Je leest:

Met oordopjes op de operatietafel

Met oordopjes op de operatietafel

Op een operatiekamer is het verstandig om op je woorden te letten. Het is namelijk niet uitgesloten dat een patiënt die onder narcose is, het gehoorde onbewust als herinnering opslaat. Dat stelt anesthesioloog Annemiek de Roode die 16 december 1999 promoveerde op herinneringen aan gebeurtenissen tijdens anesthesie.

Twee artsen die praten over een patiënt waar het slecht mee gaat is niet ongewoon in een ziekenhuis. “Maar dat gesprek kan beter niet plaatsvinden bij een patiënt die onder narcose is, of onder narcose gebracht wordt”, zegt anesthesist dr. A. de Roode. “Het zou wel eens zo kunnen zijn dat de patiënt het gesprek in het geheugen opslaat, en meent dat de informatie betrekking heeft op de eigen situatie.”

“Ik wil benadrukken dat het zeer zeldzaam is, dat mensen zich iets herinneren wat in de operatiekamer wordt gezegd, maar toch is het verstandig patiënten voor een operatie zo mogelijk oordopjes in te doen, of een koptelefoon met muziek te geven. Momenteel zijn we op zoek naar de oordopjes die hier het meest geschikt voor zijn.”

De Roode verrichtte onderzoek naar herinneringen aan gebeurtenissen tijdens anesthesie. Dit onderwerp is op zich niet nieuw. In de literatuur is een aantal gevallen van patiënten beschreven die zich gesprekken konden herinneren die tijdens narcose waren gevoerd. Naar schatting komt het in Nederland zo’n 1560 keer per jaar voor dat patiënten menen handelingen of opmerkingen van tijdens de operatie te herinneren. Zulke gevallen kunnen ver strekkende psychologische gevolgen hebben voor de betrokken patiënten. De meest ernstige vorm hiervan is het posttraumatisch stress syndroom. De Roode geeft een voorbeeld. “Bij het zogeheten Fat lady syndrome ging het om een patiënt die na een operatie zeer depressief werd. Uit gesprekken met een psychiater kwam naar voren dat ze zich herinnerde dat er tijdens de operatie in negatieve zin over haar nogal corpulente lichaam was gepraat.”

Of patiënten onder narcose negatieve opmerkingen of gesprekken over een slechte gezondheidstoestand veelal opslaan zou eenvoudig te onderzoeken zijn. Maar dat is ethisch natuurlijk niet verantwoord. De Roode onderzocht geheugenprocessen bij patiënten en proefpersonen onder algehele en gedeeltelijke narcose (anesthesie en sedatie) door ze onschuldige informatie zoals bijvoorbeeld de kroningsdatum van koningin Beatrix te geven.

De Roode: “In mijn proefschrift staan drie onderzoeken beschreven. In de eerste studie kregen patiënten die een scheelzienoperatie ondergingen, via een koptelefoon óf feiten over gebeurtenissen, óf tien namen van niet-beroemdheden aangeboden. Enkele uren hierna moesten de patiënten vragen met betrekking tot die informatie beantwoorden en uit een lijst van vijftien namen aangeven welke van deze mensen volgens hen beroemd waren.”

Het bleek dat de patiënten die informatie over de gebeurtenissen hadden gekregen, significant meer vragen goed beantwoorden, terwijl de andere groep juist meer niet-beroemdheden bekendheid toedichtte."

“Er is hier sprake van een effect op het zogeheten onbewuste of impliciet geheugen”, vervolgt De Roode. “Bij deze vorm van geheugen gaat het om herinneringen waarvan je wel weet dat je ze hebt, maar niet hoe je aan die kennis gekomen bent. Bij bewuste geheugen weet je wel hoe je aan een herinnering komt. Een expliciet geheugeneffect werd tijdens dit onderzoek echter niet waargenomen.”

Bij de patiënten uit het eerste onderzoek werd een anesthesietechniek gebruikt bestaande uit een verdovend middel (opioïd) en een mengsel van zuurstof en lachgas. Herhaling van dit onderzoek met dit verschil dat de patiënten een half uur voor de anesthesie een kalmerend middel (midazolam) kregen, gaf heel andere resultaten. De Roode: “Hierbij was helemaal geen geheugeneffect meer meetbaar. Het toedienen van midazolam lijkt dan ook een goede methode om het onbewust opslaan van informatie te voorkomen bij deze specifieke combinatie van anesthesiemiddelen.”

Het derde onderzoek van de Roode vond plaats met vrijwilligers. Deze werden niet onder narcose gebracht, maar kregen met verschillende middelen (midazolam en propofol) tweemaal een laag en tweemaal een hoog niveau van sedatie.

Het effect op het geheugen werd bepaald door via een koptelefoon aan de proefpersonen zestien woorden te laten horen. Deze woorden werden met een bepaalde frequentie door een controlegroep genoemd. De woorden werden tijdens het onderzoek drie keer herhaald. Twee uur na de sedatie kregen de proefpersonen het begin van 30 woorden te horen, en werd hen gevraagd het woord af te maken. De beginlettergrepen van de zestien woorden die op de band stonden, zaten daar ook tussen.

De Roode: “Tijdens het lage niveau werd met beide middelen een impliciet geheugeneffect gevonden. De proefpersonen kozen vaker het woord dat ze tijdens de sedatie te horen hadden gekregen dan verwacht zou mogen worden. Bij het hoge sedatieniveau was dit niet aantoonbaar.”

“Het sedatieniveau is overigens niet bepaald aan de hand van gegevens zoals leeftijd en gewicht, zoals normaal bij een operatie, maar aan de hand van optredende effecten tijdens de sedatie”, gaat de Roode verder. “Het sedatieniveau werd gescoord aan de hand van effecten als het nog verstaanbaar kunnen spreken en het reageren op een stem of niet pijnlijke stimuli. Opvallend is dat er grote verschillen zijn tussen de hoeveelheden van de middelen om een bepaald sedatieniveau bij de proefpersonen te verkrijgen. Maar nog opvallender is dat een zelfde persoon de ene keer veel meer van een middel nodig heeft, dan een andere keer. Blijkbaar kan er ook sprake zijn van variatie bij één persoon. Over de vraag of het gebruik van standaard doseringsschema’s op basis van onder andere leeftijd en gewicht wel zo verstandig is, valt dus te twisten.”

De resultaten van de Roode’s onderzoek lijken op zich geen reden tot grote ongerustheid. Bij de huidige anesthesietechnieken komen geheugeneffecten zeer zelden voor. Waarom wordt er bij de anesthesie dan toch overgegaan tot het gebruik van oordopjes voor patiënten? De Roode: “Deze onderzoeken zijn zoals gezegd verricht met onschuldige informatie. Het is best mogelijk dat sterk negatieve informatie beter blijft hangen. Dat weten we niet, en zullen we waarschijnlijk ook niet snel te weten komen omdat dat moeilijk veilig te onderzoeken valt. Wat we wel weten is dat er bij een lichte sedatie nog wel een effect meetbaar is. Je kunt je voorstellen dat dat effect ook op kan treden wanneer een patiënt op weg is onder algehele anesthesie te raken, of wanneer door complicaties het sedatieniveau schommelt. Met het gebruik van oordopjes of een koptelefoon kun je eenvoudig deze negatieve gevolgen voorkomen.”

Dit artikel is een publicatie van Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC).
© Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC), alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 21 januari 2000
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.