Je kind verliezen is het ergste wat je overkomen kan. Tenminste, dat zei mijn moeder vroeger altijd. Niet dat ze dat zelf had meegemaakt, maar de gedachte dat haar dochter onder een bus zou lopen, vond ze bijna onverdraaglijk.
Het verdriet van een moeder om de dood van haar kind zou wel eens universeel kunnen zijn, denken evolutiepsychologen. Moeders investeren immers veel energie, tijd en moeite in het grootbrengen van een kind; rouwen om dit verlies is niet meer dan logisch. Ook apenmoeders vertonen bijvoorbeeld rouwgedrag.
Mijn kinderjaren heb ik inmiddels overleefd (dat ik vanwege mijn moeders vrees extra goed oplette bij het oversteken, heeft vast geholpen; goede medische zorg en schoon drinkwater ook). Maar er is een tijd geweest dat moeders minder geluk hadden. Een vrouw in het Gouda van 1850 bijvoorbeeld, werd geconfronteerd met een schrikbarend kindersterftepercentage van 34%: een op de drie kinderen werd nooit ouder dan vijf jaar.
Baren, begraven, baren
Onze over-over-over-grootmoeders brachten dus ongeveer zes kinderen ter wereld, waarvan ze er twee voor hun vijfde verjaardag moest begraven. Als de dood van een kind toen net zo ingrijpend was als nu, dan zouden weinig vrouwen in staat zijn geweest om de Goudse kaasmarkt draaiende te houden. Mensen moeten vroeger haast wel anders met hun verdriet zijn omgegaan. Het probleem is echter dat we het de doden moeilijk kunnen vragen. En goede historische bronnen ontbreken, omdat het huiselijke (on)geluk van gewone vrouwen in het verleden niet bijzonder belangrijk werd gevonden.
Willen we te weten komen of verdriet universeel is of door onze omgeving wordt ingegeven, dan kunnen we onze blik beter op de hedendaagse wereld richten. Vandaag de dag zijn er nog altijd landen waar de overlevingskansen voor kinderen schrikbarend laag zijn. Het Afrikaanse Sierra Leone, een voormalig oorlogsgebied, spant de kroon: hier sterft 28% van de kinderen voor hun vijfde jaar. Het politiek stabiele Ghana kent een kindersterftepercentage van 10%.

Het verdriet van een ander
Als er een onderzoeker is die weet wat er in een Ghanees moederhart omgaat, is het Sjaak van der Geest. De hoogleraar medische antropologie aan de Universiteit van Amsterdam deed jarenlang onderzoek naar de Ghanese omgang met de dood. Denkt hij dat Ghanese ouders bij het verlies van hun kind minder verdriet hebben dan hun Nederlandse lotgenoten?
“Dat is een lastige en verraderlijke vraag! Ik zou er het liefst geen antwoord op geven of meteen antwoorden: natuurlijk hebben mensen in Afrika evenveel verdriet om een overleden kind als mensen in Nederland,” zegt Van der Geest. “Maar het is ingewikkelder. Niemand weet hoe diep het verdriet van de ander is. Het is hachelijk om af te gaan op uiterlijk gedrag. Mensen kunnen hun verdriet opkroppen en eraan kapot gaan zonder dat anderen dat in de gaten hebben.”
Ghanees moederhart heeft wel meer zorgen
Toch denkt Van der Geest wel dat ouders in het Ghanese dorp waar hij onderzoek heeft gedaan de dood van een kind waarschijnlijk anders beleven dan ouders in Nederland: “Nederlandse ouders leven in een redelijk geordende en welvarende maatschappij. Zij investeren al hun emoties in hun kind. De dood van een kind is daarom verpletterend.”
