Vrijwel dagelijks lezen we berichten over bootjes vol met Afrikanen die via Senegal en Mauretanië de overtocht naar de Canarische eilanden wagen, op weg naar ‘Fort Europa’. De strenge grenscontroles in de Spaanse enclaves Ceuta en Melilla in Noord-Marokko hebben de migratieroute van West-Afrikanen naar Europa verlegd, waardoor de dramatische gevolgen van deze migratievorm nog eens zijn versterkt. Dat er eenzelfde soort migratie plaatsvindt tussen de Hoorn van Afrika en Jemen weten maar weinigen. Wie zijn deze vluchtelingen? Waarom kiezen ze voor deze route? En hoe worden ze in Jemen ontvangen?
Bijna iedere dag vertrekken er bootjes met Somaliërs en Ethiopiërs vanuit Bosasso en Berbera aan de Somalische kust naar Jemen. Veel van de opvarenden zijn migranten op zoek naar een beter leven, dat zij niet zo zeer in Jemen, maar elders in het Midden-Oosten of liever nog in Europa, de Verenigde Staten of Canada hopen te vinden. De oversteek naar Jemen is net als die naar de Canarische eilanden niet zonder gevaar. De tocht duurt twee tot drie dagen. De boten zijn van hout, hebben geen enkele sanitaire voorziening, zitten vaak overvol en mogen officieel de Jemenitische wateren niet binnen varen, laat staan aanleggen. Vluchtelingen zijn daardoor soms gedwongen vlak voor de kust van de boot te springen. Regelmatig melden Jemenitische kranten dan ook de dood van tientallen Afrikaanse bootvluchtelingen. Als gevolg van de strijd tegen het ‘terrorisme’, zoals het tegengaan van wapensmokkel (de Jemenitische regering wordt er regelmatig van beschuldigd een rol te spelen in de illegale wapenhandel tussen Jemen en Somalië), heeft de Jemenitische overheid met hulp van de Verenigde Staten en een aantal Europese landen de grenscontroles in de Golf van Aden en de Rode Zee verscherpt. Hierdoor is het voor Afrikaanse vluchtelingen nog moeilijker Jemen binnen te komen. Maar velen blijven het proberen.
Jemen was eeuwenlang een Imamaat, geregeerd door imams die zowel geestelijk als politiek leider waren. De laatste imam was Imam Ahmed (1948-1962), wiens bewind door revolutionairen omver geworpen werd. Vanaf 1970 was voormalig Noord-Jemen een republiek. Sinds 1990 vormen Noord- en Zuid-Jemen de Republiek van Jemen.
Historische banden
Al eeuwenlang bestaan er nauwe contacten tussen de bevolking in de Hoorn van Afrika en die van het Arabisch schiereiland, in het bijzonder Jemen. Handels- en migratiestromen over en weer wisselden elkaar af en met de komst van het christendom en de islam werden ze alleen maar versterkt. Ethiopië was een van de eerste landen die zich tot het christendom bekeerden en christelijke leiders staken op verschillende momenten de Rode Zee over om delen van Zuid-Arabië te bezetten. Met de komst van de islam kwam er definitief een einde aan de christelijke aanwezigheid in Zuid-Arabië. Jemenieten maakten deel uit van de legers die na de dood van de profeet Mohammed de grenzen van de Arabische wereld overstaken om de islam te verbreiden. De oversteek naar de Hoorn van Afrika was vrij eenvoudig en het huidige Somalië was een van de eerste geïslamiseerde gebieden. Er kwamen handelsposten waaruit later kleine steden ontstonden. Somaliërs in Jemen beroepen zich soms nu nog op hun Arabische achtergrond door te wijzen op de namen van hun stamvaders, die duidelijke overeenkomsten kunnen vertonen met die van stammen op het Arabisch schiereiland.
