Je leest:

Olielek in diepzee grotere impact dan verwacht

Olielek in diepzee grotere impact dan verwacht

Auteur: | 17 april 2012

Deze week is het precies twee jaar geleden dat het boorplatform Deepwater Horizon in de Golf van Mexico explodeerde. Sinds deze olieramp, waarbij ca. 800.000 kubieke meter ruwe olie in zee stroomde, is het voor bedrijven lastiger geworden om naar nieuwe olie- en gasvelden te mogen zoeken. Die voorzichtigheid is geen overbodige luxe, zo lijkt het, want over de milieurisico’s van de olie- en gaswinning in de diepzee weten we nog maar weinig. En maatregelen om olie op te ruimen, lijken vaak juist averechts te werken.

De explosie van de Deepwater Horizon op 20 april 2010 leidde tot de grootste olieramp op zee in de geschiedenis van de Verenigde Staten. Pas drie maanden na de blowout kon het olielek op de zeebodem worden gedicht, nadat er een hoeveelheid ruwe olie van omgerekend bijna vijf miljoen olievaten – bijna 6% van de dagelijkse mondiale olieproductie – was vrijgekomen. Uniek aan de olieramp in de Golf van Mexico was dat het boorgat zich op grote diepte – zo’n 1,5 km – onder zeeniveau bevond zodat er zeer hete olie onder hoge druk in ijskoud oceaanwater stroomde.

Op 20 april 2010 explodeerde het olieplatform Deepwater Horizon van de Amerikaanse oliemaatschappij BP, na een blowout van de Macondo-bron. Elf werknemers van BP werden daarbij gedood. Het olieplatform vloog in brand en zonk enkele dagen later.
USCG

Een ‘geluk’ bij een ongeluk is dat het olielek in de Golf van Mexico de aandacht vestigde op de milieugevolgen van blowouts op grote diepte. Die aandacht is begrijpelijk want olie- en gasbedrijven zoeken steeds vaker naar boorlocaties in de diepzee omdat de olie- en gasvelden in ondieper water en nabij de kust leeg raken. Tussen de 300 en 500 meter van zeeniveau naar boorput geldt voor exploratiegeologen als diep en dieper dan 500 meter onder zeeniveau wordt tot ‘ultradiep’ gerekend.

Horizontale oliepluim

Onderzoekers van het American Institute of Biological Sciences (AIBS) schrijven in het nieuwe nummer van BioScience dat er bij de oliestroom uit de Macondo-bron sprake was van twee verschillende oliestromen. Allereerst een – bij olierampen gebruikelijke – snel vanaf de zeebodem opstijgende olie- en gasstroom die vooral fataal is voor zeedieren die aan het wateroppervlak leven; deze olie is tevens de bron van vervuiling van de nabije kusten.

In het ‘traditionele’ model van een olielek op de zeebodem ging men in de regel uit van een snelle stijging van de ruwe olie naar het wateroppervlak (figuur a). In het nieuwe model, dat is opgesteld mede naar aanleiding van de ramp met de Deepwater Horizon, houden onderzoekers ook rekening met de diffuse en horizontale verspreiding van minuscule oliedeeltjes via (koude) zeestromingen (figuur b). Dit nieuwe model wordt bevestigd door metingen van diverse onderzoeksteams die op verschillende waterniveaus tussen 800 en 1200 meter concentraties van koolwaterstoffen in de waterkolom hebben gemeten.
Bioscience

Daarnaast wijzen de onderzoekers op een tot nu toe onderschatte diepe oliestroom, bestaande uit minuscule oliedruppeltjes die door de hoge druk en temperatuur nabij het boorgat zijn ontstaan. De oplosmiddelen, die 24 dagen na de blowout zowel op de golven werden gegooid als direct bij de boorput zijn geïnjecteerd, hebben de horizontale verspreiding van oliedeeltjes in diepe waterlagen via stromingen verder versterkt.

Beperkte focus van reddingsoperaties

Door het ‘traditionele’ model van olieverspreiding in zee te volgen, zijn reddingsoperaties tot nu toe te erg gefocust op milieuschade aan het wateroppervlak. Maatregelen gericht op het beperken van de schade aan organismen die op grotere diepte en op de zeebodem leven wordt hierdoor zwaar onderschat, aldus de aan het Institute of Marine Sciences van de Universiteit van North Carolina verbonden hoofdauteur Charles H. Peterson.

Geschatte olievoorraden onder de Noordpool. Volgens schattingen van de USGS gaat het om een kwart van de mondiale nog te ontdekken voorraad: een technisch winbare hoeveelheid van maar liefst 90 miljard vaten, wat overeenkomt met de mondiale olieproductie van drie jaar.
USGS

Dat moet anders vinden de auteurs, mede gezien de trend dat er in de nabije toekomst steeds vaker in diepzeemilieus naar olie zal worden gezocht. Daaronder valt ook het voor de olie-industrie nieuw te ontginnen Arctische gebied, waar zich volgens de United States Geological Survey (USGS) circa een kwart van de mondiale nog te ontdekken olievoorraad zou bevinden. Door de lage temperatuur is dit gebied extra kwetsbaar omdat de natuurlijke afbraak van olie door micro-organismen er minder snel verloopt. De onderzoekers pleiten er daarom voor de effecten van maatregelen na olierampen op ecosystemen beter te onderzoeken.

Schoonspuiten van de rotskust

Zo heeft de olieramp met de Exxon Valdez bijvoorbeeld duidelijk gemaakt dat het onder hoge druk schoonspuiten van rotsen met heet water meer schade aan het ecosysteem aanrichtte dan de olie zelf. Ook betwijfelen Peterson en zijn collega’s of het gebruik van oplosmiddelen op grote diepte wel zo positief is. Injecteren op precies de goede plek in de ‘oliefontein’ is niet zo makkelijk zodat veel oplosmiddelen direct in het milieu terecht komen.

In het geval van de ramp met de Deepwater Horizon ging het om bijna drie miljoen liter oplosmiddelen die direct bij het boorgat werd geïnjecteerd. Er is nog erg weinig bekend van de effecten van oplosmiddelen op het leven in de diepzee, zowel op en net onder de zeebodem (de benthische zone) als in de diepere waterlagen (de pelagische zone). Weliswaar breekt de ruwe olie sneller af, maar hierdoor komen fijne oliedruppeltjes via micro-organismen ook sneller in de voedselketen terecht, aldus de auteurs.

Zie ook:

Meer over olierampen op Wetenschap24

Dit artikel is een publicatie van NEMO Kennislink.
© NEMO Kennislink, sommige rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 17 april 2012
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.