Tijdens zijn veldwerk zag Van der Geest dat kinderen na hun dood op een andere manier worden behandeld dan volwassenen. “Begrafenissen in Ghana zijn meestal groots gevierde sociale gebeurtenissen, waar iedereen aan meedoet. Er wordt veel en openlijk gehuild, mensen drinken en dansen om hun verdriet te uiten en geven geld om aan de kosten bij te dragen,” zegt Van der Geest. “Maar als een klein kind sterft gaat alles heel anders. Het kind wordt in stilte begraven. Beide manieren van begraven zijn een poging om het verdriet te verwerken.”
“In Ghana hebben vooral armere ouders enorm veel zorgen om het hoofd boven water te houden. De zorg voor hun kind is één van vele zorgen. Je zou misschien kunnen zeggen dat de dood van een kind voor hen gewoon nog een probleem is naast al die andere. Ze kunnen zich niet permitteren lang bij de pakken neer te zitten. Ze moeten verder en er zijn misschien nog wel vier andere kinderen die hun aandacht vragen. Ze willen hun verdriet vergeten.”
In zekere zin is rouwen om het verlies van je kind volgens Van der Geest dus een luxe die niet iedereen zich kan veroorloven. In arme landen, waar de kindersterfte hoog is (vanwege slechte gezondheidszorg, vervuild drinkwater en voedseltekorten), is verdriet om een verloren kind slechts één van de problemen. Een cynicus zou kunnen zeggen dat armoede weliswaar de oorzaak van de hoge kindersterfte is, maar tegelijkertijd ook bescherming biedt: de constante vloed van alledaagse problemen zorgt ervoor dat het verdriet niet al te groot kan worden.
Maar niet alleen alledaagse zorgen hoeven deze ‘beschermende’ functie te bieden. De mens zou de mens niet zijn als ze niet in moeilijke omstandigheden terug kon vallen op troostende culturele en religieuze opvattingen.
Engeltjes mag je doden
Een mooi voorbeeld van de manier waarop culturele opvattingen leed lijkt te verzachten, vinden we in Brazilië. In de jaren tachtig deed de antropologe Nancy Scheper-Hughes, hoogleraar aan UC Berkeley, daar onderzoek naar moederliefde. Ze schreef er een veelbesproken boek over: ‘Death without weeping’. Veelbesproken, omdat Scheper-Hughes een hele subtiele vorm van kindermoord op het spoor kwam.
In de sloppenwijken in het noordwesten van Brazilië worden er volgens de bewoners twee soorten kinderen geboren: blijvertjes en engeltjes. Sterke, luidruchtige en levendige baby’s zijn blijvertjes. Baby’s die na de geboorte zwakjes en afwezig uit hun ogen kijken, worden door hun moeder (en vader) al snel tot engeltjes bestempeld: kindjes die eigenlijk niet op aarde thuishoren en maar het beste zo snel mogelijk naar de hemel kunnen gaan.
Deze engeltjesbaby’s krijgen vervolgens structureel te weinig te drinken: ze sterven aan ondervoeding, dehydratie en diarree. De Braziliaanse moeders lijken hier niet al te rouwig om. Scheper-Hughes beschrijft juist tegenovergestelde emoties bij de begrafenissen van de engeltjesbaby’s: de moeders zeggen gelukkig te zijn dat hun kindje nu eindelijk in de hemel is, omdat hij daar altijd al thuishoorde.

Hier gebeurt iets intrigerends. Een moeder is te arm om al haar kinderen te kunnen onderhouden. Veel tijd, geld en energie steken in het grootbrengen van een zwak kind, dat vervolgens waarschijnlijk alsnog sterft, met al het verdriet van dien, lijkt zinloos. Dus is er een cultureel ‘verhaal’ over engeltjes in het leven geroepen. Het idee van de engeltjes helpt niet alleen bij het verzachten van het verdriet als het kindje sterft, maar functioneert zelfs als een soort excuus voor het gedrag dat daar deels toe leidde.
Maar hoe voelt het nu echt?
