Grote mosasauriërs zoals Mosasaurus en Prognathon waren zelf grote rovers: uit de maaginhoud van sommige fossiele exemplaren blijkt dat ze vooral vis aten, maar ook vogels. Afdrukken van hun tanden zijn ook gevonden op de schilden van schildpadden, de schelpen van grote ammonieten, en de resten van tal van andere dieren, die kennelijk ook op hun menu stonden. Deze dominerende jagers bereikten lengtes tot zo’n 14 m (misschien zelfs 18 m). Daarom bestond er altijd veel twijfel of deze dieren zelf ook als prooi dienden van diergroepen, hoewel wel vaststaat dat sommige relatief kleine mosasauriërs (zoals Clidastes) zeker bejaagd werden door hun grotere verwanten (zoals de grote Tylosaurus).
Artistieke weergave van de Mosasaurus
Of haaien, waarvan talrijke bijtsporen op de botten van mosasauriërs zijn aangetroffen, de dieren levend aanvielen, of dat ze alleen de kadavers van reeds gestorven mosasauriërs aten, was tot nu toe onduidelijk. De twijfel omtrent haaien als jagers van mosasauriërs berust vooral op het feit dat de meeste haaien veel kleiner waren dan de mosasauriërs (hun lengte was gewoonlijk minder dan 3 m); voor zover bekend kon alleen de haai Cretoxyrhina mantelli zo’n 5 m groot worden.
Links: In het bot van Platecarpus vastgegroeide haaietand. Rechts: Lange wijd uit elkaar liggende groeven in de staartwervels van Platecarpus, veroorzaakt door een haaiebeet. Bron: Bruce Rothschild, University of Kansas Museum of Natural History, Lawrence (VS)
Het is alleen vast te stellen dat bijtsporen veroorzaakt zijn door de aanval op een leven dier, als dat dier de aanval lang genoeg overleefde om de veroorzaakte wonden en beschadigingen te laten helen. Dergelijke herstelverschijnselen zijn nu aangetroffen. Een exemplaar van Platecarpus vertoont bijtindrukken in zijn staartwervels; langs deze indrukken van tanden – die aan een haai moeten worden toegeschreven – is het bot hersteld. Het dier overleefde dus de aanval van een haai.
Boven: Vergroeide wervels van een mosasauriër met talrijke tandafdrukken van een haai. Onder: Coccolieten in het abces dat bij Platecarpus ontstond na een haaiebeet. Bron: Bruce Rothschild, University of Kansas Museum of Natural History, Lawrence (VS)
Andere exemplaren van Platecarpus vertonen bijtwonden in de hals- en (deels vergroeide) ruggewervels. In een van die vergroeide ruggenwervels zijn maar liefst zeven tandafdrukken te zien aan één kant, en acht aan de andere kant. De ruimtes die de tanden bij de beet hebben achtergelaten, blijken in een doorsnede van het bot te liggen onder abcessen, die erop wijzen dat het dier door of na de beet geïnfecteerd is geraakt, en dat het lichaam daarop heeft gereageerd. De abscessen zijn bewaard gebleven doordat ze zijn opgevuld met kleine calcietkristalletjes.
Overigens betekenen deze vondsten niet dat haaien niet ook de kadavers van gestorven mosasauriërs aten. Ook daarvoor zijn nu duidelijke aanwijzingen gevonden.
Referenties:
Rothschild, B.M., Martin, L.D. & Schulp, A.S., 2005. Sharks eating mosasaurs, dead or alive? Netherlands Journal of Geosciences 84, p. 335-340
Zie ook:
- Mosasauriërs (Maashagedissen)
- Maastrichtien (Kennislinkartikel van Natuurwetenschap & Techniek)
Lees ook meer nieuws op de website van NGV Geoniews