Het verschijnsel migratie is een klassiek onderzoeksthema. Eén van de grondleggers van het migratieonderzoek is de Duits-Engelse geograaf Ravenstein. Rond 1885 begon hij in Engeland met het opstellen van een aantal ‘migratiewetten’, zoals ‘migranten verplaatsen zich bij voorkeur over korte afstand’, ‘de belangrijkste stroom van migranten is van platteland naar stad, en ’bij langere afstand migreert men normaal gesproken stapsgewijs (van klein naar steeds groter)’.
In de migratietheorie die zich hierna ontwikkelde zijn er twee soorten theorie ontstaan. Er zijn theorieën die zich richten op de verklaring van het ontstaan van migratie. En er zijn theorieën die antwoord proberen te vinden op de vraag waarom migratie – zodra deze is ontstaan – de neiging heeft zichzelf in stand te houden of zelfs te versterken.
Ontstaan verklaard
De meest bekende theorie gericht op de verklaring van het ontstaan van migratie is het neoklassieke Harris-Todaro model. Volgens deze visie handelen migranten rationeel en zullen zij besluiten van A naar B te vertrekken zodra zij verwachten hierdoor hun inkomen te kunnen verhogen of hun bestaan te kunnen verbeteren. Anders gesteld: de oorzaak van arbeidsmigratie ligt in de wijze waarop individuen rationeel reageren op geografische verschillen in vraag en aanbod naar arbeid. Arbeid beweegt in de richting van gebieden waar de lonen hoger zijn. Individuen zoeken naar plekken waar de voordelen het hoogst mogelijk zijn, en als die niet thuis, maar ergens anders blijken te zijn, beslissen individuen om te migreren. Het wordt echter steeds duidelijker dat voor een goed begrip van migratie ook voldoende aandacht moet worden besteed aan niet-economische dimensies, het ‘subjectieve’ en de rol van instituties, die ‘verstorend’ kunnen werken.
Recent is een nieuwe stroming ontstaan in het verlengde van het Harris-Todaro model. Deze nieuwe stroming staat bekend als de new economics of migration (de nieuwe migratie-economie). Volgens deze benadering moet migratie niet worden gezien als de uitkomst van individueel gedrag, maar als het resultaat van de interactie van personen binnen grotere verbanden (families en huishoudens). Migratie is volgens deze benadering niet gericht op de maximalisering van het verwachte inkomen; het gaat om inkomensspreiding en het minimaliseren van de risico’s.
Migranten vervullen aan de ene kant een verzekeraarsfunctie: als de lokale economische omstandigheden slechter worden en de inkomsten onvoldoende zijn om van te leven, dan kan het huishouden terugvallen op geld dat het geëmigreerde familielid naar huis stuurt. Aan de andere kant vormt het huishouden een investeringsbron. De migranten zijn bereid te (blijven) investeren in het herkomstgebied omdat zij uiteindelijk hiervan zullen meeprofiteren in de vorm van een erfenis.
Mensen migreren als ze ergens anders meer geld kunnen verdienen. Maar is inkomen de enige reden?
Voortduren van migratie verklaard
Bij theorieën die het voortduren van migratie verklaren, wordt vooral het belang van migrantennetwerken benadrukt. Dit zijn netwerken van migranten, voormalige migranten en niet-migranten, die met elkaar verbonden zijn door familiebanden, vriendschappen en het feit dat ze een gemeenschappelijke afkomst hebben.
Migratie wordt – zodra er netwerken bestaan – een autonoom proces dat nog nauwelijks valt te remmen. Dit wordt aan de ene kant verklaard doordat migrantennetwerken bijdragen aan verlaging van de kosten en de risico’s, waardoor de drempel om te migreren lager wordt. Aan de andere kant worden de netwerken zodra deze zijn ontstaan steeds verder geïnstitutionaliseerd. Dit heet het ontstaan van ondersteunende migranteninstituties, zoals bijvoorbeeld de groei van speciale organisaties die het opsturen van geld regelen. Rondom migratie ontstaat in toenemende mate een business.
Na verloop van tijd ontstaan er ondersteunende migranteninstituties, zoals bijvoorbeel speciale organisaties die het opsturen van geld regelen.
