Je leest:

Meer protest tegen slavernij dan gedacht

Meer protest tegen slavernij dan gedacht

Nederlandse vrouwen en kinderen op de bres voor vrijlating slaven

Auteur: | 17 oktober 2011

Nederland was laat met de afschaffing van de slavernij. Zeker in vergelijking met andere landen. Dat dit niet lag aan het gebrek aan verzet van de bevolking, legt Maartje Janse uit. De onderzoeker werkte mee aan de NTR-serie ‘De Slavernij’ en geeft op Kennislink extra achtergrondinformatie over het onderwerp.

Archiefonderzoek legt bewijs bloot

In 1863 schafte Nederland de slavernij in Suriname af. Dat is relatief laat in vergelijking met Engeland en Frankrijk, waar in 1833 en 1848 een einde kwam aan slavernij.

De late afschaffing is lange tijd verklaard door erop te wijzen dat er in Nederland nauwelijks een antislavernijbeweging zou hebben bestaan. De negentiende-eeuwers zouden zich hier – in tegenstelling tot bijvoorbeeld in Engeland en Amerika – niet echt hebben geïnteresseerd voor de kwestie.

Uit archiefonderzoek blijkt echter dat er in de negentiende eeuw meer protest is geweest tegen het voortbestaan van slavernij dan voorheen gedacht. Liberalen en antirevolutionairen, mannen, vrouwen, jongeren en zelfs kinderen toonden zich geraakt door de gruwelen van slavernij. Sommigen protesteerden op een praktische manier door geld in te zamelen om slaven vrij te kopen, anderen door antislavernijverenigingen op te richten en handtekeningenacties te organiseren.

Engeland als lichtend voorbeeld

Al eerder, eind achttiende eeuw, was er discussie over slavernij. Verlichte geesten zoals Betje Wolff spraken zich ertegen uit, maar van een georganiseerde antislavernijbeweging was geen sprake. Na de revolutietijd hadden de Nederlandse burgers zich lange tijd afgekeerd van politiek. Pas rond 1840 begon dat langzaam te veranderen. De prille antislavernijbeweging die toen ontstond, was een van de eerste burgerprotesten tegen het regeringsbeleid.

Petitie voor afschaffing slavernij uit 1842. Pagina van handtekeningenlijst uit Rotterdam gericht aan koning Willem II.
Nationaal Archief

Dat verklaart meteen ook de voorzichtige, haast onwennige aanpak van de eerste antislavernijactivisten. Het Britse voorbeeld bestond uit een brede samenwerking van mensen met verschillende politieke en religieuze achtergrond, die onder meer door hun massapetities met honderdduizenden handtekeningen een duidelijk statement maakten.

Een vergelijkbare poging in 1841 om een brede coalitie te smeden van liberalen en antirevolutionairen liep in Nederland uit op een fiasco. Beide groepen gingen zelfs tijdelijk met elkaar concurreren: ze wilden allebei zoveel mogelijk handtekeningen voor hun eigen antislavernijpetitie. De meeste handtekeningen werden uiteindelijk opgehaald door een derde partij: de vrouwen van het ‘Rotterdam Ladies Anti-Slavery Committee’ (namelijk 128). Hun petitie was meteen de eerste die door alleen vrouwen was ondertekend.

In de loop van de jaren 1840 en 1850 werden er verschillende antislavernijverenigingen actief. In het enorme archief van Jan Ackersdijck, een van de liberale initiatiefnemers, bleek zich het complete archief te bevinden van een van de eerste actieve Nederlandse antislavernijverenigingen. Dat was waarschijnlijk ook meteen de vereniging met de langste naam ooit: ‘de vereeniging tot uitgaaf van het tijdschrift Bijdragen tot de kennis der Nederlandsche en vreemde koloniën, bijzonder betrekkelijk de vrijlating der slaven’ (1843-1848).

Het oprichten van de uitgeversvereniging was een slimme zet, omdat de regering zich had uitgesproken tegen inmenging van burgers in de kwestie van de afschaffing. Door samen een tijdschrift uit te geven (zo’n 150 mensen verbonden hun naam aan dit initiatief) stonden ze sterker en kwam de kwestie onder de aandacht van het publiek. Ze eisten openbaarheid in koloniale politiek, wat op dat moment een zaak was van de koning.

Toen in 1848 de liberalen aan de macht kwamen en de Tweede Kamer meer zeggenschap kregen over de koloniën, overwogen ze om de slavernij af te schaffen maar zonder compensatie aan de eigenaren te geven (de schatkist was leeg). Dit idee verworpen ze echter zelf als strijdig met de liberale beginselen dat de burger en zijn bezit tegen de staat in bescherming moest worden genomen.

Titelpagina van het boek “De Negerhut van Oom Tom” uit 1853.

De negerhut van oom Tom

In 1853 verscheen het boek ‘De Negerhut van Oom Tom’, een vertaling van ‘Uncle Tom’s Cabin’ van Harriet Beecher-Stowe. Dit boek werd een bestseller en werd druk besproken. Geraakt door het lijden van slaven wilden mensen meer dan voorheen protesteren tegen het voortbestaan van slavernij.

