Dat beeld moet worden herzien: C-14 dateringen van 600 botten (van mammoets, wilde paarden en tal van andere grote zoogdieren) in Alaska en het aangrenzende deel van Canada, in combinatie met archeologische vondsten en gedetailleerde analyses van de vegetatie, laten een ander beeld zien. Het was vooral de verandering van het klimaat dat de megafauna de das omdeed.
Onderzoeker Dale Guthrie met een deel van de schedel van een Pleistocene bison. bron: Dale Guthrie, Institute of Arctic Biology, University of Alaska, Fairbanks, VS. Klik op de afbeelding voor een grotere versie.
Uit de dateringen blijkt dat het uitsterven niet razendsnel om zich heen greep, maar dat sommige diersoorten langzaam in aantal afnamen, om uiteindelijk geheel te verdwijnen. Dat sluit een ziektegolf als oorzaak van de uitstervingen uit.
Opgraving van Pleistocene zoogdierresten. bron: Dale Guthrie, Institute of Arctic Biology, University of Alaska, Fairbanks, VS. Klik op de afbeelding voor een grotere versie.
Een andere hypothese kan ook als onjuist worden afgedaan: volgens sommige onderzoekers zou de mens door zijn jacht op de mammoet hebben gezorgd voor het uitsterven van dat dier. De mammoet zou de graslanden door zijn graasgedrag in goede conditie hebben gehouden, en daardoor voor voldoende voedsel hebben gezorgd voor diverse andere dieren. Toen de mammoet verdween, veranderde de graslanden in toendra’s en bossen, waardoor er onvoldoende voedsel overbleef voor dieren zoals de wilde paarden. Uit de C-14 dateringen blijkt echter deze volgorde van gebeurtenissen niet te kloppen.
Slagtanden van de wolharige mammoet ( Mammuthus primigenius), die het Pleistoceen niet overleefde. Klik op de afbeelding voor een grotere versie.
Ook overbejaging door de plotseling op het toneel verschenen mens kan niet de oorzaak zijn geweest. Zo blijken de aantallen bisons en wapiti’s zowel voor als tijdens de aanwezigheid van de prehistorische mens in aantal te zijn toegenomen. Omdat hun toename al begon voordat de mammoet en het wilde paard uitstierven, is er ook geen sprake van het opvullen van de plaatsen die door de uitgestorven dieren werden achtergelaten.
De wapiti ( Cervus canadiensis), een hert dat het Pleistoceen wél overleefde. Klik op de afbeelding voor een grotere versie.
In feite wijst het hele beeld erop dat er bij de overgang van Pleistoceen naar Holoceen in eerste instantie sprake was van betere leefomstandigheden voor de megafauna, omdat de tot dan toe schaarse vegetatie duidelijk in omvang en variëteit toenam. Vooral de wapiti en de bison schijnen daarvan te hebben geprofiteerd. Juist op de top van deze gunstige ontwikkeling verscheen de mens in Amerika. Die leefde vooral van de jacht. Dat blijkt uit de vondsten van botten van gedode dieren bij teruggevonden kampen. Maar de buit bestond vooral uit wapiti’s en bisons, juist de dieren die de komst van de mens overleefden!
Referenties
Guthrie, R.D., 2006. New carbon dates link climatic change with human colonization and Pleistocene extinctions. Nature 441, p. 207-209.
Zie ook:
- DNA-onderzoek aan Bizon laat mens vrijuit gaan (Kennislinkartikel)
- Genetische kaalslag dankzij klimaatverandering (Kennislinkartikel)
- Speren van voorouders (Kennislinkartikel)
- Voorstellen voor een nieuwe geologische tijdschaal (Kennislinkartikel)
Lees ook meer nieuws op de website van NGV Geoniews