Je leest:

Leren omgaan met een ziekte

Leren omgaan met een ziekte

Artsen zijn er niet alleen om mensen beter te maken. Als genezing niet meer mogelijk is, moet de patiënt zo goed mogelijk met zijn ziekte kunnen functioneren. De dokter heeft de taak hem dat te leren, zegt medisch psycholoog Ad Kaptein. Want goed omgaan met ziekte verhoogt de levenskwaliteit. De inzichten uit zijn vakgebied hebben de laatste jaren in onderwijs en patiëntenzorg aan gewicht toegenomen.

Medisch psycholoog Ad Kaptein benadrukt herhaaldelijk de wetenschappelijke onderbouwing van zijn vak. Vergelijkingen met Jomanda of Emile Ratelband verwerpt hij met kracht, en van onbewezen effecten van meditatie op bijvoorbeeld kanker wil hij niets weten. Medische psychologie houdt zich alleen met meetbare grootheden bezig, zegt Kaptein. Lichamelijke problemen vormen het uitgangspunt. Gevoelens tellen wel, maar er conclusies uit trekken gaat alleen als ze in cijfers zijn om te zetten.

De angst om niet serieus te worden genomen door de wetenschappelijke wereld zit er blijkbaar goed in, een fenomeen dat je wel vaker tegenkomt in de psychologie. Of het komt door de strikt empirische weg die de psychologie is ingeslagen is niet te bewijzen, maar feit is dat het vakgebied de laatste tijd aan invloed heeft gewonnen binnen de medische wereld. Kaptein is daar uiteraard blij mee.

Niks zweverigs aan

“Steeds meer wordt onderkend dat psychologische processen invloed hebben op het ontstaan van ziekten. Denk bijvoorbeeld aan een patiënt die veel rookt. Dat rookgedrag wordt voor een deel veroorzaakt door psychologische factoren. Daar is toch niks zweverigs aan? Hetzelfde geldt voor onveilig vrijen: psychologische mechanismen spelen een hoofdrol. Of stress. Dat je daar lichamelijke klachten van kunt krijgen weet iedereen tegenwoordig, maar nog niet zo lang geleden was dat besef nog helemaal niet zo wijdverbreid.”

Ook het beloop van een ziekte ondervindt vaak invloed van de geestesgesteldheid van de patiënt, betoogt Kaptein. Hij waakt ervoor om een directe link te leggen tussen de gedachten van de patiënt en de meetbare symptomen van zijn ziekte; dat is volgens de psycholoog ook niet het belangrijkste, althans niet bij chronisch zieken. De kwaliteit van leven staat voorop.

“De manier waarop een patiënt met zijn ziekte omgaat, coping noemen we dat in de psychologie, heeft grote invloed op het dagelijks functioneren van zo iemand. Dat is geen losse bewering, maar een bewezen feit. Bij mensen met dezelfde lichamelijke verschijnselen is er aantoonbaar verband tussen hun coping strategie en de hinder die ze van de ziekte ondervinden. Als je ervoor kunt zorgen dat een patiënt zijn strategie verandert, kan die hinder afnemen.”

Hij geeft een voorbeeld: “Pijn kun je met wetenschappelijk onderbouwde methoden beter leren beoordelen. Patiënten die een pijndagboek bijhouden en vervolgens analyseren welke patronen er in het optreden van de pijn te herkennen zijn, krijgen zo meer greep op hun klachten. Ze kunnen dan hun gedrag aanpassen. Dat, maar ook het gevoel dat ze zelf iets kunnen doen om hun situatie te verbeteren, verhoogt hun levenskwaliteit.”

Anders leren denken

De patiënt anders leren denken over zijn ziekte staat centraal bij een andere behandelingsvorm die de psycholoog noemt: de cognitieve gedragstherapie. "Een voorbeeld daarvan is een soort lessenserie voor groepen astmapatiënten, waarin ze leren kijken hoe hun gevoelens van benauwdheid en het meetbaar functioneren

“Ook onderzoeken we samen met zulke patiëntengroepen welke prikkels dan wel die kortademigheid en benauwdheid induceren. Dat is vaak gedrag waar psychologische factoren aan ten grondslag liggen, zoals conflicten en angsten. Samen met de patiënt kun je dan kijken hoe daar iets aan te doen is.” Kaptein heeft misschien het gevoel dat dit wat soft klinkt, want hij voegt er aan toe: “Het gaat bij die behandeling dus niet om de onderliggende psychopathologie, maar om het gedrag van de patiënt. Door daar verandering in te brengen, blijkt het aantal ziekenhuisopnamen en het werkverzuim van chronische patiënten te dalen, terwijl ze een betere levenskwaliteit rapporteren.”

