Je leest:

“Leden van de Staten-Generaal …”

“Leden van de Staten-Generaal …”

Auteur: | 19 juli 2007

Prinsjesdag. Wat zal de derde dinsdag in september deze keer brengen? Misschien iets meer jip-en-janneketaal? Of toch weer gewoon die ellenlange opsomming van beleidsvoornemens, waarbij we hoogwaardigheidsbekleders in de Ridderzaal steevast zien wegdutten? Hoe de troonrede zo heeft kunnen worden.

Heeft de Troonrede niet alles in zich om meeslepend en overtuigend te zijn? Een traditie van bijna tweehonderd jaar koninklijke welsprekendheid. Een weergaloze entourage met gouden koets, paarden, juichende onderdanen en uniformen. Een Ridderzaal met troon en een heuse hoedenparade. Veel conflictstof door alle beleidsvoornemens van het kabinet. Zeer gespannen media aandacht, waarbij ieder Troonredewoord wordt gewogen en becommentarieerd door de fine fleur van de parlementaire pers, door politicologen en royaltywatchers.

Een professioneel team van auteurs: ervaren speechschrijvers van het ministerie van Algemene Zaken (namens de minister-president) en van de Rijksvoorlichtingsdienst (namens de vorstin) – sinds 1987 aangevuld met neerlandici van het Genootschap Onze Taal, die onder strikte geheimhouding de tekst mogen zuiveren van spelfouten en dubbelzinnigheden.

De Troonrede: jaarlijks een loodzware, eindeloze boodschappenlijst van wetsontwerpen en beleidsvoornemens.

Toch zien we altijd weer hoogwaardigheidsbekleders tevergeefs vechten tegen de slaap tijdens deze belangrijkste jaarrede. Waarom is dat? En waarom slaan lezers van kwaliteitskranten na een kolom Troonredeproza de pagina snel om? Waarom is het geen rede op het scherp van de snede?

Retorisch vuurwerk

De Troonrede is een uitzonderlijke toespraak. Ze wordt uitgesproken ter gelegenheid van de opening van een nieuw regeringsjaar: het is een gelegenheidstoespraak. Daarnaast is de Troonrede een vorm van politieke welsprekendheid: er wordt verslag uitgebracht van de toestand van het land, en de regering geeft een uiteenzetting van de plannen voor het komende jaar.

Dat dit jaar in jaar uit zo flauwtjes uitpakt, heeft misschien te maken met de Nederlandse coalitiecultuur. Soms laat het kabinet zijn tanden zien in de regeringsverklaring, maar het echte retorische vuurwerk – als dat al afgestoken wordt – is te horen in de Algemene Beschouwingen. Dan wordt onder aanvoering van de oppositieleiders uit een frissere verbale bron geput dan die van het enigszins brakke Troonredeproza.

Deze rede, door de vorstin voorgelezen, is geen persoonlijke verantwoording van eigen beleid. Ieder kabinet moet haar officieel even lief zijn. Koningin Beatrix hoeft niet het publiek te overreden deze specifieke maatregelen, hoe pijnlijk soms ook, uit te voeren. Dat kan niet anders dan tot een heldere, maar ongepassioneerde voordracht (in de retorica ‘actio’ genoemd) leiden. Doorgaans klinkt er een schier eindeloze boodschappenlijst van wetsontwerpen en beleidsvoornemens tussen aanhef en bede.

Persoonlijke noot

Vanaf 1848 valt de Troonrede onder de verantwoordelijkheid van de regering, maar voor die tijd schreef de vorst de tekst zelf, en daardoor kon hij die in principe ook een meer persoonlijke invulling geven. Zo deed Willem I zijn volk in 1828 de volgende persoonlijke ontboezeming:

Sedert Uwe laatste zitting is Mijn Huis verblijd geworden door de geboorte eener Telg van Mijnen Beminden tweeden Zoon; deze heugelijke gebeurtenis heeft Zijne vurige wenschen, en die Zijner voortreffelijke Gemalin vervuld.

