Je leest:

Leuk is anders!

Leuk is anders!

Auteur: | 16 februari 2006

Waarom wordt het woord leuk zo vaak gebruikt? Hoe komt het dat iedereen gelijk begrijpt wat je bedoelt, als je zegt dat iets leuk was? En is leuk een typisch Nederlands woord te noemen?

Leuker kunnen we het niet maken, wel makkelijker’; al jaren de enigszins verontschuldigende slogan van de belastingdienst. Een verslaggeefster doet rechtstreeks verslag van een carnavalviering in het zuiden van het land: ‘Het is echt ongelofelijk; je kunt je bijna niet voorstellen wat een leuke gezellige sfeer hier heerst’; jurylid Jerney Kaagman vindt heel regelmatig een Idols-finalist ‘heel leuk om naar te kijken’. ’ Leuk, wat een verschrikkelijk woord’ foeterde socioloog Abram de Swaan al eens in Vrij Nederland.

Taalliefhebbers foeteren wel vaker op dit woord, maar waarom wordt het dan toch zo veel gebruikt? En hoe komt het dat iedereen gelijk begrijpt wat je bedoelt, als je zegt dat iets leuk was? En is leuk een typisch Nederlands woord te noemen?

Ook schrijver Abdelkader Benali is niet dol op dit ‘typisch Nederlandse woord’. In het Taalboek van de Eeuw antwoordt hij op de vraag wat hij zou doen als hij de taal mocht veranderen: ‘Een paar woorden onder embargo plaatsen, te beginnen met leuk. Alles is veel te snel leuk. Met zulke woorden trek je de stop uit het denken, je stelt geen vragen meer. (…) Af en toe word ik het slachtoffer van mijn eigen verzet, want sommige dingen zijn gewoon leuk.’

‘Goed gevoel’

Het lijkt er op, dat de mens zijn toevlucht neemt tot het woord leuk als hij om één of andere reden aangenaam gestemd is of een ‘goed gevoel’ heeft. Dit aangename gevoel kan zoveel verschillende aanleidingen hebben, dat leuk in ieder geval een flexibel inzetbare term genoemd kan worden. Dat is handig en economisch, de taalgebruiker kan steeds hetzelfde woord gebruiken, en iedereen begrijpt wat hij wil zeggen, zonder dat er eerst een heleboel andere woorden gehoord en onthouden moeten worden.

Maar juist omdat zeer uiteenlopende begrippen als leuk bestempeld kunnen worden, zou het ook een ‘vaag’ woord zijn. Het wekt door die vaagheid in betekenis vaak irritatie op; dit verklaart ook de verontwaardigde reacties van De Swaan en Benali. Toen ik zelf leraar Nederlands was op de middelbare school, viel het me op dat leerlingen heel vaak opschreven dat een boek dat ze gelezen hadden wel een ’ leuk boek’ was. ‘Te vaag!’ schreef ik dan met vlammend rode letters in de kantlijn. Want is het bijvoorbeeld een grappig boek, is het mooi geschreven of gebeuren er spannende dingen in?

Het is dus niet zo eenvoudig om de precieze betekenis van dit ene woordje leuk te beschrijven, ook al kan je het woord in allerlei situaties gebruiken en begrijpt iedereen wat je bedoelt. In 2003 ben ik afgestudeerd aan de Universiteit Leiden op een scriptie over dit woord leuk. In 175 pagina’s heb ik geprobeerd de betekenis van dit ene woordje te beschrijven. Een hele opgave; toen het onderzoek afgerond was vond ik het allang niet ‘leuk’ meer.

Cognitieve taalkunde

Bij het maken van de betekenisbeschrijving, heb ik me gebaseerd op de zogenaamde cognitieve taalkunde, en binnen die benadering op dat onderdeel dat zich richt op de betekenisbeschrijving van woorden, namelijk de cognitieve semantiek.

De cognitieve taalkunde richt zich – vereenvoudigd gezegd – op de manier waarop mensen kennis over de wereld ordenen in hun hoofd en in een talige vorm omzetten. Betekenisbeschrijving en taal in het algemeen hebben dus altijd te maken met de manier waarop het menselijk brein bepaalde informatie over de wereld verwerkt, ordent en opslaat.

Het woord boom bevat geen onafhankelijke, vaststaande, strikt talige definitie die – los van kennis over de werkelijkheid – vastligt in ons hoofd. Het is eerder zo dat het concept boom zich in ons hoofd vormt door onze ervaringen met bomen zoals die zich in de werkelijkheid aan ons voordoen. Bij het woord boom hoort dan een vaste talige vorm, maar een minder vaststaande, eenduidige definitie. De verschillende bomen waarnaar dit woord verwijst kunnen immers heel verschillende kenmerken hebben. Sommige bomen hebben naalden, andere bomen groeien alleen in een tropisch klimaat of geven een rubberachtige vloeistof af als je in hun stam kerft. Toch kunnen alle bomen moeiteloos door de taalgebruiker als boom herkend worden en worden ze even probleemloos bij dit concept boom ondergebracht.