Ook in Jemen hebben de wederzijdse contacten duidelijk hun sporen achtergelaten. Zo zijn er verschillende bevolkingsgroepen van vermeende Afrikaanse afkomst. De Akhdam (afkomstig van de wortel kh-d-m, wat ‘dienen’ betekent) en de Abid (letterlijk: slaven) zijn zwarte Jemenieten die onderaan de maatschappelijke ladder staan, omdat zij afstammelingen zouden zijn van de Ethiopische dynastieën die Jemen tijdelijk bezetten. De Akhdam nemen een heel lage plaats in en worden als paria’s behandeld. Zij wonen aan de rand van dorpen en steden en doen werk dat in zeer laag aanzien staat, zoals het schoonmaken van de riolering en het sjouwen van spullen. De Abid hadden van oudsher een iets hogere status omdat zij hun stamboom wel konden traceren, maar waren tot de revolutie van 1962 nog vaak bezit van rijke families. In 1962 werd de slavernij echter afgeschaft en sindsdien zijn de meeste Abid werkzaam in dienstverlenende beroepen.
In Jemen zijn er verschillende bevolkingsgroepen van vermeende Afrikaanse afkomst. De Akhdam (foto) zijn zwarte Jemenieten die onderaan de maatschappelijke ladder staan en worden als paria’s behandeld. Foto: Yemen Mirror
Naast de Akhdam en de Abid is er ook een groep Jemenieten met een veel recenter Afrikaans migratieverleden. Ten tijde van het Imamaat in de twintigste eeuw migreerden grote aantallen Jemenieten naar Oost-Afrika om de armoede in eigen land te ontvluchten. Zij vestigden zich in Ethiopië, Somalië, Tanzania en Kenia, waar ze vaak met een Afrikaanse vrouw trouwden, hoewel ze soms in Jemen al gehuwd waren en een gezin hadden. Na het einde van de burgeroorlog in Jemen in 1970 keerden zij terug. Hun kinderen kregen de status van muwallad (een soort halfbloed) en werden lange tijd niet voor vol aan gezien.
Jemen kent een zeer strikte sociale hiërarchie op basis van afkomst, met aan de top degenen die (met succes) afstamming van de profeet Mohammed claimen (de sada) en onderaan degenen die hun afkomst niet kunnen traceren (de Akhdam). Hoewel deze hiërarchie niet gebaseerd is op huidskleur worden personen met een donkere huid snel in de laagste sociale klassen geplaatst en hebben zij te maken met discriminatie en racisme.
Nieuwe toestroom
Sinds 1990 is de migratie vanuit de Hoorn van Afrika naar Jemen sterk toegenomen. De val van de Somalische president Siad Barre in december 1990 en het uitbreken van een burgeroorlog in Somalië heeft tot een enorme stroom vluchtelingen geleid. Ethiopië en Kenia vormen voor hen belangrijke toevluchtsoorden, maar ook Jemen heeft honderdduizenden Somaliërs opgevangen. Het is het enige land op het Arabisch schiereiland dat het Vluchtelingenverdrag uit 1951 heeft ondertekend en het accepteert Somalische vluchtelingen op een prima facie basis. Dit betekent dat zij niet hoeven te bewijzen dat zij politieke vluchtelingen zijn en dat ze direct bij aankomst als vluchteling worden erkend.
UNHCR vluchtelingenkamp in Kharaz, honderd kilometer van Aden in het zuiden van Jemen. Foto: www.refugees.org
De meeste Somaliërs reizen met smokkelboten en riskeren hun leven met deze overtocht. Volgens de Jemenitische overheid komen er zo dagelijks 150 mensen aan land, waaronder steeds meer Ethiopiërs en Eritreërs. De toegenomen repressie en armoede in Ethiopië en Eritrea maken dat velen hun vaderland ontvluchten. Wanneer de boten op zee of aan de kust worden aangehouden, worden Somalische vluchtelingen door de Jemenitische autoriteiten toegelaten. Voor mensen met een andere nationaliteit volgt arrestatie. Zij moeten eerst bewijzen dat zij politiek actief zijn geweest en in hun eigen land gevaar lopen. De meeste van hen worden zo snel mogelijk gedeporteerd. Maar de Jemenitische overheid mist de middelen om de kuststrook, die meer dan tweeduizend kilometer lang is, nauwgezet te controleren, waardoor veel illegale migranten er toch in slagen het land binnen te komen.
