Democratie in Rusland blijft een heikel punt. Sinds het begin van deze maand gingen tienduizenden mensen de straat op, om te protesteren tegen een anti-demonstratieverbod. Ook zijn veel Russen boos over recente verkiezingsuitslagen, die voormalig president en premier Vlamdimir Poetin won, maar waar mee gefraudeerd zou zijn.

De (mogelijke) invloed van NGO’s
Als onafhankelijke ‘derde partij’ in een staat kan een sterke civil society – in het Nederlands ook wel burgermaatschappij genoemd – een belangrijk tegenwicht bieden tegen autoritaire neigingen van overheden. “Omdat NGO’s de belangen van burgers verdedigen en daarmee de belangrijkste communicatiekanalen vormen tussen de maatschappij, het bedrijfsleven en de democratische staat”, zegt Olga Kondrikova, die zich voor haar onlangs afgeronde promotie-onderzoek verdiepte in de opkomst en ontwikkeling van de civil society in ‘post-Sovjet’-Rusland.
Ook verbindt de civil society de burgers en geeft hen de ruimte voor vrij publiek debat. Daarmee is het een sleutelonderdeel van het democratisch systeem. Voorbeelden van NGO’s zijn alle niet aan een regering verbonden of op winst georiënteerde partijen die belangen van (een groep) burgers vertegenwoordigen in het publieke domein, zoals vakbonden, georganiseerde actiegroepen en milieuorganisaties.

De reikwijdte, kracht en organisatiestructuren van NGO’s ontwikkelen zich echter niet in een vacuüm, maar worden vaak beïnvloed door de historische, politieke en cultureel-maatschappelijke context waar ze zich in bevinden. En in Rusland is die niet altijd onverdeeld gunstig.

De Russische context: beperkingen
De democratische transformaties in Oost- en Midden-Europa maar ook in bijvoorbeeld Afrika laten het al zien: een sterke en stevige burgerlijke maatschappij ontstaat niet zomaar. Sterker, het vereist een grondige voorbereiding op institutioneel niveau en in de sfeer van publieke ethiek. In Rusland ontbreekt een lange voorgeschiedenis van onafhankelijke NGO’s (die vaak verboden waren in de Sovjet-Unie en de tijdperken daarvoor), waardoor ze hun plek in de samenleving nog moeten vinden en ook organisatorisch niet altijd even sterk zijn, observeert Kondrikova.
Dat is jammer want hierdoor zijn ze minder effectief in druk uitoefenen op de regering, die toch al niet al te zeer openstaat voor hun invloed. “Rusland heeft een traditie van een sterke staat, waarin bijvoorbeeld het raadplegen van NGO’s over burgerzaken verre vanzelfsprekend is. Eigenlijk wordt de Russische burgerlijke maatschappij continu verdrukt tussen het economische individualisme en de neiging tot politiek autoritarisme en moet vechten voor een legitieme plaats tussen de staat en de markt. Dit maakt de creatie van een ‘burgerlijke maatschappij’ lastig”, vertelt Kondrikova op basis van haar bevindingen.
Ook het tweeledige bestuursmodel dat de regering Poetin hanteert belemmert de groei en reikwijdte van NGO’s. Aan de ene kant erkent de staat burgerrechten, zoals het recht op vrije meningsuiting en verkiezingsrechten. Aan de andere kant probeert de staat het publieke leven onder haar controle te brengen, onder andere door diverse onechte overlegorganisaties voor burgerparticipatie op te richten zoals de ‘Openbare Kamer van de Russische Federatie’. Ook mogen Russische NGO’s geen buitenlandse sponsors hebben en worden buitenlandse NGO’s, zoals Human Rights Watch, vaak geweerd.
Nepdemocratie?
Poetins bestuursmodel wordt om deze reden ook wel een ‘imitatiedemocratie’ genoemd, schrijft Kondrikova. “De staat onderschat de aanvullende waarde van de burgerlijke maatschappij en ziet deze eerder als een dreiging voor haar monopolistische macht dan als een onmisbaar onderdeel en partner in het democratische bestuur. Hoe meer de staat probeert het politieke landschap gelijk te trekken, hoe minder vrijheid de burgerlijke maatschappij geniet. Zodoende groeit het wederzijdse wantrouwen tussen de staat en de burgerlijke maatschappij.”