Dat is tegenwoordig een stuk moeilijker. Toch liggen ons de persoonlijke noten van Beatrix in 2005 nog vers in het geheugen, waarvoor Balkenende de ruimte had verschaft omdat de koningin vijfentwintig jaar op de troon zat:

Hier, in deze zaal, symbool van onze democratie, heeft u mij en mijn familie op 30 april, aan het begin van mijn regeringsjubileum, op bijzonder feestelijke wijze ontvangen. Daarmee heeft u de toon gezet voor een hartverwarmende viering die in elke provincie en op de Nederlandse Antillen en Aruba een eigen weerklank vindt. Mijn grote dank gaat uit naar allen die mij dit jaar overal met en- thousiasme verwelkomen.

Persoonlijke inzet en geloof in de boodschap zijn voorwaarden voor een overtuigende redevoering. Maar een toespraak houden namens een regering die niet per se de persoonlijke voorkeur van de vorst heeft, is retorisch gezien als tennissen met je verkeerde arm.

Houvast

De grondwet geeft geen aanwijzingen voor de lengte van de Troonrede. Die is dan ook in de loop van de tijden veranderd. Onder koning Willem III werd de rede langzaam wat korter dan daarvoor, met een beknoptheidsrecord in 1886 van slechts 147 woorden.

Ook de eerste Troonrede van Wilhelmina was met 365 woorden verrassend kort. Maar toen in 1945 voor het eerst sinds de oorlogstijd weer een Troonrede klonk, nam Wilhelmina daar flink de tijd voor (2766 woorden). De regering wilde de toespraak “nog zinvoller” maken met meer aandacht voor buitenlands beleid. Sinds die tijd werd de rede weer langer en werd er telkens een tweedeling in binnenlands en buitenlands beleid gemaakt.

Vanaf begin jaren zestig streefde men weer naar kortere redes, van omstreeks 1800 woorden, wat overigens zelden lukte. De laatste Troonredes van Beatrix waren achtereenvolgens 2520, 2691, 2569, 1904 en 1734 woorden lang. De schrijvers slagen er dus toch in toenemende mate in de rede bondig te houden. Maar helder gestructureerd? Een waslijst is het vaak, soms onderverdeeld per ministerie, soms in onnavolgbare porties bijeengebracht – een lange mars door de alinea’s zonder routeborden.

De schrijvers lijken allergisch voor woordjes en zinnetjes waarmee de tekststructuur duidelijk wordt, maar zonder deze signalen is gesproken tekst moeilijk te volgen. Toegegeven: afgelopen jaar bevatte de tekst zo’n houvast:

Op binnenlands terrein ziet de regering zich gesteld voor vier centrale opgaven: - een veiliger Nederland; - meer mensen aan het werk; - minder regels en meer kwaliteit van publieke voorzieningen; - en meer onderling respect in onze samenleving.

En omdat de tekst daarna tamelijk herkenbaar de vier onderwerpen behandelde, was er voor de vermoeide luisteraar enige oriëntatie tijdens de reis. Alleen doordat een goede, bondige recapitulatie ook vorig jaar ontbrak, was het voor de luisteraar moeilijker om op te pikken wat de toespraak echt wilde zeggen.

Uitgelicht door de redactie

Geowetenschappen
‘We hebben een hoopvol toekomstbeeld nodig’