Somalische vluchtelingen die in Jemen aan land komen worden door de Jemenitische autoriteiten doorverwezen naar het vluchtelingenkamp van de UNHCR, de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties, in de buurt van Aden. Hier krijgen zij onderdak, voedsel, onderwijs en gezondheidszorg. Het kamp ligt op een kale hete vlakte, zonder bebouwing of begroeiing en op anderhalf uur reizen vanaf Aden, en er is niets te doen. Daarom reizen de meeste Somaliërs naar een van de grote steden, op zoek naar werk. Meestal zijn ze niet van plan lang in Jemen te blijven, maar willen ze naar een rijker land, zoals Saoedi-Arabië of een land in het Westen. De mogelijkheden hiertoe zijn echter beperkt: de oversteek over land naar Saoedi-Arabië is gevaarlijk, de kans om via de Green Card Lottery een visum voor de Verenigde Staten te krijgen is gering en de voorwaarden voor gezinsherenigingsprogramma’s van de UNHCR zijn streng. Daarnaast is het aantal vluchtelingen dat zich via de UNHCR in een westers land mag vestigen in de afgelopen vijf jaar sterk gedaald. Veel westerse landen hebben het aantal vluchtelingen dat zij tot hun land willen toelaten drastisch beperkt.
Elk jaar stellen de Verenigde Staten vijftigduizend visa ter beschikking voor mensen uit landen met lage immigratiecijfers. Zij kunnen een visum bemachtigen door een lot te kopen en, wanneer ze worden geselecteerd, moeten ze aan de gestelde eisen voldoen. Maar de kans om via de Green Card Lottery een visum voor de Verenigde Staten te krijgen is gering.
Het gevolg is dat veel Somalische vluchtelingen min of meer noodgedwongen in Jemen blijven. Hun omstandigheden zijn allesbehalve rooskleurig. Voor mannen is het erg moeilijk om werk te vinden vanwege de hoge werkloosheid. Auto’s wassen is een van de weinige mogelijkheden om geld te verdienen. Voor vrouwen is het gemakkelijker: zij komen vrijwel altijd terecht in betaald huishoudelijk werk, werk dat arme Jemenitische vrouwen vanwege de lage sociale status en het mogelijke contact met niet-verwante mannen niet willen doen. Het grootste deel van de Somalische vrouwen werkt als schoonmaakster. In de grote steden zijn er wijken met een hoge concentratie aan Somaliërs. Gezinnen delen vaak een appartement, vanwege de hoge huur. De mannen kauwen qat (een plant waarvan het kauwen van de blaadjes een oppeppend effect heeft) om de tijd te verdrijven, terwijl hun vrouwen met schoonmaakwerk de kost verdienen.
Vaak staan vrouwen er alleen voor, omdat hun echtgenoot met onbekende bestemming is vertrokken. Een voorbeeld van zo’n vrouw is Rawda, een jonge Somalische die sinds 1992 in Jemen woont. Ze komt uit Mogadishu en heeft haar ouders al op jonge leeftijd verloren. Ze werd door haar tante opgevoed, maar doordat die steeds minder goed in staat was voor haar te zorgen besloot Rawda op haar zeventiende naar Jemen te vertrekken. Ze had gehoord dat daar voor vrouwen werk genoeg was. Via Berbera aan de Somalische kust reisde ze met een smokkelboot naar Jemen, waar ze door mensen van haar stam (qabila) werd opgevangen. Binnen korte tijd vond ze bij een Jemenitische familie werk als huishoudster.
Somalische vrouwen komen vrijwel altijd terecht in betaald huishoudelijk werk. Veel Somalische vrouwen hebben er moeite mee om als schoonmaakster voor Jemenitische families te werken: ‘ze noemen me khadima (dienstmeid) en denken dat ik nooit moe word.’
