Je leest:

Leraar in een multiculturele klas

Leraar in een multiculturele klas

Auteur: | 28 september 2005

Volgens onderzoekers van de Universiteit Utrecht en Leiden moeten leraren in een multiculturele klas niet anders te werk gaan dan leraren in een klas met alleen autochtone kinderen.

Nederlandse scholen in de grote steden zijn in hoog tempo multicultureel geworden. Scholen voor voortgezet onderwijs waar zich leerlingen van meer dan 30 nationaliteiten bevinden zijn eerder regel dan uitzondering. Vraagt deze samenstelling van de leerlingenpopulatie andere vaardigheden van leraren dan de ‘traditionele’ klas waarin voornamelijk autochtone Nederlandse kinderen zitten?

De onderwijskundigen verschillen van mening. Sommigen zeggen dat lesgeven in multiculturele klassen specifieke kennis en kunde vereist en, wellicht het belangrijkst, een speciale houding. Leraren zouden bijvoorbeeld om moeten kunnen gaan met taalachterstanden en de pedagogische aanpak. Daarnaast zou in multiculturele klassen de kennis van de achtergrond van leerlingen veel uitgebreider moeten zijn. Voor de houding van de leraar zou belangrijk zijn dat ze hoge prestaties verwachten van alle leerlingen, dat ze gevoelig zijn voor de effecten van het eigen gedrag op leerlingen en dat ze eigen (voor)oordelen ten opzichte van leerlingen ter discussie willen stellen.

Andere onderwijskundigen stellen dat lesgeven in alle klassen gebaseerd is op het realiseren van dezelfde uitgangspunten. Natuurlijk is het wel zo dat lesgeven van klas tot klas verschilt en daarom zijn er ook verschillen tussen multiculturele en cultureel meer homogene klassen. De algemene uitgangspunten die voor elke klas gelden zijn bijvoorbeeld: het bevorderen van gelijke kansen voor alle leerlingen, het beste uit leerlingen proberen te halen, instructie laten aansluiten bij de kenmerken en achtergronden van leerlingen, een veilig leeromgeving scheppen, etc.

Onderzoekers van de Universiteit van Utrecht en onderzoekers van de Universiteit Leiden doen onderzoek naar het functioneren van leraren in de multiculturele klas. De onderzoekers maakten video-opnamen bij een aantal leraren en namen de leraren een interview af naar aanleiding van de lessen op video. Bovendien interviewden ze de leerlingen van deze leraar en beantwoordden de leerlingen vragenlijsten. De analyses van de gegevens zijn nog in volle gang. De eerste resultaten geven bevestiging voor het standpunt dat leraren in een multiculturele klas zich niet anders hoeven te gedragen.

Eén van de leraren vindt het bijvoorbeeld erg belangrijk dat hij, wanneer hij een leerling tot de orde roept, daarna de relatie met die leerling weer goed probeert te maken. Deze leraar gaat na de les bijvoorbeeld een gesprek aan met de betreffende leerling, hij slaat even een arm om hem heen of hij prijst hem even. Volgens deze leraar is dit belangrijker bij Marokkaanse dan bij autochtone Nederlandse leerlingen.

Maar betekent dit dat die leraar een specifieke vaardigheid of houding nodig heeft? Het lijkt er meer op dat de leraar in deze specifieke situatie een algemeen principe toepast. Immers, voor het leren van leerlingen is het nodig dat de relatie tussen leraar en leerling positief is: leraar en leerlingen hoeven geen vrienden te zijn, maar ze moeten elkaar wel een beetje zien zitten. Wanneer die positieve houding ten opzichte van elkaar in gevaar komt, kan het leren van de leerling en zelfs algemener de ontwikkeling geschaad worden. Leraren moeten dus alert zijn op de kwaliteit van deze pedagogische relatie. Ordeverstoringen indammen kan tot een slechte relatie met leerlingen leiden. De leraar die zijn leerling tot de orde riep, is gepast alert. Hij merkt op dat bij het corrigeren van leerlingen de verstoring van de relatie meer dreigt bij Marokkaanse dan bij autochtone Nederlandse leerlingen. Hij vertaalt het algemene uitgangspunt in dit specifieke geval naar adequaat gedrag. Het gaat bij dit belangrijke aspect van het leraarsgedrag dus niet zozeer om een vaardigheid die specifiek is voor de multiculturele klas, maar om de concretisering van een algemeen uitgangspunt.

Het is in alle klassen belangrijk een goede leraar-leerlingrelatie te hebben. Andere algemene uitgangspunten voor goed lesgeven betreffen onder meer duidelijke instructie afgestemd op de achtergronden van leerlingen, goede feedback voor leerlingen, heldere regels en toepassing daarvan en het creëren van een veilige leeromgeving. Verder moet een leraar de leeractiviteiten van de leerlingen adequaat kunnen organiseren, moet hij een positieve houding ten opzichte van alle leerlingen hebben en dient hij inzicht in het eigen handelen en de effecten daarvan te hebben. Het lijkt erop dat naarmate klassen diverser zijn samengesteld er op al deze aspecten niet iets principieels anders, maar wel meer van leraren wordt gevraagd.

Het onderzoek wordt uitgevoerd door Theo Wubbels, Perry den Brok, Ietje Veldman en Jan van Tartwijk.

Dit artikel is een publicatie van Universiteit Utrecht (UU).
© Universiteit Utrecht (UU), alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 28 september 2005
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.