Geowetenschappen
Dromen over wat er wél kan

Informatica
Tot op de microseconde nauwkeurig

Eerste zinnen

1980: Onder een economisch ongunstig gesternte hervat u vandaag uw werkzaamheden, zo sprak mijn Moeder tot u bij de opening van het vorige parlementaire jaar. 1990: De inval van Irak in Kuwayt is een flagrante schending van de internationale rechtsorde. 2000: Aan het begin van deze 21ste eeuw beleeft ons land een periode van economische voorspoed. 2001: De afschuwelijke aanslagen één week geleden in de Verenigde Staten hebben vele duizenden onschuldige mensen van het leven beroofd. 2002: In de afgelopen jaren leken wij in de Nederlandse samenleving te kunnen vertrouwen op een aantal zekerheden: een voortgaande groei van de economie en veiligheid tegen aanvallen van buitenaf. 2003: De internationale en nationale ontwikkelingen van het afgelopen jaar hebben de onzekerheden in ons dagelijks bestaan doen toenemen. 2004: Vertrouwen geeft een samenleving veerkracht en daadkracht. 2005: Hier, in deze zaal, symbool van onze democratie, heeft u mij en mijn familie op 30 april, aan het begin van mijn regeringsjubileum, op bijzonder feestelijke wijze ontvangen.

Memorabele zinnen

Wat nog het meest steekt in de Nederlandse Troonredes is het nagenoeg ontbreken van memorabele zinnen, van flonkerende formuleringen die wat langer blijven hangen, van een alinea met een overtuigende inhoud in een dwingend mooie vorm. Hier en daar is wel wat strooigoed te vinden, zoals “Solide oplossingen vragen tijd” (2005) en “Vertrouwen geeft een samenleving veerkracht en daadkracht” (2004). Geruchtmakend, maar dan meer om inhoudelijke redenen was de soundbite uit 1979 “Ons land is vol. Ten dele overvol.” Maar schraalhans is keukenmeester in deze redes.

In 1999 was er een poging tot lichte toets – waarschijnlijk de enige in de gehele geschiedenis van de Troonrede.

Mijne Heeren! Het is Mij aangenaam U bijeen te zien tot hervatting Uwer werkzaamheden. (…) Op menig gebied is dringend behoefte aan krachtige wetgevende maatregelen.

“Mijne heren”? De hele Ridderzaal, en niet alleen het vrouwelijke deel, hield de adem in. Had Majesteit plotseling last van verminderd geestesvermogen? Toen sprak Beatrix de verlossende woorden: “Zo sprak honderd jaar geleden mijn grootmoeder tot uw voorgangers.” Met een opgelucht gelach en luid applaus tot gevolg. Een even succesvolle als schaarse poging tot luchtigheid in het doorgaans loodzware proza.

Clichés

Zo karig als de tekst is met fraaie stijlmiddelen, zo ruimhartig is zij met Troonredeclichés. Een kleine opsomming van sleetse generalisaties:

- In deze tijd van dynamische ontwikkeling (…). (Troonrede 1963) - In deze tijd van ongekende technologische ontwikkelingen en vervagende grenzen wordt eens temeer duidelijk hoezeer landen en volkeren van elkaar afhankelijk zijn. De wereld lijkt steeds kleiner te worden. Ingrijpende politieke, economische en maatschappelijke veranderingen elders beïnvloeden ook ons land. (Troonrede 1998) - De internationale en nationale ontwikkelingen van het afgelopen jaar hebben de onzekerheden in ons dagelijks bestaan doen toenemen. (Troonrede 2003) - We ervaren hoe zeer de wereld in beweging is. Veranderingen lijken zich steeds sneller te voltrekken. Jonge, dynamische economieën komen op (…). (Troonrede 2005)

En uit welk jaar stamt de volgende zin?

In de volksgezondheid blijft de spanning tussen de nog immer toenemende vraag naar zorg en de noodzaak tot kostenbeheersing onverminderd voelbaar.

Uit 1996, maar hij kan moeiteloos vijf jaar ervoor en tien jaar erna ingevoegd worden. Er worden verder natuurlijk complimenten gemaakt (“diepe dankbaarheid”, “dappere vrijwilligers”, “ontroerend medeleven”, “warme spontaniteit”) en ook dank aan de militairen zal niet snel ontbreken:

“Een woord van waardering en dank voor allen die zich inzetten tijdens vredesoperaties is op zijn plaats” (1993).

