Je leest:

Meertaligheid bij kinderen met een beperking

Meertaligheid bij kinderen met een beperking

Auteur: | 9 maart 2012

Steeds meer kinderen krijgen een meertalige opvoeding, ook in Nederland. Toch staat de omgeving daar nog niet altijd even positief tegenover. Vooral ouders van kinderen met een taal- of andere stoornis, krijgen daardoor nogal eens tegengestelde adviezen. Dit blijkt uit onderzoek van Mirjam Blumenthal. Met het boek dat zij hierover schreef, hoopt ze de negatieve houding ten opzichte van meertaligheid weg te nemen: “Een kind mag trots zijn op de talen die het kent.”

De dochters van prins Willem-Alexander en prinses Maxima hebben een aardig streepje voor dankzij hun meertalige opvoeding. Met deze woorden begint een reportage van RTL Boulevard in 2007, waarin verslag wordt gedaan van Amalia’s eerste schooldag. Dit is tevens de beginscène van de dvd ‘Meertaligheid. Niet fout, maar feit’, die ontwikkeld werd door Mirjam Blumenthal en Margreet Verboom van Kentalis. Het laat zien dat de voordelen van meertaligheid langzaam doordringen tot het grote publiek.

Mirjam Blumenthal is onderzoeker bij de Koninklijke Kentalis. Dit is een organisatie die gespecialiseerd is in diagnostiek, zorg en onderwijs voor mensen met beperkingen in horen of communiceren. In 2009 verscheen Blumenthals boek Meertalige ontwikkeling. Adviezen voor een meertalige opvoeding bij een auditief/communicatieve beperking. Ook is er een dvd: Meertaligheid. Niet fout, maar feit. Zie ook: Kentalis.
Madeleine van der Geest

Maar hoe zit het met kinderen die een stoornis hebben als slechthorendheid of doofheid, autisme, ADHD of dyslexie? Kunnen zij ook zonder problemen twee of meer talen tegelijk leren?

Volgens Mirjam Blumenthal is het antwoord ‘ja’. Maar net als bij kinderen die zich normaal ontwikkelen, zijn er kinderen die het beter doen én kinderen die het minder goed doen. “Mensen met een beperking kunnen opgroeien met meerdere talen, maar dan op hún niveau en afhankelijk van de beperking.”

Variatie

Dat er toch nog veel foute adviezen worden gegeven aan ouders, hangt ermee samen dat wetenschappelijk onderzoek wisselende resultaten heeft opgeleverd. Bewijs dat een meertalige opvoeding voor deze kinderen schadelijk zou zijn, is er voorlopig niet. En volgens Blumenthal komt dat er ook niet: “Als het gaat om kinderen met een auditieve of communicatieve beperking is er zoveel variatie. Enerzijds wat betreft de beperking zelf, anderzijds wat betreft de taalomgeving van die kinderen.”

“Als je het bijvoorbeeld over autisme hebt, dan is er heel veel variatie in kenmerken van kinderen. Hetzelfde geldt voor een taalstoornis. Misschien dat op den duur bekend wordt dat het voor bepaalde subcategorieën van taalstoornissen moeilijk is om zich meertalig te ontwikkelen. Maar dan heb je ook nog de omgeving die een positieve invloed uit kan oefenen. Je zult in de wetenschap dus nooit een uitspraak krijgen als: bij kinderen met stoornissen die meertalig opgroeien zit het zo en zo.”

Casusstudies

Wel zijn er door de tijd heen zogenaamde casusstudies gedaan, waarbij één of enkele individuen werden gevolgd. Er zijn succesverhalen, maar ook zijn er gevallen bekend van autistische kinderen die niet goed reageerden op een nieuwe taal. "Een voorbeeld is een Engelstalig gezin dat van Amerika naar Nederland verhuist. Het autistische kind past zich aan de Nederlandse omgeving aan, maar de moeder blijft Engels praten. Dat kind accepteert dat niet.

Het omgekeerde kan ook gebeuren: dat bij een kind in een Engels-Nederlandstalig gezin de diagnose wordt gesteld van autisme. En dat de ouders om die reden besluiten om een taal minder te spreken. Dat kan juist ook een heftige reactie oproepen bij autistische kinderen. Autistische kinderen hebben vooral moeite met wijzigingen in de bestaande situatie. Er zijn zeker ook autistische kinderen die moeiteloos meertalig opgroeien."

