van de landbouw, om het te kunnen combineren met het onderhouden van de andere ecosysteemdiensten die de natuur biedt.

In het Gelderse Wichmond leidde schaalvergroting van de melkveehouderij in 2015 tot protest van omwonenden en natuurbeschermers.
Flip Franssen / Hollandse Hoogte, Den Haag

“Een wezenlijk probleem van de land­bouw en de agrarische natuur”, zo stelt Louise Vet, hoogleraar Evolutionaire Ecologie aan de Wageningen Universiteit, “is de exportpositie van de Nederlandse landbouw. Als je Nederland van grote hoogte, of beter nog: vanuit internationaal perspectief bekijkt, zijn we natuurlijk niet veel meer dan een grote metropool met hier en daar wat groen erin. Ondertussen zijn we in die metropool wel de tweede landbouwexporteur van de wereld, met een waarde van een kleine honderd miljard euro per jaar. We zijn internationale experts geworden in het produceren van veel landbouwproducten op een relatief klein oppervlak. Wat ik als natuurminnende Nederlandse consument wil, heeft dus maar een beperkte waarde. Van alle zuivel gaat 80% naar het buitenland, dus dicteert die buitenlandse markt ook voor een belangrijk deel wat er in onze zuivelsector gebeurt.”

Vet zou daar graag een nieuw exportproduct voor in de plaats zetten: de kennis over landbouw die beter rekening houdt met de natuur. “Je mag dat gerust vergelijken met onze internationaal geroemde kennis over watermanagement. We hebben ons plan voor de biodiversiteit natuurlijk ook niet voor niets een ‘Deltaplan’ genoemd. Zoals droge voeten van algemeen belang zijn voor alle Nederlanders, zo moet een gezonde biodiversiteit met alle bijbehorende ecosysteemdiensten ook beter worden erkend als een algemeen belang.”

“We moeten toe naar een systeem waarin de boeren niet alleen worden beloond voor het leveren van voedsel, maar ook voor het onderhouden en leveren van ecosysteemdiensten uit de biodiversiteit die zij beheren. Als je op de lange termijn voedsel wilt blijven produceren zou het zomaar kunnen dat je die voedselproductie minder intensief moet maken ten gunste van die andere diensten die boeren leveren. En de kennis die daarbij hoort kunnen we ook heel goed exporteren”, vervolgt Vet.

Oude hagen en akkerranden speelden waarschijnlijk een belangrijke rol in het bestrijden van schadelijke insecten.
Bernard F. Eilers / Stadsarchief Amsterdam

Extensiveren of specialiseren

Toch zal het nog niet eenvoudig zijn om op korte termijn ‘even’ een oplossing uit de grond te stampen. Binnen de groene sector staan de neuzen in ieder geval nog niet allemaal dezelfde kant op. Eén school zegt dat we de productie van ons voedsel zo ver zouden moeten optimaliseren, dat we onze honger op een zo klein mogelijk oppervlak kunnen stillen. Op die manier blijft er zoveel mogelijk oppervlak over om de natuur een plek te laten houden. Daar tegenover staat de school die, zoals Vet stelt, de oplossing zoekt in het extensiveren van de landbouw, om het te kunnen combineren met het onderhouden van de andere ecosysteemdiensten die de natuur biedt.

Landbouw is een lastig concept binnen de economie van de natuur.

“In feite bestuderen wij als ecologen de economie van de natuur”, zegt Vet met een knipoog. “Landbouw is daarbinnen per definitie een lastig concept, want we halen van alles uit die ‘ecologische economie’ en geven daar geen evenredig deel voor terug. Een deel van de voedingsstoffen verdwijnt per definitie uit het systeem. Volgens de wetten van de ecologie en de economie moeten we toe naar een landbouw die de natuur niet exploiteert, maar die werkt met de natuur. De moderne term daarvoor is natuurinclusieve landbouw. Zeker in de tijd van landbouwminister Mansholt, die er na de babyboom na de Tweede Wereldoorlog voor wilde zorgen dat al die monden niets tekort zouden komen, is er heel veel ‘geoptimaliseerd’. Met de ruilverkaveling werden veel overbodige elementen uit het landschap gehaald om grote, efficiënte kavels te kunnen creëren.”

“Maar ondertussen zijn we erachter gekomen dat die zogenaamd overbodige elementen ook heel nuttig konden zijn. In oude hagen en akkerranden leefden bijvoorbeeld insecten en vogels die op hun beurt schadelijke insecten uit onze gewassen hadden kunnen houden. Nu moesten die ineens met insecticiden worden bestreden. Het heeft er alle schijn van dat die insecticiden nu ook een belangrijke rol spelen in de algemene achteruitgang van de insecten.”