De Somalische bevolking is verdeeld in vier stammen, die zelf weer zijn onderverdeeld in sub-stammen. Het is een wijdverbreide gewoonte om in het buitenland op zoek te gaan naar leden van de eigen stam, die voor tijdelijk onderdak zorgen.
Rawda is in Jemen tweemaal getrouwd, maar beide echtgenoten hebben haar met de kinderen laten zitten. De laatste is naar Nederland vertrokken en had beloofd haar over te laten komen, maar via via heeft ze gehoord dat hij met een Nederlandse vrouw is getrouwd en haar niet meer wil zien. Wanneer ik haar vraag of ze na zoveel slechte ervaringen nog wel wil trouwen, antwoordt ze: ‘Als het me lukt door te reizen naar Amerika of een ander westers land hoef ik niet te trouwen. Maar als ik in Jemen blijf, trouw ik opnieuw. Een leven als alleenstaande vrouw is in Jemen onmogelijk.’ Een huwelijk verschaft vrouwen mannelijke bescherming, wat in de Jemenitische samenleving erg belangrijk is.
Racisme
De grote stroom migranten en vluchtelingen uit de Hoorn van Afrika heeft in Jemen tot een toename van racisme geleid. De economische situatie is er na 1990 niet beter op geworden. De Golfcrisis van dat jaar had tot gevolg dat 800.000 Jemenitische arbeidsmigranten uit Saoedi-Arabië en andere Golfstaten gedwongen werden naar huis terug te keren. Saoedi-Arabië en andere Golfstaten trokken namelijk de verblijfsrechten van Jemenitische gastarbeiders in doordat de Jemenitische regering in de Veiligheidsraad een militaire aanval op Irak door de geallieerden afkeurde. In dezelfde tijd kwam de vluchtelingenstroom uit Somalië op gang. Het net verenigde Jemen verloor binnen zeer korte tijd een van haar belangrijkste inkomstenbronnen, namelijk de geldoverzendingen van migranten, en tegelijk moest het voor werkgelegenheid, huisvesting, gezondheidszorg en onderwijs voor remigranten en vluchtelingen zorgen.
Dat de Jemenitische regering daar niet toe in staat was, is geen verrassing. Economisch is Jemen er in de afgelopen vijftien jaar niet op vooruitgegaan, ondanks (of juist als een gevolg van) het structurele aanpassingsprogramma van de Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank. De werkloosheid en armoede zijn toegenomen en de bevolking is ontevreden. Kregen Jemenitische remigranten in het begin van de jaren negentig de schuld van de economische crisis, nu zijn het de migranten en vluchtelingen uit de Hoorn van Afrika die de zwarte piet krijgen toegespeeld. De slechte economische situatie, maar vooral ook de toename van criminaliteit, prostitutie en aids wordt op hen afgeschoven, met discriminatie en racisme als gevolg.
Somalische kinderen in Aden, Jemen.
Ook Rawda klaagt over discriminatie. Regelmatig is ze op straat uitgescholden en haar Jemenitische werkgevers behandelen haar slecht. ‘Ze noemen me khadima (dienstmeid) en denken dat ik nooit moe word.’ Hoewel Somaliërs moslim zijn, is hun maatschappelijke positie in de Jemenitische samenleving slecht. Jemenieten kijken vaak op hen neer en zeggen dat ze onbetrouwbaar zijn. Wanneer ik hierover doorvroeg, kreeg ik vaak verhalen te horen over Somalische vrouwen die goud of andere waardevolle spullen van hun werkgevers hadden gestolen. Maar zelf vertelden Somalische vrouwen dat zij regelmatig van diefstal worden beschuldigd, zodat hun werkgevers hen dan zonder hun salaris uit te betalen op straat kunnen zetten of zelfs kunnen laten arresteren. Middenklasse families nemen vaak huishoudsters in dienst als statussymbool, maar zijn niet altijd financieel in staat het salaris te betalen.