Schooltaal

Maar, benadrukt Blumenthal, zelfs als voor een individu bewezen zou zijn dat een eentalige situatie beter zou zijn, dan nog is dat niet altijd haalbaar. Voor sommige kinderen is de situatie gewoon meertalig. Als voorbeeld noemt de onderzoekster migrantengezinnen. Ouders van kinderen met een beperking krijgen vaak tegengestelde adviezen van psychologen, kinderartsen, de school of het consultatiebureau. De één zegt: spreek je moedertaal, de ander: spreek zo veel mogelijk Nederlands. Wat goed is voor het kind, is per situatie verschillend, legt Blumenthal uit.

“Als ouders het Nederlands niet goed beheersen, is het vaak beter om thuis de moedertaal te blijven spreken. Over het Nederlands van die kinderen maakt iedereen zich vaak vreselijk zorgen, terwijl kinderen het Nederlands toch wel mee krijgen. Belangrijker is het om de moedertaal goed aan te leren. Niet alleen door thuis met het kind in die taal te praten, maar ook door het aanbieden van wat je noemt schooltaal. Praten over dingen die op televisie komen of over de toekomst of het verleden kan ook in de thuistaal.”

Turks en Berbers

Blumenthal wijst op een onderzoek naar Turkse tieners in Nederland. Daaruit blijkt dat de kinderen die heel goed Turks spreken, ook goed zijn in het Nederlands. “Maar het blijft een ingewikkelde kwestie”, nuanceert de onderzoekster het verhaal: “Er zijn ook onderzoeken die laten zien dat als ouders het Nederlands niet goed beheersen, de kinderen het slechter doen op school. Maar waarschijnlijk komt dat eerder door sociaal-economische factoren en staat het dus los van de meertalige opvoeding.”

Ook het tegenovergestelde komt voor. Dat ouders het advies krijgen om hun moedertaal te blijven spreken, maar dat ook dat niet goed uitpakt. Blumenthal: “Ik ken een voorbeeld van Berbers uit Marokko, die hier op jonge leeftijd zijn komen wonen. Die spreken allebei veel beter Nederlands dan Berbers. En toch kreeg de moeder het advies dat ze thuis beter haar ‘eigen taal’ kon spreken. Terwijl hun kind drie of vier dagen bij opa en oma zat, en daar al genoeg Berbers oppikte om met de familie te communiceren. Je moet per situatie kijken wat verstandig is.”

Veel kinderen die meertalig opgroeien, maken een zogenaamde stille periode door. Dat houdt in dat ze gedurende een periode weinig tot niets zeggen in een taal. In deze periode staat hun taalontwikkeling niet stil: de kinderen luisteren en pikken veel op, maar voelen zich nog onzeker om zelf te praten. De stille periode gaat altijd vanzelf weer over.

Misverstanden

Ouders kunnen dus beter de taal spreken die zij het best beheersen. Maar ook het advies om consequent één taal te spreken, wijst Blumenthal van de hand: “In sommige situaties spreken mensen gewoon liever Nederlands, ook al is dat niet hun moedertaal. In de wachtkamer bij de dokter bijvoorbeeld. Of als hun schoolgaande kind met allemaal Nederlandse woorden thuiskomt. Dan kan het best prettig zijn als de moeder in die specifieke situatie Nederlands terugpraat.”

Het is daarom belangrijk dat therapeuten en logopedisten een advies ontwikkelen in samenspraak met de ouders. En dat er een eind komt aan de negatieve beeldvorming rondom meertaligheid. Volgens de onderzoekster komt die veelal voort uit een gebrek aan kennis: “Een aantal jaar geleden werd onderzoek gedaan door de wetenschapswinkel in Groningen. Er werd onderzocht hoe de leerkrachten denken over meertaligheid. Daaruit bleek dat ze van allerlei termen, zoals stille periode, niet op de hoogte waren. Zowel vanuit het onderwijs als vanuit medische hoek ontbreekt bij een belangrijk deel van de professionals bepaalde kennis. Bij logopedisten wat minder, maar ook daar gaat het wel eens fout.”

Zie ook:

Dit artikel is een publicatie van NEMO Kennislink.
© NEMO Kennislink, sommige rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 09 maart 2012
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.