Fysiek verbeteren de patiënten ook, zegt Kaptein, althans: hun dagelijkse activiteiten verlopen beter. Hij stelt dat het dagelijks functioneren in hoge mate door psychologische factoren wordt bepaald. “Hoe je je voelt bepaalt wat je aankunt.” Op bijvoorbeeld de longfunctie bij de eerdergenoemde astmapatiënten had de behandeling geen effect. Kaptein: “Maar de vraag is: wat wil je bereiken, waar gaat het om in de behandeling? Ik denk dat het uiteindelijke doel niet zoiets is als een betere longfunctie, maar dat de kwaliteit van leven voorop staat. Nu moet ik even oppassen dat ik geen ruzie krijg met longartsen. Ik wil niet suggereren dat zij de levenskwaliteit niet belangrijk zouden vinden. Integendeel, de laatste tijd is daar juist heel veel belangstelling voor.”

Meewerken aan behandeling

Onderzoekers in de medische psychologie hebben technieken als het bijhouden van dagboeken, het doen van ontspanningsoefeningen en cognitieve gedragstherapieën getest bij een groot aantal chronisch zieke patiënten. “Met redelijk succes”, aldus Kaptein. “Zulke technieken hebben nu een vaste plaats verworven in de behandeling. De kern ervan is het inzicht dat de patiënt zelf moet meewerken aan zijn eigen behandeling.”

Dat moet ook wel, betoogt hij, want hoe vaak ziet de arts zijn patiënt? “Zeker bij chronische aandoeningen komt een patiënt maar af en toe in de spreekkamer van zijn arts. De rest van de tijd moet hij zelf z’n ziekte managen. Laten we de astmapatiënt maar weer als voorbeeld nemen: die moet zelf beslissen wanneer hij het nodig vindt medicijnen te inhaleren. De dokter krijgt daardoor de functie van coach: hij moet de patiënt leren hoe hij de kwaliteit van zijn eigen leven zo hoog mogelijk kan houden. Dat overbrengen is een vaardigheid die niet iedereen van nature heeft.”

In het nieuwe geneeskundecurriculum, dat dit collegejaar van start ging, is er meer aandacht voor dit soort vaardigheden. In de oude situatie kwamen ze wel aan bod, maar pas bij het alco-schap (algemeen co-assistentschap) in het vijfde studiejaar. De inbreng van de medisch psychologen is tegenwoordig veel groter, zegt Kaptein: “Drie weken in het eerste jaar zijn gewijd aan het blok Psychosociale Ontwikkeling, waarvan ik blokcoördinator ben. Daarnaast is onze sectie nauw betrokken bij de lijn ‘Klinische vaardigheden en attitude’, onderwijs dat door het hele curriculum heen loopt. En in het alco-schap blijft er natuurlijk ook aandacht voor medisch-psychologische thema’s.”

Een geschikt boek om studenten met weinig voorwetenschap te laten kennismaken met de psychologische achtergronden van ziekte en gezondheid bestond volgens Kaptein nog niet. Er waren wel boeken over medische psychologie, maar die richtten zich op studenten psychologie en niet op geneeskundestudenten. Daarom schreef hij samen met collega’s uit binnen- en buitenland het boek ’ Psychology in Medicine’, dat nu op de kernboekenlijst staat.

Gezamenlijke initiatieven

De moderne dokter moet meer van de bestaande gammakennis profiteren, vindt de medisch psycholoog. Hij staat daarin niet alleen, getuige de grotere aandacht die sociaal-wetenschappelijke kennis in het onderwijs krijgt. Ook in het onderzoek heeft kruisbestuiving de belangstelling. Kaptein: "Ik ben erg blij met de samenwerking tussen de gedragswetenschappers van het LUMC en die van de faculteit Sociale Wetenschappen in het Gammacluster. Sinds januari vorig jaar zijn we bezig gezamenlijke initiatieven te ontwikkelen voor onderzoek. Het helpt natuurlijk ook dat enkele wetenschappers bij beide faculteiten tegelijk zijn aangesteld.’’

Over de plaats van de sectie Medische Psychologie laat Kaptein geen twijfel bestaan: die hoort bij het LUMC. “Onderzoek doen we vooral op de poliklinieken, en voor onderwijs fietsen we ook telkens naar het ziekenhuis. Het is dus lastig dat we in Oegstgeest gehuisvest zijn. Waarom dat zo is? Tja, het zou te lang duren om dat allemaal uit te leggen. Noem het maar ‘om historische redenen’. We horen bij de afdeling Psychiatrie en die heeft altijd veel te maken gehad met het psychiatrisch ziekenhuis Endegeest, hier om de hoek. Wijzelf niet overigens.” Een verhuizing naar het nog te bouwen O&O-gebouw, dat rond 2005 naast het LUMC moet zijn verrezen, ziet Kaptein dan ook wel zitten. “Al zal ik de rust en de ruimte van Oegstgeest waarschijnlijk wel gaan missen. Enfin, voorlopig zitten we hier nog wel eventjes.”

Dit artikel is een publicatie van Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC).
© Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC), alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 21 april 2000
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.