
1,2,3,4,5. En 1 + 1 = 2. Zomaar even wat getallen in de juiste volgorde opsommen en daarna even een rekensommetje doen: als je groot bent is dat meestal een makkie. Maar als kleuter kan het al lastig zijn een cijfer te herkennen of überhaupt te begrijpen wat dat is.
Kleuters kunnen daarom de betekenis van getallen en hun onderlinge relaties maar het best spelenderwijs leren, zo werd vaak gedacht. Maar uit Keunings onderzoek blijkt nu dat ‘gewone’, rechtstreekse instructie door de leerkracht eigenlijk het beste werkt. Dat geldt bovendien juist voor kleuters die moeite hebben getallen te begrijpen, ook wel getalbegrip of voorbereidende rekenvaardigheden genoemd.
Het onderzoek: verschillende leermethodes
Voor haar Onderzoeksmastersopleiding Gedrag en Sociale Wetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen deed ze onderzoek onder 72 kleuters in groep 1 van de Swoaistee school in Groningen. Keuning onderzocht daarbij drie benaderingen, die alle drie gezien worden als mogelijk nuttige leermethodes voor kleuters:
Ten eerste rekenen door spelletjes. Denk hier aan bordspelletjes met dobbelstenen, gekenmerkt door duidelijke regels en competitie. Ten tweede ‘begeleid dramatisch spel’, een rollenspel in een fantasievolle context waarbij kinderen bijvoorbeeld doen alsof ze indianen zijn en proberen vissen te vangen. De leerkracht begeleidt het spel en stelt vragen als “Hoeveel visjes heb je nu?” en “Wie heeft er meer?” De derde bestudeerde methode was de ‘klassieke’ instructiemethode: klassikale uitleg van getalbegrip door de leerkracht.
Om de effectiviteit van de drie methodes onderling te vergelijken werden drie groepen gecreëerd; een voor elke lesmethode. Ook werden sommige kinderen ingedeeld in een vierde (controle)groep, waar geen specifieke lesmethode centraal stond, maar waarbij de kinderen speelden in een speelhoek waar ze rekenactiviteiten konden doen. De focus van de lessen was daarbij steeds hetzelfde (dus bijvoorbeeld: tellen tot 10); alleen de manier waarop de stof werd aangeleerd verschilde.
Het belang van de leerkracht
Na 16 lessen verdeeld over acht weken mat Keuning vervolgens het effect van de verschillende lesmethodes. Dit deed ze door de scores van de kinderen in een eindtoets te vergelijken met die in een eerdere toets gemaakt vóór het experiment (een ‘nulmeting’).

De resultaten lieten allereerst zien dat de leerkrachtgestuurde lesmethodes significant beter scoorden dan de het vrije spel waarbij alleen rekenmaterialen aanwezig waren. Bovendien bleek dat voor kinderen die op de Cito-toets ‘rekenen voor kleuters’ uitvielen – de zwakkere rekenaars dus – met name directe instructie het beste werkte.
“Dit is opvallend, want er wordt vaak beweerd dat kleuters nog niet klaar zouden zijn voor directe instructie in de groep door de leerkracht. Maar dit onderzoek laat juist zien dat kleuters die moeite hebben met leren rekenen, beter gaan presteren wanneer de leerkracht ze directe aanwijzingen en uitleg geeft. Dat komt waarschijnlijk omdat deze groep meer structuur en leiding nodig heeft.” legt Keuning uit.

Door deze nieuwe inzichten actief in te zetten zou ook de voorbereidende rekenvaardigheid van langzaam lerende kleuters dus verbeterd kunnen worden, waardoor die als basisschoolleerlingen weer meer kans hebben later goed te kunnen rekenen.
Keunings onderzoek, dat eind vorig jaar werd afgerond, zou wellicht ook kunnen bijdragen aan de meer algemene discussie die momenteel woedt onder onderwijskundigen en sociale wetenschappers: is een spelgerichte benadering of juist directe instructie door de leerkracht – zoals vroeger vaak gewoon was – de beste leermethode voor jonge kinderen?
Op basis van haar onderzoeksresultaten is Keunings scriptie onlangs genomineerd voor de Groninger Alumni Psychologie scriptieprijs. Keunings onderzoek werd begeleid door Hoogleraar Effectieve Leeromgevingen Egbert Harskamp. Inmiddels werkt ze als promovendus aan de Universiteit Twente – in Onderwijskunde uiteraard.