Een bepaald concept bevat dus zowel talige als ‘buitentalige’ gegevens, zonder dat die twee soorten strikt gescheiden worden. De talige vorm voor het concept boom ligt weliswaar vast, maar de daadwerkelijke verschijningsvorm van de boom in kwestie kan heel verschillend zijn. Een vaste vorm dus voor een vrij rekbaar begrip.

Kerstboom

Als we voor iedere boom een andere naam zouden moeten onthouden, zou dat een veel te grote belasting voor onze hersenen zijn. Daarom noemen we een boom met naalden en een dunne stam een boom, maar een dikke boom met bladeren ook. Het is natuurlijk wel zo dat bomen ook een specifiekere naam hebben, bijv. den, eik, beuk etc. Van deze bomen kennen we die specifieke naam ook wel, omdat de bomen ons bekend zijn, maar in principe kunnen we met de overkoepelende term boom ook al die bomen benoemen, en bovendien ook de bomen waarvan de namen ons minder bekend zijn, omdat ze bijvoorbeeld niet in ons land voorkomen.

En bovendien, als we willen benadrukken dat een bepaalde boom op een bepaalde manier opvallend is tegenover andere bomen, hoeven we ook nog niet eens een nieuwe term te gebruiken (en dus te leren) om deze bijzondere boom te benoemen. We kunnen namelijk putten uit het taalmateriaal dat al tot onze beschikking staat. Zo zijn bomen ons bekend, en het begrip Kerst ook, dus noemen we een boom die erg bijzonder is omdat hij dennennaalden heeft en in de kerstperiode al dan niet versierd bij ons in huis staat, eenvoudigweg een kerstboom. Het is handig om met al bekend, bestaand taalmateriaal combinaties te vormen omdat je met die combinatie dat speciale object in de werkelijkheid toch iets meer specificeert, toch iets treffender benoemt dan wanneer je alleen de basisterm zou gebruiken (bijv. boom).

Zo is ‘leuk’ ook een noemer waaronder we – heel handig – verschillende soorten aangenaamheid kunnen schikken. Dat is economisch, nu kunnen we als we ergens aangenaam door gestemd zijn, steeds het woordje ‘leuk’ gebruiken. Het buurmeisje van je oma is leuk in de zin van aardig of vriendelijk (omdat ze bijvoorbeeld met de boodschappen helpt). Die leuke Najib Amhali is grappig, ook in zijn laatste cabaretshow weer, en die leuke Miss Nederland is waarschijnlijk redelijk mooi, maar wie weet ook aardig en sociaal. Maar als je zegt dat je eigen kind wel een ’ leuk kind’ is, komt dat raar over, omdat leuk dan een term is die de emotionele betrokkenheid die je met je eigen kind hebt niet dekt. Hierop kom ik zometeen nog terug.

Prototypetheorie

Bepaalde kenmerken horen meer bij een bepaald concept dan andere kenmerken. Bij een boom is het bijvoorbeeld gebruikelijker dat hij een stam heeft, dat is namelijk bij bijna alle bomen zo, dan dat hij rubberachtige vloeistof kan afgeven, dat is immers maar een vrij beperkt aantal bomen zo. Zo is het betekeniselement ‘met een staart’ bij het concept ‘kat’ een saillant gegeven. Het betekeniselement ‘met ogen’ is daarentegen minder van belang: bijna alle dieren hebben ogen, dus dit aspect is minder prototypisch voor de kat. De theorie die ervan uitgaat dat binnen een bepaald concept bepaalde elementen saillanter zijn dan andere heet de prototypetheorie. Deze theorie is ooit opgesteld door psychologe Eleanor Rosch. Soms is het ook zo dat leden binnen een bepaalde algemenere groep prototypischer voor die groep zijn dan andere. Zo zijn in Nederland de mus en de merel bijvoorbeeld prototypischer leden van de categorie ‘vogels’ dan de kolibri en de condor.

De prototypetheorie is later ook veelvuldig gebruikt binnen de taalkunde, vooral in de betekenisleer. Binnen de cognitieve semantiek wordt de prototypetheorie vooral gebruikt om prototypische betekenisgegevens te benoemen, dus bepaalde betekenisgegevens van een woord zijn saillanter, prototypischer dan andere.

