Aan het begin van de twintigste eeuw was de Nederlandse industrie nogal afhankelijk van de import van ijzer en staal. Ondernemer H.J.E. Wenckebach presenteerde op 19 april 1917 plannen om daar verandering in te brengen en in Nederland zelf een hoogovenbedrijf op te zetten. De geografische locatie van Nederland, aan de zee, was volgens Wenkebach ideaal voor de vestiging van een ijzer- en staalbedrijf. Als vestigingsplaats verkoos hij IJmuiden, boven Rotterdam, vanwege de vaste ondergrond.
Nadat de plannen financieel waren onderbouwd, werd op 20 september 1918 de Koninklijke Nederlandsche Hoogovens en Staalfabrieken NV opgericht. Bedrijven, particuliere investeerders, de overheid en de gemeente Amsterdam brachten het beginkapitaal op.
De eerste cokesfabriek op het Hoogoventerrein in IJmuiden werd in 1924 in gebruik genomen. Beeld: Stichting Industrieel Erfgoed Hoogovens
De bouw begon in 1920. De eerste fase bestond uit twee hoogovens, een cokesbatterij en de nodige infrastructurele voorzieningen als een buiten- en binnenhaven, spoorwegemplacement, elektrische centrale en een bijproductenfabriek voor het reinigen van cokesovengas. De eerste hoogoven startte in 1924 met de productie van ijzer, en in het midden van de jaren dertig was Hoogovens al de grootste exporteur van ruwijzer ter wereld.
Voor de verwerking van het eigen ruwijzer koos Hoogovens voor het produceren van gietijzeren buizen volgens een zelf ontwikkeld gietproces. In 1935 volgden plannen voor de bouw van een staalfabriek volgens het Siemens-Martinproces en een walserij voor dikke plaat. Het vervaardigen van de gietijzeren buizen startte in 1936, de staalproductie nam in 1939 een aanvang.
In 1938 werd begonnen met de bouw van de Martin Staal Fabriek (MSF). Gekozen werd voor het Siemens-Martin proces omdat dit staal van een betere kwaliteit leverde dat onder meer nodig was voor de scheepsbouw. Beeld: Stichting Industrieel Erfgoed Hoogovens
Hoogovens in oude tijden – historisch beeldmateriaal op YouTube
Fusie en overname
In het midden van de jaren zestig besloot Hoogovens te diversificeren. Zo begon het bedrijf in 1966 met de productie van primair aluminium bij Aldel in Delfzijl. Op 7 juli 1972 fuseerden Hoogovens en het Duitse Hoesch tot Estel. De crisis in the Europese staalindustrie en de botsende bedrijfsculturen zorgden er echter voor dat deze fusie in 1982 weer ongedaan werd gemaakt. In 1987 nam Hoogovens de Europese activiteiten van Kaiser Aluminium over, waardoor het bedrijf in de top vier van Europese producenten van geëxtrudeerd en gewalst aluminium terechtkwam.
De trend naar grotere rationalisatie in Europese staalindustrie leidde tot de fusie met British Steel, op 6 oktober 1999. Koninklijke Hoogovens had toen ongeveer 22 000 werknemers, een omzet van 4,9 miljard euro, een productie van 6,7 miljoen ton staal en verkoop van 429 000 ton aan aluminiumproducten.
Vanaf het begin van de fusie bestaan spanningen tussen het Britse en Nederlandse deel van het bedrijf, bijvoorbeeld over de wenselijkheid van de verkoop van de aluminiumactiviteiten. In het algemeen presteert het Nederlandse deel van Corus aanzienlijk beter dan het verouderde Britse deel. Op dit ogenblik heeft de fabriek in IJmuiden 9500 werknemers, die 6,9 miljoen ton staal produceren (cijfers 2005). De Corus-directie heeft een overnamebod door Tata Steel uit India geaccepteerd.
Tata Steel is een relatief klein onderdeel van de Tata Group, een enorm industrieconglomeraat met een omzet van achttien miljard euro en 220 000 werknemers. Het produceert onder meer auto’s en thee, maar verkoopt ook verzekeringen en runt hotels.
Tata Steel produceert slechts zo’n vijf miljoen ton ruwstaal per jaar en is daarmee veel kleiner dan Corus, dat achttien miljoen ton maakt. Corus is voor het Indiase bedrijf interessant vanwege de uitstekende R&D-afdeling, de productie van hoogwaardige staalsoorten en de toegang tot interessante afzetmarkten. Voor Corus is Tata vooral aantrekkelijk omdat het de beschikking heeft over goedkoop ijzererts in India.