Het probleem is dat Nancy Scheper-Hughes geen onfeilbare gevoelsmeter in hart en brein van de Braziliaanse moeder heeft gestoken. Die bestaat natuurlijk ook helemaal niet. Wat iemand écht voelt, is moeilijk te meten. Dat de Braziliaanse mama tegen haar omgeving zegt dat ze opgelucht is dat haar kindje is overleden, wil natuurlijk niet zeggen dat ze dat ook echt zo voelt. Cultuur beïnvloedt onze woorden, gebaren, rituelen en ideeën. Maar reiken de tentakels van cultuur ook tot in het hart?
Antropologe Unni Wikan denkt van niet. Volgens de Noorse hoogleraar is verdriet universeel; diep van binnen voelen we allemaal ongeveer hetzelfde, al lijkt dat aan de buitenkant niet zo. Op Bali bijvoorbeeld, is het gebruikelijk dat nabestaanden de ogen droog houden en dat verdriet niet geuit wordt. Balinezen lachen hun emoties weg. Maar eigenlijk is dit toneel, zo merkte Wikan. Na een paar maanden wordt het verdriet toegelaten en mag er alsnog over de pijn worden gepraat.
Op zijn Balinees lachen om de dood
Wat is hier aan de hand? Volgens Wikan heeft de schijnbaar onbewogen en bijna vrolijke houding ten opzichte van de dood te maken met angst voor tovenarij. Een verdrietig mens is volgens Balinezen extra kwetsbaar voor een aanval van boosaardige magie. Magie is voor Balinezen geen kwestie van recreatief glaasjedraaien, maar van leven en dood. Door sterk te zijn en te lachen om de dood, beschermt iemand zichzelf, zijn familie en zijn vrienden tegen een aanval van moorddadige tovenarij. Een paar maanden na de dood van een geliefde neemt het gevaar af. Dan mag het verdriet af en toe naar buiten komen.

Wikans onderzoek laat zien hoe verraderlijk het is om op uiterlijk af te gaan. Wie een Balinese moeder maandenlang kalm hoort grappen over de dood van haar kind zal concluderen dat verdriet geen plaats heeft in de Balinese cultuur. Maar die conclusie blijkt veel te voorbarig. Het verdriet is er, maar moet vanwege culturele opvattingen achter een lach verborgen blijven.
Verdriet langs de meetlat
Eigenlijk is het onmogelijk om mensen langs de cross-culturele verdrietsmeetlat te leggen. Het beoordelen van gevoel is en blijft ingewikkeld, zo niet onmogelijk. Dat is al moeilijk als het gaat om de gevoelens van een broer, vriendin, dorpsgenoot of iemand met dezelfde achtergrond, maar het wordt helemaal moeilijk als je over culturele grenzen heenkijkt.
Dan blijkt dat levensomstandigheden en culturele denkbeelden een grote invloed hebben op de manier waarop moeders verdriet ervaren en uiten. Armoede, alledaagse zorgen, het geloof in engelen en de angst voor het kwaad leiden tot hele andere oplossingen van hetzelfde probleem: hoe om te gaan met het verlies van een kind. Aan de buitenkant zien antropologen grote verschillen, maar wat er zich werkelijk in het hart afspeelt, blijft grotendeels verborgen.
Toch is elke poging het verdriet van een ander beter te begrijpen, de moeite waard. Dat vindt Sjaak van der Geest tenminste. “Verdriet meten en vergelijken is ontzettend moeilijk en hachelijk. We komen waarschijnlijk nooit verder dan aannemelijke vermoedens. Maar het is zinvol om het te proberen. Al was het maar om elkaar beter te verstaan.”
Bronnen:
- Nancy Scheper-Hughes, Death without weeping (1992)
- Unni Wikan, Managing Turbulent Hearts: A Balinese formula for living (1990)
- John Bowen Religions in Practice (2008) Met dank aan Eric Venbrux.
Zie ook
- Rouwen om de dood van je kind (over rouwverwerking in Nederland)
- Waar de dood is, moet ook gelachen worden (over Surinaamse rouwrituelen)
- Meer over kindersterfte wereldwijd
- Verdringing is vaak methode tegen verdriet (Trouw, over multicultureel rouwen in Nederland)