Hij slaapt. Zijn ogen, die nog altijd gesloten zijn, bewegen minder snel terwijl hij in een ontspannen houding gaat liggen. Dan gebeurt het. Zijn linkerhand rust op zijn borst, terwijl zijn rechterhand naar zijn mond beweegt; zijn wijs- en middelvinger duwt hij tegen zijn lippen terwijl hij dieper inademt. Daarna laat hij de hand naast het bed zakken, en lijkt hij de denkbeeldige sigaret met een lichte tik van as te ontdoen. Ook al rookt Claude al jaren niet meer, in zijn slaap doet hij het nog wel.

Isabelle Arnulf van de Pierre en Marie Curie-Universiteit in Parijs filmde Claude voor een bijzonder experiment. Claude maakte deel uit van een kleine groep proefpersonen die allemaal één merkwaardig slaapprobleem hebben: tijdens hun dromen worden hun spieren niet uitgeschakeld. Wanneer deze mensen dromen, beweegt heel hun lijf mee met de belevenissen van de droom.
‘Ze schreeuwen, schoppen, slaan of pakken onzichtbare objecten’, schrijft Arnulf. Dat laatste varieert van sigaretten roken, uit een glas drinken of iemand zoenen. Wanneer er dramatischere dingen gebeuren, hebben ze patiënten er echt last van: complete renbewegingen met een hoop gezwaai van armen en benen leiden tot de nodige schade in de slaapkamer. Plus, bedpartners mogen de nodige klappen verwachten.
Arnulf denkt dat het bestuderen van deze rare slapers, die officieel lijden aan een remslaap-gedragsstoornis, antwoord kan geven op een aloude vraag. Zijn de wilde oogbewegingen die alle mensen vertonen tijdens de remslaap – de fase waarin we dromen – bedoeld om in de droom rond te kijken? Ja, concludeert Arnulf nadat ze in het tijdschrift Archives italiennes de biologie de resultaten van haar eigen onderzoek met heeft vergeleken met andere slaapstudies.
We zien wat we dromen
In haar onderzoek plaatste Arnulf niet alleen een camera boven het bed van tientallen slapende proefpersonen, waarvan sommige aan remslaap-gedragsstoornis lijden. Daarnaast plakte ze rondom de ogen een viertal elektroden, één voor elk van de kijkrichtingen. Iedere elektrode beschrijft van in hoeverre het oog naar links, rechts, omhoog en omlaag is gedraaid. Vervolgens zocht de wetenschapper naar overeenkomsten tussen de kijkrichting in de remslaap, en de bewegingen van patiënten tijdens hun levensechte droomtheater.

Arnulf vond wat ze verwachtte: een sterk verband tussen de dromen en de oogbewegingen. Op momenten dat de proefpersonen tijdens hun droom een duidelijke handeling uitvoerden, werden hun oogbewegingen ietwat rustiger en ‘keken’ de ogen meestal in de richting van de handeling.
Zo keek Claude tijdens het roken van zijn droomsigaret meer naar de sigaret als hij hem omlaag hield om er wat as af te tikken. Nam hij weer een hijs, dan volgden zijn ogen de sigaret. Een andere patiënt tilde een voorwerp op en leek er doorheen te willen kijken, alsof het een lege fotolijst was. Weer iemand anders belandde in een knokpartij: eerst riep hij iemand rechts van hem, wurgde vervolgens iemand onder hem, en daagde daarna iemand links van hem uit. Zijn oogbeweging volgde de actie. De laatste patiënt uit dit rijtje is misschien nog wel het duidelijkste voorbeeld: zij beklom een ladder en keek bij elke trede gericht van boven naar beneden.
Wilde ogen
Andere wetenschappers onderschrijven Arnulfs conclusie niet. Uit eerder slaaponderzoek blijkt namelijk dat oogbewegingen in de remslaap heel anders zijn dan wat mensen overdag doen, als ze rondkijken. Slapende ogen bewegen absurd veel wilder en sneller. Daarnaast blijken veel mensen tijdens de remslaap hartstikke scheel te kijken: hun ogen schieten elk een afzonderlijke richting op. ‘Tenzij elk oog zijn eigen droom beleeft, volgen de oogbewegingen geen enkele droom’, stelden de wetenschappers van dat onderzoek destijds.