Leuk is dus een noemer die we heel handig op verschillende soorten ‘aangenaamheid’ kunnen plakken, maar het is wel zo dat bepaalde betekeniselementen meer saillant zijn dan andere betekeniselementen. Zo betekent leuk bijvoorbeeld vaker grappig of aardig dan dat het lief of schattig betekent.
Mathilde Jansen voor NEMO Kennislink

Emotionele betrokkenheid

De taalgebruiker kiest in zijn taalgebruik echter pas voor die specifieke woorden – aardig, vriendelijk, lief, grappig, mooi – als deze eigenschap echt overheersend aanwezig is in diegene die of hetgeen dat hem aangenaam stemt. In andere gevallen – waarin de taalgebruiker weliswaar positief gestemd is, maar waarin geen sprake is van grote emotionele of cognitieve betrokkenheid – gebruikt de taalgebruiker gemakshalve het woord leuk.

Leuk is vaak van toepassing op tamelijk vrijblijvende, meer oppervlakkige vormen van aangenaamheid. Een citaat als: ‘Femke Halsema: van leuk links meisje tot gerespecteerd politica’ spreekt in dit verband boekdelen: Femke gold eerst slechts als leuk; pas later werd ze serieus genomen in de politiek. Zo is het goed denkbaar om te zeggen ‘Het is leuk dat de kroonprins een tweede dochter heeft gekregen’, maar de geboorte van je eigen kind als leuk omschrijven is opmerkelijk. Dit woord dekt hier immers niet de emoties die horen bij het zelf vader of moeder worden.

Grote cognitieve inspanning kost het ervaren van aangenaamheid die als leuk getypeerd wordt ook niet, het is eigenlijk aangenaamheid die ‘makkelijk komt aanwaaien’. Zo zei presentatrice Anita Witzier ooit: ‘Mijn werk is eigenlijk geen werk te noemen, het is gewoon leuk’. Werken wordt dus meestal opgevat als iets waar je moeite voor moet doen, cognitieve inspanning voor moet leveren. Opvallend is wel dat leuk hier geheel positief is op te vatten in die zin dat het niet een te gemakkelijk ervaren aangenaamheid is die daardoor vrijblijvend en misschien ook oppervlakkig is.

‘Jij bent heel leuk om naar te kijken’ verzekert jurylid Jerney Kaagman een Idols-finalist…

Nuchtere Nederlanders

De geringe emotionele beladenheid van leuk valt misschien wel te rijmen met de vermeend verstandelijke instelling van de Nederlander en zijn nuchterheid. Wij nuchtere Nederlanders zouden dan door middel van het woordje leuk veel verschillende vormen van ‘aangenaamheid’ onder een collectieve noemer vangen. Met dergelijke uitspraken moet je natuurlijk oppassen en ik zeg ook met nadruk dat ik dit niet als waarheid formuleer: ik vind het slechts een aardige gedachte.

De behoefte aan orde en regelmaat van de Nederlander zou ook betrekking hebben op zijn gevoelsleven: om dat beheersbaar en begrijpelijk te maken, rangschikt hij verschillende soorten aangenaamheden onder de collectieve noemer leuk – en als het om specifieke vormen van sociale omgang gaat eventueel ook onder de noemer gezellig. Het woord leuk lijkt me vooral daarom een typisch Nederlands woord: de nuchtere, rationele Nederlander – in zijn behoefte alles overzichtelijk en ordelijk te houden – kan er iedere keer weer een beroep op doen om een groot deel van zijn emoties te vangen. In populaire boekjes over de kenmerken van de typische Nederlander wordt deze rationaliteit en behoefte aan orde en regelmaat steeds weer omschreven. Zo zeggen Vuijsje en Van der Lans (p.44):

‘Nederlanders zijn wereldkampioen gft-bak vullen, glasbakgooien en hergebruik van glas. Al die bakken appelleren aan een diepgewortelde Nederlandse behoefte: sorteren, ordenen, de werkelijkheid in stukken hakken en keurig soort bij soort opbergen.’

De eeuwige strijd tegen het water van de Nederlander wordt in dit opzicht ook genoemd, inpolderen en bedijken doen we graag, maar wellicht houdt de Nederlander zijn gevoelsleven ook beheersbaar en geordend onder de noemer leuk en, wie weet, gezellig.

Wordt het toch nog gezellig

Nog zo’n typisch Nederlands woord, gezellig. Herman Pleij noemt het woord gezellig ‘een trefwoord voor het ware Nederlanderschap’ en voegt hieraan toe dat de Nederlander ‘alles wat vreemd, bedreigend, groots, extreem en meeslepend is [reduceert] tot huiskamerformaat’. Toch is dit opvallend, want Nederlanders noemen de sfeer op een intiem diner met de familie gezellig, maar ook die op het drukbezochte Lowlands-festival. Zou het woord gezellig dan voor het overzicht zorgen, de boel beheersbaar houden op ‘huiskamerformaat’?

