Even terug naar hoe het allemaal begon. Er zijn vele factoren die van invloed zijn op het ontstaan van een zware depressie, maar het ervaren van een hoop stressvolle gebeurtenissen is toch wel een hele belangrijke risicofactor. Tijdens perioden van stress is er een hoge concentratie van het stresshormoon CRF (corticotropin releasing factor) te meten in de hersenen. In normale omstandigheden wordt deze concentratie CRF snel weer terug gebracht naar een lager niveau, maar bij een zware depressie blijft de concentratie hoog. Dit bracht de onderzoekers erop dat er meer stoffen moeten zijn die een rol spelen bij het ontstaan van een zware depressie.
Een hoop stress kan de oorzaak zijn van het ontstaan van een zware depressie. De concentratie van het stresshormoon CRF is bij depressieve mensen dan ook verhoogd.
Meer belangrijke signaalstoffen
Het antwoord werd gevonden in muizen met een verhoogde concentratie CRF in de hersenen. De expressie van Ucn1 (Urocortine 1) is zeer sterk verlaagd in de neuronen in de EW-kern (een piepklein gebied dat ligt in het midden van de hersenen). De concentratie van een andere signaalstof, BDNF (brain-derived neurotrophic factor) was ook wat verlaagd. De onderzoekers dachten dat zowel Ucn1 als BDNF, naast CRF, een belangrijke rol spelen in het ontwikkelen van een zware depressie. Daarom gingen zij aan het werk om de hersenen van tien zwaar depressieve zelfmoordslachtoffers (die nooit voor hun aandoening behandeld waren) te vergelijken met de hersenen van zeventien niet-depressieve overledenen.
Wat de onderzoekers vonden was een duidelijk verschil tussen de depressieve mannen en vrouwen, zowel ten opzichte van elkaar als van de controle mannen en vrouwen. De mannelijke zelfmoordslachtoffers hadden een negen maal verhoogde expressie van Ucn1. Dit terwijl uit het muismodel bleek dat de concentratie Ucn1 tijdens een zware depressie juist enorm verlaagd werd. Ucn1 is nodig om om te kunnen gaan met een stressvolle situatie. De onderzoekers denken dat gezonde muizen zich goed hebben aangepast aan stresssituaties, maar dat de concentratie Ucn1 in mannelijke zelfmoordslachtoffers zo hoog ligt, omdat het systeem geen Ucn1 herkent en gebruikt. Blijvende stress dus.
Depressie komt bij de vrouw ongeveer twee keer zo vaak voor als bij de man. Ook het mechanisme waardoor de depressie ontstaat is bij mannen en vrouwen verschillend. De Nijmeegse onderzoekers vinden het daarom belangrijk dat er gekeken wordt naar geslachtsspecifieke behandelingsmethoden en medicijnen voor mensen met een zware depressie.
Een mannen of een vrouwen ziekte?
Bij vrouwelijke zelfmoordslachtoffers bleef het Ucn1 niveau gelijk aan dat van de controlegroep. Wel hadden de zwaar depressieve vrouwen een vier keer hogere concentratie BDNF in de hersenen. Een muis met een hoge concentratie BDNF in de hersenen vertoont in stressvolle situaties ook onrustig gedrag. Bij depressieve vrouwen speelt dus een heel ander mechanisme dan bij depressieve mannen. De ziekte depressie zoals wij die nu kennen, komt bij vrouwen ongeveer twee keer zoveel voor als bij mannen. Wat verder opvalt, is dat het aantal zelfmoordpogingen onder vrouwen ook twee tot drie keer zo hoog ligt als onder mannen. De behandeling van depressie bij mannen vraagt, volgens de onderzoekers, dan ook een hele andere aanpak dan behandeling van depressie bij vrouwen.