‘De Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering van de Afschaffing der Slavernij’ werd de belangrijkste antislavernijvereniging. Vrouwen mochten geen lid worden van deze vereniging; voornamelijk omdat het een politieke kwestie betrof, waarmee vrouwen zich niet mochten bemoeien. Vrouwen gaven daarom in aparte initiatieven vorm aan hun verontwaardiging over de slavernij.

Vrouwen identificeerden zich vooral met het lot van slavinnen. In 1855 boden 733 Amsterdamse vrouwen een antislavernijpetitie aan de koning aan. Opmerkelijk is dat dit vrouwen waren met een lagere sociaal-economische achtergrond, onder hen waren bijvoorbeeld een dienstbode en kroeghoudster uit de Jordaan.

Maar ook vrouwen uit de gegoede middenklasse lieten zich horen tegen slavernij. De vrouwen van het ‘Amsterdamse Dames-Comité ter bevordering van de Evangelie-verkondiging en de Afschaffing der Slavernij in Suriname’ zamelden vanaf 1855 geld in om slaven vrij te kopen. Ze verwachtten dat Nederlanders door het goede gedrag van vrijgekochte slaven hun koudwatervrees voor de afschaffing van slavernij zouden verliezen.

Ze zamelden geld in op een manier die ook in Amerika en Engeland veel voorkwam: door antislavernij-handwerkbazaars of -verlotingen te organiseren. Elke week kwamen ze bij elkaar in een handwerkkrans waar ze luxeartikelen maakten die verloot of verkocht konden worden, zoals geborduurde pantoffels, kussens en zelfs een leunstoel. Ondertussen las een van hen artikelen voor over de stand van zaken op het gebied van de afschaffing van slavernij. Vele honderden mensen, onder wie leden van het Koninklijk Huis en zelfs slaven, stuurden items in voor de bazaars of kochten loten. De antislavernij kop en schotel die in het fragment te zien zijn, zijn hoogstwaarschijnlijk speciaal voor deze verloting gemaakt.

Kop en schotel met protestuitingen tegen de slavernij uit circa 1855.
Collectie Rijksmuseum

Er zijn zelfs aanwijzingen dat kinderen geld inzamelden om slavenkinderen vrij te kopen. Ook jongelui richtten speciale ‘jongelingsverenigingen’ tegen de slavernij op. In Utrecht bestond daarnaast een speciale antislavernij-studentenvereniging. Het fascinerende is dat de vrouwen en jonge mensen radicalere middelen en bewoordingen kozen om te protesteren. Zij zochten ook veel actiever contact met de Britse en Amerikaanse antislavernijbeweging, die ze als voorbeeld beschouwden. Zo probeerden de jongeren de schrijfster van de Negerhut naar Nederland te halen – wat overigens mislukte – en nodigden ze Britse antislavernij-activisten uit voor lezingentournees.

Harmonie tussen burger en de politiek

De liberale en antirevolutionaire tegenstanders van slavernij waren veel voorzichtiger en benadrukten steeds dat protesten tegen de slavernij een Nederlands karakter moesten hebben. Ze bedoelden daarmee dat het een niet al te radicale en emotionele toon moest hebben. Ze waren er van overtuigd dat protest anders averechts zou werken in de Nederlandse politieke cultuur, die meer dan de Britse en Amerikaanse op een harmonieuze relatie tussen burgers en politiek gericht was.

Gastcorrespondent Dr. Maartje Janse is als docent en onderzoeker werkzaam op het Instituut voor Geschiedenis van de Universiteit Leiden. Haar proefschrift uit 2007 ‘De Afschaffers. Publieke opinie, organisatie en politiek in Nederland 1840-1880’ ging over het ontstaan van Nederlandse pressiegroepen. Momenteel doet ze onderzoek naar het ontstaan van de eerste Britse en Amerikaanse pressiegroepen in de vroege negentiende eeuw.

De Nederlandse antislavernijbeweging is door deze strategie geen ‘volksbeweging’ geworden. Sowieso speelde het protest zich af in de periode van voor de massapolitiek. De honderden, soms duizenden mensen die gemobiliseerd werden lijken achteraf misschien weinig, voor die tijd waren het grote aantallen en was de antislavernijbeweging een pionier in de participatie van burgers in de politiek.

Vooral de opmerkelijke rol van vrouwen en jonge mensen in deze beweging is in de oudere historiografie onderbelicht gebleven. De relatief late afschaffing van slavernij lijkt dus niet te wijten aan het ontbreken van protest. Het was het gevolg van het feit dat de schatkist leeg was terwijl de regering de slaveneigenaren wilde compenseren bij afschaffing van slavernij. Pas tegen het eind van de jaren 1850 stroomde er weer grote bedragen de schatkist binnen, afkomstig van het cultuurstelsel in Nederlands-Indië. Zo hebben in feite de Javanen kromgelegen om de slaveneigenaren te kunnen betalen.

Fragment over afschaffing van de slavernij in Nederland uit de NTR-serie De Slavernij, deel 5 (2011). De hele serie is te zien op Uitzending Gemist.

Dit artikel is een publicatie van Kennislink (correspondentennetwerk).
© Kennislink (correspondentennetwerk), alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 17 oktober 2011
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.