Ze kunnen hun handen maar moeilijk in hun zakken houden, wanneer ze het proefveld met maar liefst 352 grote bakken met planten aan de rand van de botanische tuinen betreden. Professor Merel Soons en dr. Yann Hautier van de Universiteit Utrecht beginnen bijna automatisch kleine sprietjes tussen de planten vandaan te halen. “Dit is een bak waar twaalf verschillende grassen en kruiden uit een zogeheten glanshaverhooiland in moeten staan”, legt Soons uit. “Maar dit vingergras, dat hoort daar dus niet tussen”, zegt ze, terwijl ze een onooglijk sprietje tussen de andere grasjes vandaan plukt.

“In al deze bakken van één kubieke meter per stuk zitten verschillende combinaties van grassen en kruiden”, verduidelijkt Hautier. “In een deel van de bakken zit maar één plantensoort, in een ander deel vier, acht of twaalf; en dat in verschillende combinaties van soorten. Binnenkort komt er een transparant dak over het hele proefveld, en dan zullen we ook de neerslag experimenteel gaan controleren. Een deel van de bakken krijgt dan de gemiddelde Nederlandse neerslag. Een ander deel krijgt de extremen te verduren zoals die zich bijvoorbeeld de afgelopen droge zomer voordeden.”
“Je moet weten dat het aantal extreme weerperiodes de afgelopen veertig jaar wereldwijd is toegenomen van ongeveer 750 in de jaren zeventig tot bijna 3500 in de afgelopen tien jaar. In weer een andere serie bakken zullen we een gemiddeld neerslagregime toepassen zoals dat door de weermodellen wordt voorspeld voor het huidige veranderende klimaat, met drogere zomers en nattere winters. Inclusief de herhalingen die nodig zijn om het experiment statistisch solide te maken, kom je dan op deze 352 verschillende bakken”, aldus Hautier.
“Het is de allereerste keer dat effecten van klimaatverandering en biodiversiteit van plantengemeenschappen op deze schaal experimenteel worden getest”, benadrukt Soons. “Uit observaties in het veld hebben we al sterke aanwijzingen dat de natuur effecten van een veranderend klimaat beter kan opvangen wanneer er meer diversiteit in een plantengemeenschap is. Gevoelsmatig kun je je dat ook wel voorstellen: wanneer ergens maar één plantensoort staat, die toevallig niet goed tegen droogte kan, dan heb je na een zomer als die van dit jaar een probleem. Hoe hoger de diversiteit, hoe groter de kans dat een systeem de klappen wel kan opvangen. Maar om te weten waarom dat zo is in ecologische termen moeten we de omstandigheden heel precies in de hand kunnen houden; vandaar dit experiment. Als we de mechanismen erachter precies kennen, kunnen we niet alleen natuurbeheerders, maar ook de landbouw beter vertellen hoe ze zich mogelijk kunnen wapenen tegen het veranderende klimaat.”

Netwerk voor biodiversiteit
De biodiversiteit in Nederland is lange tijd achteruitgegaan. Dat is overigens meer aan de oprukkende mensen en het vernietigen van natuurlijk habitat te danken dan aan het veranderende klimaat. Die achteruitgang lijkt de laatste decennia overigens gestuit, maar de zogeheten ‘Living Planet Index’ van het Wereld Natuur Fonds becijfert dat de biodiversiteit wereldwijd sinds 1970 ongeveer is gehalveerd. Een wapen dat de Europese Unie tegen die afkalvende biodiversiteit heeft ingezet is het ‘Natura-2000 netwerk’.
“In ons land is dat destijds vertaald in de Ecologische Hoofdstructuur, of het Nationaal Natuurnetwerk, zoals het tegenwoordig heet”, aldus Soons. “De gedachte is dat in een robuust netwerk van aaneengesloten natuurgebieden dieren maar ook planten zich beter kunnen verspreiden. Van grotere dieren kan iedereen zich voorstellen dat een snelweg een onneembare barrière kan zijn om van het ene naar het andere gebied te komen. Maar voor de verspreiding van plantenzaden kunnen onze gekanaliseerde beken en opgesloten rivieroevers net zo’n groot probleem zijn. Je ziet dan ook dat met name de planten die afhankelijk zijn van verspreiding via water het zwaar hebben. En als er niet genoeg genetische uitwisseling is tussen gebieden, komt de biodiversiteit op enig moment onder druk te staan.”
Over de effectiviteit van ons Nationale Natuurnetwerk als beschermer van de diversiteit is Soons nog niet erg te spreken. “Voor een deel gaat het om piepkleine gebiedjes, soms zelfs nog kleiner dan dit proefveld waar we nu staan. Daar moeten terreinbeheerders dus continu blijven tuinieren om de boel bijvoorbeeld te wapenen tegen de grote hoeveelheden stikstof die dagelijks uit de lucht komen. Om de biodiversiteit echt te beschermen zou dat natuurnetwerk echt een stuk groter moeten worden”, stelt Soons.
Nog voor de experimenten in de botanische tuin van Utrecht goed en wel gestart zijn, kunnen Hautier en Soons overigens alvast één duidelijk effect van de hoge of lage diversiteit in de plantenbakken hardmaken: “Hoe hoger de diversiteit in een bak, hoe minder van dit soort onkruiden we hoeven te verwijderen”, zegt Soons lachend. “Diversiteit is een aantoonbaar schild tegen invasieve onkruiden.” Aan hun voeten ligt inmiddels een klein hoopje vingergras en andere ongewenste plantjes.