Vincent van Gogh maakt kans om uitgeroepen te worden tot De Grootste Nederlander, hij behoort tot de laatste tien kandidaten in het gelijknamige televisieprogramma. In feite was Van Gogh een loser. Geen vrienden, depressief, straatarm en zijn talent, impressionistisch schilderen, werd miskend.
Evolutionair gezien is intellectuele creativiteit waarschijnlijk meer iets van losers die hun erbarmen willen ontvluchten dan van succesvolle individuen die zich willen verbeteren. Dat vermoedt tenminste dr. Simon Reader, een Britse gedragsbioloog die sinds 2003 aan de Universiteit Utrecht werkt. Vernieuwend gedrag is een maat voor hersengrootte, net als gebruik van gereedschap en het leren van anderen.
Innovatief gedrag, zoals het maken van impressionistische schilderijen rond 1880, brengt risico’s met zich mee. Het eten van een nieuwe vrucht, kan dodelijk zijn als die vrucht giftig is. Het oversteken van een rivier om nieuw voedsel te zoeken, kan ook een ontmoeting met een vervaarlijke predator opleveren.
‘Necessity is the mother of invention,’ zo citeert Simon Reader Plato. ‘Uit primatenonderzoek blijkt dat innovators vaak individuen zijn die laag op de sociale ladder staan. Uit mijn onderzoek aan guppy’s blijkt dat hongerige, kleine en niet-competitieve individuen het meest innovatief zijn.’
Reader bracht het guppenonderzoek naar Utrecht. In een grote bak met guppy’s zet hij een donkere tunnel die naar voedsel leidt, steeds op een andere plek. Reader stelt, maar niet iedere gedragsbioloog is het met hem eens, dat het individu dat de tunnel ingaat, exploratief is en innovatief gedrag vertoont. Na herhaaldelijk experimenteren kon de bioloog innovatieve en minder innovatieve guppen onderscheiden. De vernieuwers waren vaker vrouwtjes, hongerig en klein.
Innovatie is nieuw, niet-aangeboren gedrag. Steeds meer gedragsbiologen richten zich op innovatie als een maat voor intelligentie. Zij zijn op zoek naar het ontstaan van intelligentie en kijken daartoe naar de mate van intelligentie bij allerlei soorten zoogdieren, vogels en vissen. Doorgaans kijken gedragsbiologen daarbij naar de grootte van de (voor)hersenen. Maar is dat een goede maat voor intelligentie?
Ja, breingrootte en cognitieve capaciteit hangen met elkaar samen, beweren Simon Reader en zijn vroegere promotor Kevin Laland. De abstracte term cognitieve capaciteit splitsten ze uit in innovatie, sociaal leren en gebruik van gereedschap. Laland en Reader produceerden vorig jaar het eerste boek over innovatie bij dieren.
Jerrycans
Bij primaten correleert innovatie met de grootte van de neocortex, ontdekten de gedragsbiologen. Zij spitten de literatuur door op zoek naar observaties van nieuw primatengedrag. Veel beschrijvingen komen van de primatologe Jane Goodall. Bekend is de chimpansee Mike die op de metalen jerrycans van de onderzoeksgroep begon te slaan. Dat maakt lawaai en zo toonde Mike zijn dominantie tegenover de groep.
De gedragsbiologen zetten de innovatie van 116 primatensoorten uit tegen de grootte van de neocortex. Wat bleek: hoe groter de voorhersenen hoe innovatiever de soort. De Canadese gedragsbioloog Louis Lefebvre deed eerder dezelfde studie voor vogels, met hetzelfde resultaat.
Op dezelfde manier bleken ook gebruik van gereedschappen (takken, stenen) en sociaal leren een maat voor intelligentie. Reader: ‘Sociaal leren is het leren van een ander. Het beroemdste voorbeeld daarvan is het wassen van zoete aardappelen door Japanse makaken. Eén makaak, Imo, is daarmee begonnen, dat is opgetekend. Inmiddels is dat gedrag door velen in de populatie overgenomen.’
Ook bekend zijn de mezen in Zuid-Engeland die met hun snavel melkflessen wisten te openen. Het fenomeen verspreidde zich vanaf 1921 over Engeland, maar analyse van die verspreiding doet vermoeden dat het openen op meerdere plekken is ontstaan. Ook uit gedragsstudies bleek dat mezen flessen openen zonder dat een ander het voordoet. Dit mezengedrag is, kortom, een combinatie van innovatief gedrag (fles openen) en sociaal leren (verspreiding van dat gedrag).
Wat handigheid betreft spant de Nieuw-Caledonische kraai Betty uit Oxford de kroon. Zij wist in 2002 een emmertje uit een lange buis te vissen door een recht stuk ijzerdraad tot een haak te buigen. Zelfs chimpansees maken niet zulke complexe gereedschappen.
Sinaasappelpudding
Inzicht in het ontstaan van cognitie verklaart mogelijk ook waarom de mens zoveel neocortex bezit. Onze intelligentie is uitzonderlijk. Als creativiteit en leren zo belangrijk zijn, waarom is het dan niet vaker ontstaan? Na 3,8 miljard jaar van evolutie gaan vrijwel alle organismen probleemloos door het leven met kleine hersenen en nauwelijks innovatief gedrag.
Misschien ligt de verklaring in het feit dat een groot brein veel energie kost. Hersenweefsel behoort tot de meest energieverslindende weefsels. In rust is ongeveer twintig procent van het menselijk metabolisme bestemd voor de neuronenmassa. Bij een zoogdier met kleine hersens is dat maar drie procent. Bovendien moet dat kwetsbare brein beschermd worden tegen mechanische schokken en fysiologische veranderingen. En dan duurt de ontwikkeling van een groot stel hersens ook nog eens lang, waardoor ouders langer energie moeten steken in hun nageslacht. Al met al beschikken hersenrijke soorten over heel wat (reproductieve) nadelen.
Er is zelfs experimenteel bewijs voor die stelling. In een laboratorium in het Zwitserse Fribourg leeft een stam slimme fruitvliegen. De fruitvliegen konden kiezen voor sinaasappel- en ananaspudding, waarbij steeds een van de twee tijdelijk een vieze, bittere smaak kreeg. De Zwitsers lieten echter alleen de eitjes volwassen worden, die gelegd werden op de voorheen bittere pudding. Zo reproduceren alleen de vliegen die na verloop van tijd de bitter geachte pudding nog eens probeerden. Na twintig generaties hadden ze innovatieve vliegen geselecteerd. Maar… wanneer ze moesten concurreren om beperkt voedsel, deden de slimme vliegen het slechter.
Innovatieve vogelsoorten zijn Vlaamse gaaien, papegaaien, kraaien, eksters, kauwen, roeken en raven. Die laatsten zijn niet bepaald favoriet bij vogelaars. ‘Louis Lefebvre heeft ooit een klein onderzoekje naar die paradox gedaan. Hij vroeg ornithologen ooit welke vogel ze mee zouden nemen naar een eenzaam eiland. Dat waren zangvogels en de mooie exemplaren die je op foto’s in vogeltijdschriften ziet. En zeker niet de met dood en verderf geassocieerde kraaiachtigen.’ Inventiever dan wie dan ook, maar niet gewaardeerd. Net als die impressionistische schilder.
Bronnen
Laland & Reader, Animal Behaviour 1999 Reader & Laland, PNAS 2002 Reader, NewScientist, 2004 Reader and Laland (eds.), Animal Innovation. OUP, 2003