Wat gebeurt er bij een meteorietinslag? In Japan zochten geochemicus Takeshi Kakegawa en zijn onderzoekgroep een antwoord op deze vraag. Om dat zo goed mogelijk te doen bouwden ze in hun laboratorium een schaalmodel van een meteorietinslag in zee. Ze vulden blikjes met de elementen die in meteorieten veel voorkomen: koolstof, ijzer en nikkel. Daarbij stopten ze de ingrediënten van de vroege oceanen en de atmosfeer van de aarde: water, ammonia en stikstof. De blikjes met dit mengel schoten ze af op een harde ondergrond om een meteorietinslag te simuleren.
De extreme omstandigheden van een echte inslag bereikten de Japanners in hun lab ook: de temperatuur steeg tot maar liefst 4700 graden Celsius, en de druk werd plaatselijk 60.000 keer zo hoog als de atmosferische druk. Dat komt overeen met een flinke meteoriet die met 2 kilometer per seconde in zee slaat, een realistisch getal.
Als een grote meteoriet op aarde inslaat, kan dat desastreuze gevolgen hebben. Maar een grote hoeveelheid kleinere meteorieten kan ook positief uitwerken op de op aarde aanwezige stoffen: een meteorietinslag in zee produceert organische stoffen. Illustratie: NASA
Blikje soep
Na de inslag lieten de onderzoekers het blikje goed afkoelen en maakten ze het open. Door de extreme druk en temperatuur werden de ingrediënten van het mengsel gedwongen om met elkaar te reageren. De inhoud bleek flink veranderd: bij analyse vonden de Japanners bij alle tests vetzuren en amines, de bouwblokken van aminozuren. In één geval werd zelfs een compleet aminozuur gevonden, het eenvoudige glycine. Aminozuren zijn op hun beurt de bouwblokken van eiwitten, en heel erg belangrijk om leven mogelijk te maken.
Dat de organische stoffen die na de inslag in het blikje verschenen ook daadwerkelijk daar gevormd werden, toonde Kakegawa aan door in het mengsel een isotoop van koolstof te gebruiken die zeldzaam is in de ‘gewone’ wereld: 13C. De stoffen die gevormd werden in het blikje bleken bij analyse inderdaad deze koolstofisotoop te gevatten, en niet het 12C waarvan wij grotendeels gemaakt zijn. De vetzuren en amides zijn dus niet van buitenaf in het mengsel terecht gekomen.
In 2007 liet een meteoriet van naar schatting 2000 kilo deze krater, met een doorsnede van 14 meter, achter in Peru. Scherven van de ruimterots werden tot 300 meter verderop gevonden. Foto: EPA
Vernietigende ruimterotsen
Dat het onderzoek van Kakegawa relevant is, blijkt wel uit het feit dat er op de vroege aarde naar schatting zo’n 4 miljard miljard ton (4×1018 ton) aan meteorieten is gevallen. Zelfs als een meteoriet maar 0,1% koolstof bevat, kan zo’n hoeveelheid ruimterotsen 1011 ton organische stoffen hebben gemaakt. In zo’n enorme hoeveelheid bouwsteentjes gebeuren ontelbaar veel verschillende reacties, en de vorming van leven is wellicht een van de mogelijke uitkomsten geweest. Meteorietinslagen kunnen onze oersoep flink hebben ‘ingedikt’, waardoor de ontwikkeling van complexe organische stoffen misschien veel sneller is gegaan dan zonder meteorieten. Wellicht moet het slechte imago van de vernietigende ruimterotsen dus worden bijgesteld, en komt ons leven in ieder geval deels uit de ruimte.
Zie verder:
- Nieuwsbericht op ScienceNews_ (Engels)
- De laatste brul van de Leeuw (Kennislinkartikel over meteorieten)
- Hete soep of koude damp? (Kennislinkartikel van Archimedes)
- Het krioelt op de rode planeet (Kennislinkartikel van Govert Schilling)
- Nieuwe interstellaire moleculen ontdekt (Kennislinkartikel van Govert Schilling)