En, al helemaal niet hoopgevend voor Arnulfs conclusie, is dit: mensen die blind worden geboren vertonen ook snelle oogbewegingen tijdens de remslaap, terwijl geen van hen visueel kan dromen. Dat wijst erop dat de remslaap-oogbewegingen niets te maken hebben met wat er in de droom gebeurt. Ze lijken in deze gevallen eerder losgekoppeld van echt rondkijken.
Ook Arnulf kwam in haar onderzoek afwijkende oogbewegingen tegen die moeilijk te rijmen zijn met de dromen. Maar liefst één op de drie droomacties ging samen met totaal onsamenhangende oogbewegingen zoals hierboven beschreven: meer alsof ze uit een treinraam naar voorbij schietende bomen en paaltjes kijken, in plaats van dat ze zich richtten op de acties in hun droom. En dan waren er nog droomacties waarbij helemaal geen oogbewegingen te zien waren.
Nutteloos of interessant?
Wat voor nut hebben de oogbewegingen dan eigenlijk, als ze vaak zo willekeurig zijn? Misschien gewoon geen, stelt slaapwetenschapper Carlos Schenck: een bijwerking van het slapende brein. Schenck noemt als voorbeeld de erecties van mannen. Die vinden nagenoeg tijdens elke droom plaats, ongeacht of deze over seks gaan. In droomland minder opwindende zaken behandelen, zoals papierwerk invullen of naar je werk rijden, gaan prima samen met een groot lid in bed

Arnulf is in ieder geval vrij zeker van haar zaak, ondanks de soms tegenstrijdige resultaten in haar experiment. Zelfs de sombere constatering dat maar liefst driekwart van alle oogbewegingen plaatsvonden terwijl de patiënten niet bewogen, en dus misschien niet eens erg actief droomden, schrikt Arnulf niet af. Misschien droomden ze wél, stelt ze, maar keken ze in dit geval passief naar plaatjes in hun droom. Aanwijzingen dat zoiets wel degelijk mogelijk kan zijn, blijkt uit onderzoek waarin proefpersonen ook blijken te dromen wanneer ze niet eens in de REM-slaap zaten. Met andere woorden: het lijkt erop dat we vaker dromen dan we denken.
Toch nemen de twijfels hierboven niet weg dat Arnulf af en toe wel degelijk iets interessants bij haar patiënten zag: sommige opnames, zoals die van Claude, wijzen erop dat de rare slapers soms wel degelijk in de richting keken die de droom leek te dicteren.
Bronnen
- Isabelle Arnulf. The ‘scanning hypothesis’ of rapid eye movements during REM sleep: a review of the evidence. Archives italiennes de biologie, december, 2011
- Lawrence Jacobs e.a. Eye Movements During Sleep: I. The Pattern in the Normal Human. Archives of Neurology, dugustus, 1971
- W. Zhou e.a. Binocular eye movements not coordinated during REM sleep. Experimental brain research, oktober, 1997
- N.H. Kerr e.a. The structure of laboratory dream reports in blind and sighted subjects. The Journal of nervous and mental disease, mei 1982
- Carlos Schenck e.a. Sleep and sex: what can go wrong? A review of the literature on sleep related disorders and abnormal sexual behaviors and experiences. Sleep, juni 2007
Zie ook
Oeps: Onbekende tag `feed’ met attributen {"url"=>"https://www.nemokennislink.nl/kernwoorden/slaap.atom", “max”=>"7", “detail”=>"minder"}