Je leest:

Meer aanpassen, minder behouden

Meer aanpassen, minder behouden

Door klimaatverandering zullen dier- en plantensoorten verdwijnen in Nederland. Het PBL en de Wageningen UR stellen voor om te zorgen dat soorten zich beter kunnen aanpassen door natuurgebieden te verbinden. Behoud van soorten moet een lagere prioriteit krijgen.

Bij uitvoering van het huidige beleid blijft de natuur kwetsbaar voor de gevolgen van klimaatverandering. Behoud van alle dier- en plantensoorten per gebied is niet realistisch in het licht van de klimaatverandering. Het beleid kan zich beter richten op het vergroten van het aanpassingsvermogen van natuur. Een voorstel hiertoe doet het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) dat op 20 augustus in samenwerking met Wageningen UR de studie ‘Adaptatiestrategie voor een klimaatbestendige natuur’ uitbracht.

Verdwijnen en aanpassen

Nederland warmt op en zal in de toekomst vaker te maken krijgen met extreme weersomstandigheden. Meer droogte, hitte en wateroverlast zullen er onvermijdelijk toe leiden dat bepaalde populaties achteruit gaan of zelfs uit Nederland verdwijnen. Het klimaat is op termijn ongeschikt voor 15% van alle hier voorkomende dier- en plantensoorten. Andere soorten krijgen juist de kans zich hier te vestigen. Zij kunnen de functies van de verdwijnende soorten overnemen. Bij een veranderend klimaat kan de biodiversiteit dus op peil blijven. De natuur moet dan wel voldoende in staat zijn zich aan te passen aan de verstoringen.

De gehakkelde aurelia is vanaf de jaren zestig Nederland binnen gedrongen vanuit het zuiden.

Nieuw plan

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en Wageningen UR stellen voor het Nederlandse natuurbeleid op een andere leest te schoeien. Niet het behouden van dier- en plantensoorten per gebied, maar het vergroten van het aanpassingsvermogen van de natuur zou het nieuwe uitgangspunt kunnen worden.

Ook de warmteminnende wespenspin is al bij ons te vinden. Sinds de jaren tachtig.
Creative Commons

In grotere, aaneengesloten gebieden kunnen dieren- en plantenpopulaties zich beter aanpassen om zo de gevolgen van extreem weer op te vangen. Als daarnaast natuurgebieden internationaal met elkaar verbonden worden, kunnen dier- én plantensoorten voor wie het hier te warm wordt, koudere streken bereiken. Vanuit het zuiden kunnen nieuwe soorten zich in ons land vestigen. Goede verbindingen vergroten het aanpassingsvermogen van de natuur, en dat is gunstig ongeacht of de gevolgen van de klimaatverandering nu groter of kleiner zullen zijn.

Het Planbureau voor de Leefomgeving en Wageningen UR stellen voor om het door het kabinet gewenste netwerk van natuurgebieden, de zogenaamde ecologische hoofdstructuur, aan te passen. Tegengaan van de versnippering van natuurgebieden blijft van belang, maar aan te kopen gebieden liggen bij voorkeur in de in deze studie gepresenteerde clusters en corridors. Hierdoor krijgt de natuur meer kans mee te bewegen met de verschuivingen van klimaatzones. Klimaatbestendige natuurontwikkeling valt goed te combineren met andere maatschappelijke belangen, zoals het beschermen van Nederland tegen wateroverlast.

Zie ook:

Dit artikel is een publicatie van Planbureau voor de Leefomgeving.
© Planbureau voor de Leefomgeving, alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 21 augustus 2010
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.