Uit gemeenschappelijk onderzoek van zes Amerikaanse groepen en een Engelse groep biologen wordt duidelijk dat de hoeveelheid koolstof die vastgelegd wordt door een stuk bos afhangt van welke boomsoorten er groeien en wat er met het bos gebeurd. Als bijvoorbeeld alle hardhoutbomen worden weggekapt en de lege plekken in het bos worden opgevuld door snelgroeiende planten, kan het zijn dat het bos veel minder koolstof vastlegt dan in de oude situatie.
Afbeelding 1: Bomen leggen koolstof uit de lucht vast om te groeien, vooral in de bovengrondse biomassa. Bron: Stock Exchange
Het onderzoek is uitgevoerd in Panama, in een lapje regenwoud van 50 hectare met 227 boomsoorten. Dit regenwoud is sinds 1985 gemonitord. Aan de hand van de gegevens over 126 boomsoorten is een model opgesteld, waarmee 18 scenario’s zijn getest. Die zijn verdeeld in drie categorieën: uitsterven door eigenschappen van de bomen zelf (bijvoorbeeld lage groeisnelheid), door manieren van beheren of oogsten, en door milieuproblemen. Daarnaast hebben zij een random scenario gebruikt als controle-experiment. Per scenario verwijderden de onderzoekers bepaalde bomen uit het model, bijvoorbeeld met de eigenschap “hoge houtdichtheid” (hardhout). De ontstane vrije ruimte werd random aangevuld met resterende boomsoorten. Anders zal de koolstofopslag sowieso minder zijn en kun je de gegevens niet vergelijken (zie afbeelding 2).
Afbeelding 2: de vierkanten staan voor de 50 ha. bos. De cirkeltjes staan voor verschillende boomsoorten. In het huidige ecosysteem wordt de hoeveelheid en variabiliteit van de koolstofopslag gemeten. In het model worden bepaalde bomen eruit gehaald (middelste vierkant). De vrijgekomen ruimte wordt willekeurig opgevuld met resterende soorten (onderste vierkant). Het model berekent de verwachte hoeveelheid en variabiliteit van de koolstofopslag. Bron: Sciencexpress
Als soorten met een lage houtdichtheid uitsterven, zal de koolstofopslag stijgen met 75%. De resterende soorten hebben een hogere houtdichtheid, dus hebben die meer gram koolstof nodig per kubieke centimeter hout. Als dikke boomsoorten verdwijnen, neemt de koolstofopslag iets af, want je houdt bomen over die niet zo dik zijn en dus minder koolstof opnemen. Mensen doen aan selectief kappen, waarbij enkele (verhandelbare) soorten uit het bos verdwijnen, maar het kan ook dat zij een bos omzetten in een productiebos, waarbij slechts 1 of 2 soorten overblijven. In het eerste geval zullen soorten gekapt worden die veel hout bevatten (bv. hardhout), waardoor de koolstofopslag tot 70% kan dalen. Als juist de soorten overblijven die het meeste hout leveren (om later alsnog te kappen), kan de koolstofopslag stijgen tot wel 75%. Door omgevingsfactoren kunnen snelgroeiende boomsoorten de overhand krijgen, waardoor de koolstofopslag daalt met 34%. Zowel meer als minder neerslag kan leiden tot een verhoogde koolstofopslag door effecten op de houtproductie.
In een levensgemeenschap heeft elke soort een eigen rol in het geheel. Ze hebben zogenaamde functionele eigenschappen, die elkaar aanvullen en zorgen dat het systeem goed werkt. Uit het onderzoek blijkt dat er manieren zijn om de koolstofopslag verhogen, maar dan kunnen andere belangrijke processen weer ontregeld raken, zoals bestuiving, vruchtproductie en waterkwaliteit. Deze effecten zijn nog grotendeels onbekend. Dus voor de zekerheid kunnen we beter zorgen voor zo veel mogelijk biodiversiteit in de regenwouden.