Een vergelijking met het Engels is hier op zijn plaats: het Engels kent niet zo’n woord als gezellig dat intieme én massale sociale aangelegenheden kan typeren. Het Engels heeft cosy voor intieme aangelegenheden waar gezellig bij ons mogelijk is. Gelijkwaardig aan Engels cosy is misschien Nederlands knus dat volgens Pleij treffend wordt beschreven als ‘gezelligheid op de vierkante meter’.

Gezellig lijkt dus ook een woord, dat ruim inzetbaar is als we verschillende soorten van sociaal contact willen typeren. Hoeveel personen daar dan bij betrokken zijn, maakt niet eens veel uit. Bij voetbalwedstrijden en massale betogingen wordt dan ook vaak de wens geuit ‘Laten we het vooral gezellig houden’.

Jongerentaal

Het is dan ook niet zo vreemd dat jongeren het woord leuk, of het woord gezellig vaak niet toereikend vinden om hun gemoedsstemming te benoemen. Immers, jongeren willen erg vaak aangeven dat iets hen wel degelijk emotioneel geraakt heeft, in positieve of negatieve zin. Dat boek dat ze moesten lezen voor Nederlands kan best leuk geweest zijn, maar Dance Valley of de nieuwe single van Racoon krijgen toch vaak een andere typering. Bij geen enkele leeftijdsgroep vind je zoveel verschillende termen om de ‘overtreffende trap van leuk’ uit te drukken. In mijn jeugd was alles natuurlijk onwijs gaaf, maar als ik dat nu zeg kijkt mijn dochter me enigszins bevreemd aan. Jongerentaal is weliswaar van alle tijden, maar wel aan verandering onderhevig. Vet, vet cool, en gewoon cool behoren al een tijdje tot het jongerenjagon, en zoals we in het artikel van Leonie Cornips over straattaal zien, zijn gruwelijk en wreed ook in opmars.

Leuker dan leuk

Een aardig televisieprogramma in dit verband was Hippie de hipster, gepresenteerd door Peer Mascini die zich als zijn alter ego Hippie regelmatig op bijzondere wijze tot zijn jonge doelgroep richtte. Mascini gebruikte daarvoor een, gedeeltelijk zelfverzonnen, ‘jongerenjargon’. Hij roept kinderen zelfs op zelf nieuwe woorden naar hem te mailen:

‘Wauzers! Soms ben ik zelf wat te wappy om een nieuwe spiffy kreet te bedenken. Dus als jij tranko genoeg bent om met een te boom nieuw woord te komen. Doe je ding nou en mail me’ (www.hippiedehipster.nl)

Het is natuurlijk niet zo dat woorden als spiffy, tranko, boom etc. onder jongeren per se gebruikelijk worden. Het programma was naar mijn mening vooral erg geslaagd omdat duidelijk werd dat Mascini, die niet jong is, de jongerentaal niet op een natuurlijke manier beheerste. Als hij een zin op de televisie uitsprak, las hij die half voor, altijd met de bekende geaffecteerde stem. Ook in interviews met kinderen bleek soms op grappige wijze dat Mascini het jongerenjargon juist niet beheerst. ‘Bezoek je zelf ook wel eens een dancing’ vroeg hij bijvoorbeeld een middelbare scholiere die kwam rappen in zijn studio. Het kwam ook vaak voor dat kinderen die bijvoorbeeld in de vaste rubriek ‘Pimp my parent’ optraden Hippie niet begrepen. Duidelijk werd in ieder geval dat jongeren een eigen jargon hebben dat vreemd aandoet als het niet door jongeren wordt gesproken.

Al met al nemen jongeren vaak geen genoegen met leuk en gezellig omdat een ander woord niet alleen veel specifieker aangeeft wat ze bedoelen, maar vooral benadrukt dat dat wat ze meemaken nog veel leuker is dan leuk.

Bronnen:

Burger, Peter en Jaap de Jong: Taalboek van de Eeuw. 1999. Geeraerts, Dirk: Wat er in een woord zit : facetten van de lexicale semantiek. 1989. Geeraerts, Dirk: Woordbetekenis, een overzicht van de lexicale semantiek. 1986. Pleij, Herman: Tegen de barbarij, Tegendraadse stukken over de Nederlandse beschaving. 1999. Vuijsje, Herman en Jos van der Lans: Typisch Nederlands, Vademecum van de Nederlandse identiteit. 1999. Waszink, Vivien: ’Leuk is anders: de betekenis van het Nederlandse woord leuk’. Doctoraalscriptie Universiteit Leiden. 2003.

zie ook:

Dit artikel is een publicatie van Instituut voor Nederlandse Lexicologie.
© Instituut voor Nederlandse Lexicologie, alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 16 februari 2006
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.