Maar gebrekkige organisatiestructuren en politieke tegenwerking zijn niet de enige problemen van Russische NGO’s. Bij veel burgers zijn ze simpelweg niet populair. Er is namelijk nogal wat sociaal wantrouwen tegen publieke organisaties.
Wie vertrouwt de gemiddelde Russische burger wel? Voornamelijk instituten die de hoge autoriteit vertegenwoordigen en die individuele verantwoording van de burgers omzetten in een gezamenlijke verantwoordelijkheid, namelijk instituties als de president, de kerk en het leger.
Nieuwe democratische instituties zoals het parlement, politieke partijen, het rechtbanksysteem, de massamedia, vakbonden en andere NGO’s krijgen daarentegen het minste vertrouwen, zo blijkt uit onderzoeken.
Tenslotte ontbreekt soms de levenshouding die nodig is voor het goed functioneren van NGO’s door een gebrek aan moreel bewustzijn bij Ruslands postcommunistische burgers, beschrijft Kondrikova een laatste oorzaak. Typische gevolgen van zulk gebrekkig burgerethos zijn corruptie, oligarchie, maffia, financiële piramides, Nieuwe Russen, criminaliteit en de illegale markt. Tegen deze deprimerende sociaal-economische achtergrond voelt tweederde van de Russische bevolking zich nog steeds afhankelijk van de staat en beseft niet haar mogelijke invloed op politieke beslissingen.
Kansen
Tegelijkertijd biedt het maatschappelijk landschap in Rusland wel degelijk kansen voor NGO’s. Sinds de ineenstorting van de Sovjet-Unie en tijdens de Perestrojka is de invloed van de Russisch-orthodoxe kerk in de publieke arena toegenomen, mede omdat zij een nieuwe nationale identiteit biedt als vervanging van de communistische ideologie.

In de orthodoxe denktraditie zouden Russische burgers inspiratie kunnen vinden voor het model van een zelfsturende civil society die onafhankelijk en gelijkwaardig is ten opzichte van de staat, meent Kondrikova. Het orthodoxe concept van de burgerlijke maatschappij verdedigt namelijk gemeenschap en wederzijdse dienstbaarheid, in contrast tot ‘slechts’ individuele autonomie en rechten.
Afgaande op het proefschrift van Kondrikova zou het Russische NGO-landschap ook baat kunnen hebben bij een effectieve institutionalisering van spontane burgerlijke initiatieven.
Omdat de Russische burgerlijke maatschappij een tekort heeft aan officiële communicatiekanalen met de staat, kunnen burgers hun voorkeuren en belangen moeilijk overbrengen aan de politieke macht. Publieke ontevredenheid uit zich daarom vooral in (agressieve) vormen van protest. Een aanzienlijk deel van de burgerlijke maatschappij in Rusland komt hierdoor terecht in een netwerk van informele, ongesanctioneerde en niet-geregistreerde organisaties. Ook bepleit Kondrikova meer sociale differentiatie.

Maar allereerst is er een mentaliteitsverandering nodig waarbij de hiërarchische relaties tussen de regering, de maatschappij en het individu vervangen worden door een cultuur van zelforganisatie en zelfbestuur, meent Kondrikova.
Wat dat betreft biedt de groeiende weerstand in de Russische samenleving tegen weer een regeringsperiode van Poetin wellicht ook nieuwe kansen voor NGO’s om als spreekbuis voor ontevreden burgers te dienen. De recente protesten getuigen in elk geval van een groeiend democratisch bewustzijn en de wil bij burgers hun rechten op te eisen en te verdedigen. En laat dat laatste nou precies zijn, waar veel Russische NGO’s zich proberen voor in te zetten…