Veel Somaliërs klagen over de behandeling die ze krijgen. Sommigen kwamen naar Jemen omdat zij afstamming claimen van Jemenieten en hoopten op een broederlijke ontvangst. Helaas werd die hoop snel teniet gedaan. Een historische band, een gedeelde afkomst en het delen van dezelfde religie blijken onvoldoende basis voor verbroedering. Hoewel Somaliërs net als de Akhdam en de Abid meestal een lage plaats op de Jemenitische maatschappelijke ladder innemen, accepteren zij die plaats niet. Veel Somalische vrouwen hebben er moeite mee om als schoonmaakster voor Jemenitische families te werken. Ze moeten orders aannemen en zijn financieel afhankelijk. Te laat op het werk komen of het naast zich neerleggen van sommige schoonmaakopdrachten zijn strategieën om enig tegenwicht aan deze ongelijkheid en afhankelijkheid te bieden.
In december 2005 demonstreerden honderden Somaliërs wekenlang voor het kantoor van de UNHCR in Sana’a. Zij beklaagden zich over hun leef- en werkomstandigheden in Jemen en eisten hun rechten op, waaronder het recht op gelijke behandeling en op werkgelegenheid. Na weken beëindigde de politie de demonstratie op gewelddadige wijze, zonder dat de eisen van de demonstranten waren ingewilligd.
Op 12 september 2005 spoelden enkele lichamen van Somalische en Ethiopische vluchtelingen in Yemen aan. De vluchtelingen waren gedwongen van de boot te springen. Foto: UNHCR / SHS / N. Bajanoub
Politieke dilemma’s
De strenge grenscontroles om de illegale wapenhandel en de toenemende stroom migranten en vluchtelingen uit de Hoorn van Afrika tegen te gaan vormen een belangrijk onderdeel van de Jemenitische deelname aan de ‘war on terror’. De Verenigde Staten en een aantal andere westerse landen zien Jemen als een vrijhaven voor terroristen. Alleen door mee te doen aan de strijd tegen terreur kan Jemen de enorme ontwikkelingssteun uit het Westen veilig stellen. Daarnaast wil de Jemenitische overheid de stroom vluchtelingen uit de Hoorn van Afrika tegengaan om de druk op de werkgelegenheid, huisvesting, gezondheidszorg en onderwijsvoorzieningen te verminderen. Ook al heeft Jemen het Vluchtelingenverdrag van de Verenigde Naties ondertekend, de regering doet veel te weinig om Somalische vluchtelingen een menswaardig bestaan te bieden. De vluchtelingenwet, waarin de rechten en plichten van zowel vluchtelingen als de overheid zijn vastgelegd en die een vereiste is voor alle ondertekenaars van het Vluchtelingenverdrag, is nog steeds niet door het parlement goedgekeurd en wordt daarom niet in praktijk gebracht.
In plaats van de situatie van Somalische vluchtelingen in Jemen te verbeteren, geeft de overheid er de voorkeur aan in het conflict in Somalië te bemiddelen en zo de vluchtelingenstroom te verminderen. Westerse landen stellen de bemiddeling zeer op prijs maar houden hun hart vast voor de toenemende macht van de Islamitische Rechtbanken Beweging in Somalië en beschuldigen Jemen ervan een rol in de aanvoer van wapens te spelen. De Jemenitische regering moet daarom op eieren lopen om zowel de Verenigde Staten en naburige landen als de binnenlandse bevolking tevreden te houden. En het zijn vooral de migranten en vluchtelingen uit de Hoorn van Afrika die de rekening betalen.
Dr. Marina de Regt is antropoloog en verbonden aan de Amsterdamse School voor Sociaal-Wetenschappelijk Onderzoek. Zij doet sinds 2003 onderzoek naar vooral uit Ethiopië en Somalië afkomstige migrantenvrouwen, die in Jemen betaald huishoudelijk werk verrichten. Het maakt deel uit van het onderzoeksprogramma ‘The Cultural Politics of Migrant Domestic Work’ van prof.dr. Annelies Moors (ISIM/Universiteit van Amsterdam).