Migratie leidt tot meer migratie
Na verloop van tijd kan vertrekmigratie zichzelf versterken door processen van cumulatieve causatie, dit betekent dat de redenen om te migreren zich opstapelen. Niet-migranten die vroeger tevreden waren met hun bestaan zien hun inkomenspositie (ten opzichte van de migranten) verslechteren waardoor zij zich relatief minder tevreden gaan voelen; uiteindelijk zullen ook zij dan vertrekken. Een ander voorbeeld: als het geld dat migranten uit één dorp naar huis hebben gestuurd wordt gebruikt voor het kopen van land, dan kan de grondprijs stijgen. Alle families met een werkend familielid in het buitenland, kunnen immers grond kopen. De vraag naar grond stijgt en dus gaat de prijs omhoog. Dit kan er dan toe bijdragen dat er weer meer migratie ontstaat. Ook kan na verloop van tijd een ‘migratiecultuur’ ontstaan – een rite de passage. Jongeren die niet migreren worden gezien als lui, niet ondernemend en ongewenst. Niet-gaan betekent verlies aan prestige.
Meestal wordt ervan uitgegaan dat migratiestromen – na een periode van groei en consolidatie – vanzelf tot stilstand zullen komen. Er wordt in dit verband gesproken van een migratie–levenscyclus. De geograaf Thomas schrijft hierover in 1973: ‘Historisch gezien hebben internationale migratiestromen meestal een duidelijk herkenbaar begin, climax en einde gehad. Zodra de migratie is begonnen, is de dynamiek voor een deel zelfs onafhankelijk van de economische en politieke omstandigheden in de ontvangende en zendende landen.’
Jongeren die niet migreren kunnen worden gezien als lui, niet ondernemend en ongewenst.
Structurele verklaringen
Er is ook nog een hele andere categorie van theorieën. Die gaan – meestal op macroniveau – in op de structurele factoren die wereldwijd ten grondslag liggen aan migratie. Volgens deze migratiesystemen theorie kan het ontstaan van migratiestromen, maar vooral ook de uitbreiding van netwerken, niet worden verklaard als niet wordt gekeken naar structurele veranderingen op macroniveau. Internationale migratie is een reactie op de penetratie van de wereldeconomie in perifere regio’s (gebieden die niet tot de kern van de wereldeconomie horen). De instroom van kapitaal en goederen wordt beantwoord met een uitstroom van arbeid, al hoewel aan de grenzen allerlei obstakels worden opgeworpen.
Er wordt benadrukt dat de richting van de internationale migratie in sterke mate wordt bepaald door oude koloniale relaties: culturele, taalkundige en bestuurlijke banden bepalen voor een belangrijk deel het verloop van migratie en de intensiteit van de uitwisselingsrelaties. Ook geldt dat internationale migratie voor een belangrijk deel wordt bepaald door de actieve rekrutering vanuit het bestemmingsgebied door potentiële werkgevers.
Een micro-theorie analyseert een fenomeen (zoals migratie) vanuit het denken en doen van individuen zelf. Een meso-theorie doet een stapje omhoog en kijkt naar de sociale verbanden. Een macro-theorie onderzoekt vooral grotere, vaak mondiale, structuren (zoals een politiek-economisch systeem). Wie op micro-nivo naar een boom kijkt, ziet cellen en organisch materiaal. Wie op meso-nivo kijkt, ziet een boom met wortels, bladeren en takken. Een macro-analyse bekijkt het hele ecosysteem waar de boom deel van uitmaakt. De boom is gewoon dezelfde boom, maar afhankelijk van het perspectief, ziet de kijker iets heel anders.
Samenspel
Het onderzoek van de afgelopen periode heeft laten zien dat migratiestromen slechts kunnen worden verklaard door het samenspel van de keuzes en afwegingen van individuele migranten (micro-theorieën), van sociale netwerken (meso-theoriëen) en mondiale structurele factoren (macro-theorieën). Migratie is niet het resultaat van individueel gedrag, maar wordt gestructureerd door sociale contacten en mag niet los worden gezien van structurele situaties. In andere woorden: migratie ontstaat als een antwoord op structurele beperkingen en mogelijkheden, waarbij de migranten én hun families maar ook andere actoren een actieve rol hebben.
Dit artikel is gebaseerd op prof. dr. Zoomers oratie ‘Op zoek naar eldorado: over internationale migratie, sociale mobiliteit en ontwikkeling.’ Annelies Zoomers is onder andere bijzonder hoogleraar Sociale Geografie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Ook is zij hoogleraar aan de Universiteit Utrecht.