De kortste Troonrede

Enkele maanden na een kabinetscrisis over een grondwetswijziging hield koning Willem III in 1886 de kortste Troonrede uit de Nederlandse geschiedenis.

Mijne Heeren! Met genoegen bevind Ik Mij weder te midden der vertegenwoordigers van Mijn volk. Het is U bekend, welk verschil van meening tusschen Mijne Regeering en een deel van de Tweede Kamer der Staten-Generaal aanleiding gaf tot de ontbinding van deze. Ik mag verwachten dat de afgebroken arbeid thans zal worden hervat. Mijne betrekkingen met andere Mogendheden zijn zeer vriendschappelijk. Het is Mij aangenaam te kunnen vermelden, dat de kustvaart tusschen de havens van Duitschland weder voor de Nederlandsche vlag is opengesteld. De gunstige afloop van de conversie van een deel der Nationale Schuld strekte tot bevestiging van ’s lands crediet. Behalve de wetsontwerpen betreffende de Grondwet en andere, die in de vorige zitting aanhangig waren, zullen nog enkele spoedeischende aan U worden voorgelegd. Mogen Uwe werkzaamheden, onder Gods zegen, tot heil van het Vaderland strekken. Ik verklaar de buitengewone zitting der Staten-Generaal te zijn geopend. Uit: Troonredes, openingsredes, inhuldigingsredes 1814-1963, ingeleid door Ernst van Raalte. Den Haag, Staatsuitgeverij, 1964

Tips

Een Troonrede schrijven vergt scheepmanskunst. Men moet laveren tussen de klippen van eigenroem (goed nieuws om kiezers te paaien; het kabinet ligt op koers; eerst het zuur, nu het zoet) en zwaarweerpassages:

In de afgelopen jaren leken wij in de Nederlandse samenleving te kunnen vertrouwen op een aantal zekerheden: een voortgaande groei van de economie en veiligheid tegen aanvallen van buitenaf. Het zijn echter schijnzekerheden gebleken. (Troonrede 2002)

En het valt dus niet mee om alle clichés te vermijden, maar iedere goedklinkende heldere zin, elk raak beeld is er een.

Hoe kan het beter? Vorig jaar suggereerde Bureau- Taal al dat veel woorden en formuleringen uit de Troonrede best eenvoudiger konden, omdat de tekst nu voor 60 procent van de Nederlanders onbegrijpelijk is. Men hoeft de quasi-wetenschappelijke oordelen van het bureau niet al te serieus te nemen om ze toch op hoofdlijnen gelijk te geven: dit is geen fijne tekst voor een breed publiek. Ook op het gebied van tekststructuur is er nog veel te winnen.

Mijn advies aan het rompkabinet en de koningin luidt dan ook: benut de klassieke mogelijkheden van de kop (‘exordium’) en de staart (‘peroratio’) om de belangrijkste boodschap(penlijst) tot zijn recht te laten komen. Perk verder het aantal beleidsvoornemens in (dat zal, als u naar de oppositie hebt geluisterd, deze keer ook niet moeilijk vallen).

Probeer de voornemens in enkele – liefst drie – onderdelen samen te nemen. Geef de inleiding een korte openingszin, een goed thema, een sterk contrast en een mooi beeld mee. Rond de rede af met een beknopte samenvatting (‘recapitulatio’) die recht doet aan het hoofdthema en de belangrijkste voornemens – graag met enige stilistische finesse. Houd het kort. Maar blijft u alstublieft doorgaan met deze traditie. Want het is naast zondagse preken en jaarlijkse sinterklaasrijmen toch een van de weinige verbale rituelen die we overhebben.

Dit artikel is een publicatie van Genootschap Onze Taal.
© Genootschap Onze Taal, alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 19 juli 2007

Discussieer mee

0

Vragen, opmerkingen of bijdragen over dit artikel of het onderwerp? Neem deel aan de discussie.

NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.