“Tegelijk hebben we ook heel veel ingeleverd van de diversiteit binnen de landbouw. De bedrijven zelf zijn minder divers geworden. In plaats van gemengde agrarische bedrijven hebben we nu grote, hypergespecialiseerde bedrijven. Ook de diversiteit van voedselgewassen is minder geworden. We produceren heel veel meer van minder verschillende gewassen. En binnen die gewassen is de genetische diversiteit ook nog eens fors afgenomen. Als je vervolgens bedenkt dat de basis van al het leven per definitie gelegen is in dat begrip diversiteit, zijn we dus veel waardevols kwijtgeraakt.”

Louise Vet: “Landbouw met biodiversiteit hoeft zeker niet te betekenen dat we terug moeten naar de tijd van Ot en Sien.”
Collectie Historisch Archief Haarlemmermeer

Niet terug naar Ot en Sien

Zo logisch als Vet ze laat klinken zijn de mechanismen achter de waarde van biodiversiteit overigens niet, zo waarschuwt zij. “Uit onderzoek aan ons instituut is ook gebleken dat niet alle combinaties van bloemen in een wilde akkerrand gunstig zijn voor het in toom houden van plaaginsecten in een gewas. Er zijn ook bloemcombinaties die juist een averechts effect hebben. Natuurinclusieve landbouw is dus zeker geen kwestie van ‘even’ alle partijen overtuigen van de kennis die allang op de plank ligt bij de ecologen. Naast de nodige zaken die we wel weten – zoals: insecticiden doden ook, en vooral, nuttige insecten – zijn er ook nog genoeg zaken die nog niet helder en simpel zijn. In die laatste categorie valt bijvoorbeeld onze kennis over de bodem.”

De figuurlijke bodem van de biodiversiteit zit volgens Vet ook letterlijk in de bodem. “Natuurinclusieve landbouw maakt dus niet alleen gebruik van de diversiteit rond een akker, maar vooral ook van de diversiteit daaronder. De insecten waar een grutto of een veldleeuwerik zijn jongen mee voedt, komen af op een plant die weer afhankelijk is van een heel ecosysteem van schimmels en bacteriën rond zijn wortelstel.”

Die kennis over de bodem laat volgens Vet ook zien dat we lange tijd veel te simpel hebben gedacht over bemesting. “De focus lag lange tijd op stikstof en fosfaat, maar we zijn er steeds meer achter gekomen dat er heel veel zogeheten micronutriënten zijn die je niet ongestraft kan vergeten. Zink is bijvoorbeeld zo’n essentieel element. Het Platform Landbouw, Innovatie & Samenleving heeft zes jaar geleden al becijferd dat er jaarlijks net zoveel mensen sterven aan het gebrek aan zink en andere essentiële voedingsstoffen in hun dieet als aan malaria. Ondertussen zijn de huidige bekende zinkvoorraden binnen twee decennia uitgeput. Er zit dus feitelijk niets anders op dan de landbouw weer meer circulair te maken. We kunnen het ons niet veroorloven om de voorraden van essentiële voedingsstoffen in de bodem uit te putten.”

Louise Vet: “Een landbouw met en vóór biodiversiteit is zeker geen landbouw tégen technologie.”
ANP Photo, Den Haag

Met welk plan de mensen achter het ‘Deltaplan Biodiversiteit’ aan het eind van dit jaar ook zullen komen, het zal geen panacee zijn die over heel Nederland, laat staan over de hele internationale agrarische natuur uit te rollen zal zijn.

Vet: “Zelfs binnen Nederland zullen we per gebied – de veenweide, de zandgronden, de klei in de polders – een eigen aanpak moeten bedenken. En nee, dat hoeft absoluut niet te betekenen dat we terug moeten naar de tijd van Ot en Sien. Ik verzet mij tegen het beeld dat je alleen in een landbouwsysteem uit de jaren vijftig van de vorige eeuw nog kunt genieten van grutto’s in de wei. Een landbouw met en voor biodiversiteit is zeker geen landbouw tegen technologie. Technologie kan ons onvoorstelbaar veel brengen. Met precisielandbouw kun je bijvoorbeeld heel nauwkeurig analyseren welk deel van je grond behoefte heeft aan welke voedingsstoffen. Met robotisering kun je vervolgens heel nauwkeurig aan die behoeften voldoen: precies de juiste hoeveelheid voeding van de juiste samenstelling op de juiste plek. Of precies het benodigde beetje gewasbeschermingsmiddel op een plek waar je een probleem hebt. Maar dat is dus een heel andere technologie dan een landbouw die preventief een hele akker onder de Roundup spuit tegen de eventuele onkruiden, of die de zaden alvast drenkt in de zwaarst denkbare insecticiden om de eventuele toekomstige plaaginsecten te weren.”

