Doodstraf
Het was geen eenvoudig onderzoek, want de bronnen lagen niet kant en klaar voor het grijpen in de archieven. ‘Onderzoek naar bijvoorbeeld de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) of de Geoctroyeerde West-Indische Compagnie (WIC) wordt vergemakkelijkt, omdat de archiefstukken in Nederland op één plaats liggen’, vertelt Paesie. ‘Bij deze studie lag dat anders, lorrendraaien was immers strafbaar, er stond zelfs de doodstraf op. De belanghebbenden bij de smokkelhandel hadden geen belang bij openbaarheid.’
Veilingbiljet met de aankondiging van verkoop van drie geconfisqueerde lorrendraaiers, 1715. Bron: Nationaal Archief
Lorrendraaiers vinden
Paesie begon zijn onderzoek bij de WIC want het octrooi van die compagnie ontdoken de lorrendraaiers: ‘Zij die tegen de lamp liepen komen in de bronnen terug. Ik heb processtukken van in totaal 52 opgebrachte lorrendraaiers gevonden. Verder staan in de overgekomen brieven uit Elmina op de Goudkust, het huidige Ghana, soms met naam en toenaam gegevens over lorrendraaiers. Maar dan houdt het wel zo’n beetje op.’ De centrale vraagstelling in Paesies onderzoek is hoe omvangrijk die illegale goederen- en slavenhandel is geweest. ‘Daar waren tot op heden alleen maar schattingen van.’
Ook notariële archieven leverden informatie, maar in Zeeland zijn die archieven, behalve dat van Veere, niet bewaard gebleven. Paesie: ‘Een heel belangrijke bron waren voor mij de achttiende eeuwse kranten, zoals de Amsterdamsche Courant en de Opregte Haarlemsche Courant die in Zeeland correspondenten hadden die berichtten welke schepen binnenliepen en uitvoeren. Een particulier schip dat uit Afrika terugkomt moet een lorrendraaier zijn.’ Daarnaast onderzocht hij stukken uit het archief van de Brandenburgse Afrikaanse Compagnie in Berlijn en Emden en kreeg hij gegevens op microfilm uit een archief in Kopenhagen. Op basis van de gegevens die hij verzameld had, heeft hij een database gebouwd.
490 tot 520 smokkelschepen
Paesie: ‘Alle schepen in mijn database zijn lorrendraaiers. Daarnaast zijn er nog tientallen die bijvoorbeeld onder buitenlandse vlag voeren of die West-Indië als bestemming opgaven, maar waar het onomstotelijk bewijs van lorrendraaierij ontbrak. Deze zijn dus niet in de database opgenomen.’ Naar schatting heeft hij 85 tot 90 procent van de smokkelschepen getraceerd. ‘Ik kom voor de periode 1700 tot 1730 op een totaal van 442 getraceerde lorrendraaiers; met extrapolatie worden dat 490 tot 520 smokkelschepen. Ongeveer een op de vijf lorrendraaiers volbracht zijn reis niet, ze werden opgebracht door de WIC, leden schipbreuk, vielen ten prooi aan Franse kapers of zeerovers. Over het algemeen waren de lorrendraaiers kleine tot middelgrote, welbezeilde en wendbare schepen die de Compagnieschepen van de WIC het nakijken lieten.’
Scheepsportret van het Vlissingse fregat de Witte Bijle dat in 1715 in El Porto Prince werd omgedoopt. Het fregat werd in de daaropvolgende jaren als lorrendraaier voor de driehoekshandel op West-Afrika en Amerika ingezet. In 1721 werd het schip door zeerovers genomen. Schilderij van Cornelis Louw, 1715.
Slavenhalers
‘De omvang van de achttiende-eeuwse illegale goederen- en slavenhandel is groter geweest dan tot op heden werd aangenomen’, vertelt Paesie. ’Zo’n 175 van de 500 illegale scheepsreizen zijn slavenhalers geweest met een capaciteit van ongeveer 400 slaven. Gemiddeld werden 300 slaven per schip vervoerd. In totaal werden ruim 50.000 slaven getransporteerd. Daar moet je dan weer 19 procent uitval van aftrekken. Dan kom je op een aantal van ruim 40.000 slaven die vanuit Afrika naar Amerika zijn getransporteerd.’ De laatste schattingen van illegale slavenhandel bleven steken op circa 11.000 slaven. De WIC heeft in die periode zo’n 80.000 slaven getransporteerd.
Achttiende-eeuwse kaart van West-Afrika, uitgegeven door de erfgenamen Homann.
Lucratief
Het lorrendraaien was een lucratieve bezigheid waarbij veel Hollandse en Zeeuwse reders betrokken waren. Het was weliswaar strafbaar, maar werd in Zeeland gedoogd. De schepen konden rustig Zeeuwse havens binnenlopen en hun lading lossen en verhandelen. ‘Op een gegeven moment was het zelfs zo dat reders die belangen hadden binnen de WIC toch het octrooi van die compagnie omzeilden’, vertelt Paesie. ‘Op de compagniesvergaderingen hadden zij toegang tot waardevolle informatie over bijvoorbeeld de Afrikaanse vraag naar goederen die ze in hun eigen voordeel konden benutten. Als reders konden ze vaak veel sneller op de actualiteit inspelen en schepen uitrusten dan de compagnie.’ Het lorrendraaien vond eigenlijk alleen plaats in het octrooigebied van de WIC. Paesie: ‘Dat komt omdat de afstanden van Europa naar Afrika relatief kort waren. Lorrendraaierij in het octrooigebied van de VOC kwam nauwelijks voor, omdat de enorme afstanden naar Azië een andere organisatiestructuur verlangden met verversings- en ondersteuningsposten op hun route.’
Paesie heeft al een aantal publicaties over de Nederlandse maritieme geschiedenis op zijn naam staan. Als onderzoeker, zowel in de archieven als in de onderwaterarcheologie, is hij autodidact. In 1997 wist hij na archiefonderzoek in Nederland op de Malediven het in 1726 gestrande Zeeuwse VOC-schip Ravesteyn te lokaliseren. Van 1981 tot 1985 studeerde hij in Nijmegen geneeskunde en politicologie. Voor politicologie behaalde hij in 1983 het kandidaatsexamen. Vanwege zijn deskundigheid en de ondersteuning van zijn promotor prof.dr. Femme Gaastra werd hij zonder bezwaar tot de universitaire promotie toegelaten.