Volgens Vet moet het mogelijk zijn om binnen twintig jaar een ecologisch verantwoorde gewasbescherming te ontwikkelen. Vet: “Eén derde van alle plagen kun je onder de duim houden met spontaan voorkomende of regelmatig geïntroduceerde biologische bestrijding. Nog eens één derde kan worden voorkomen door planten resistent te maken tegen plagen. Het resterende deel kan dan door een boeket van andere methoden worden voorkómen, zoals preventie of slim gebruik van chemische verbindingen die al dan niet door de plant zelf worden aangemaakt bij aanval door een ziekte of plaag.”

Binnen twintig jaar naar ecologische gewasbescherming

Op het weblog Foodlog schreef hoogleraar ecologie Louise Vet samen met emeritus-hoogleraar entomologie Joop van Lenteren een serie artikelen over gewasbescherming met oog voor de biodiversiteit. In hun laatste bijdrage schetsten zij een dozijn regels waar zo’n ecologische gewasbescherming aan zou moeten voldoen.

Voorkomen is beter dan genezen. Door vooruit te kijken, onder andere naar exotische plaagdieren die hun weg naar onze gewassen dreigen te vinden kan veel leed worden voorkomen zonder direct naar de gifspuit te grijpen.

Gewasbeschermingsmiddelen niet subsidiëren maar belasten. Nu zit er vrijwel geen enkele financiële rem op het gebruik van gif; sterker nog, het wordt gestimuleerd door middel van subsidies, waar vooral de industrie van profiteert zonder dat zij ook verantwoordelijk worden gemaakt voor de ecologische gevolgen. Belasting heeft op diverse fronten bewezen een effectieve prikkel te kunnen zijn richting gezonder gedrag.

Sluipwespen kunnen helpen bij de bestrijding van schadelijke rupsen.

Scott Bauer / USDA

Geef in de wet- en regelgeving voorrang aan middelen met een laag milieurisico boven de – wellicht goedkopere – middelen met een hoger milieurisico.

Middelen met een laag risico zouden ook een eenvoudiger procedure moeten krijgen voor toelating op de markt. Nu moeten middelen met een laag risicoprofiel dezelfde – peperdure – procedure doorlopen voor zij op de markt mogen komen.

Laat geen (synthetische) middelen toe die schade toebrengen aan andere (biologische) middelen. Nu komt het nog regelmatig voor dat een bestrijding op basis van bijvoorbeeld gunstige insecten om zeep wordt geholpen door de toelating van een middel dat alle insecten doodt.

Stel ‘plantenartsen’ in, die net als (dieren)artsen alleen op recept medicijnen of gewasbeschermingsmiddelen mogen voorschrijven.

Stel gratis voorlichters in, die onafhankelijk van de industrie boeren helpen bij het bedenken van een goede gewasbeschermingsstrategie.

Haal oude programma’s van zogenoemde ‘Geïntegreerde Gewasbescherming’ op basis van biologische middelen weer van stal, die eerder door het toelaten van breedwerkende gifstoffen in onbruik zijn geraakt.

Stel werkgroepen in die gezamenlijk kunnen werken aan ‘Geïntegreerde Gewasbescherming’, die zoveel mogelijk gebruik maakt van voorkoming in plaats van genezing, en eventuele noodzakelijke genezing liefst op basis van biologische middelen toepast.

Investeer in onderzoek naar ‘Geïntegreerde Gewasbescherming’ voor zover die voor bepaalde teelten nog niet aanwezig is.

Onderzoek de resistentie van gewassen tegen plagen, ook of misschien wel juist in oude genetische lijnen.

Maak gebruik van de ecosysteemdiensten van Moeder Natuur in plaats van alleen te streven naar maximalisatie van de productie op de korte termijn.

De volledige versie van deze bijdrage van Vet en Van Lenteren aan Foodlog is hier te vinden.

Lees het volgende artikel van het thema ‘Natuur in Nederland’

Boeren naast of met de natuur?

Rob Buiter
Dit artikel is een publicatie van Stichting Biowetenschappen en Maatschappij.
© Stichting Biowetenschappen en Maatschappij, alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 07 november 2018

Discussieer mee

0

Vragen, opmerkingen of bijdragen over dit artikel of het onderwerp? Neem deel aan de discussie.

Thema: Natuur in Nederland

iStockphoto
Natuur in Nederland
In de zomer van 2018 kwam een langlopende kwestie uit het Nederlands natuurbeheer tot een voorlopige climax. Na een winter vol harde botsingen tussen ecologen en dierenbeschermers besloot de provincie Flevoland tot een drastisch ingrijpen in het aantal ‘grote grazers’ in de – internationaal bejubelde – Oostvaardersplassen. Liet deze kwestie zien dat Nederlanders het contact met de natuur nu toch echt zijn verloren, of is de definitie van natuur in ons drukbevolkte land gewoon aan modernisering toe?
Bekijk het thema
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.