Waar 90% van de Tanzanianen toegang heeft tot brandhout, heeft maar 14% van de bevolking toegang tot het openbare elektriciteitsnet. “En dat zijn dan de officiële cijfers. In de praktijk ligt het eerder dichter bij 6%”, schat ontwikkelingswerker Martijn Veen. “Dan hebben we het dus nog niet eens over de regelmatige haperingen in de elektriciteitsvoorziening. Die technische problemen, en ook de prijs maken het elektriciteitsnet op dit moment bepaald niet populair. Zelfs als mensen direct onder de stroomkabels wonen kiezen ze in de praktijk toch vaak voor hun eigen oplossingen.”
Van een lampje op zonne-energie…
De eenvoudigste oplossing bestaat vandaag de dag uit lampjes die worden opgeladen op basis van een zonnecelletje. Het zijn simpele en steeds goedkopere apparaatjes die door hun eenvoud ook nog wel eens meewarige blikken oproepen in discussies over duurzame ontwikkeling voor letterlijk miljarden mensen over de hele wereld. Maar Veen vindt iedere vorm van cynisme over die kleinschalige oplossingen ronduit misplaatst. “Ik zou zeggen: kom eens hier in de praktijk kijken. Eén simpel zonnelampje kan voor kinderen bijvoorbeeld het verschil betekenen tussen wel of niet aan je huiswerk zitten in een land waar het vroeg donker is. Het enige alternatief op die schaal zijn kerosinelampjes, maar die kennen dezelfde bezwaren als stoken op hout: kerosinedampen zijn ongezond in huis. Met een zonnelampje heb je de kosten voor kerosine of lampenolie doorgaans al binnen een paar maanden terugverdiend.”

…naar een solar home system
Naast een eenvoudig lampje op basis van een zonnecel, in jargon; de pico solar oplossingen, zijn er inmiddels ook al versies op de markt die tegelijk een lader bevatten voor bijvoorbeeld een mobiele telefoon. Nog een stapje groter zijn de solar home systems, die meerdere lampen van stroom voorzien, en soms ook een radio of televisie. Die zijn uiteraard een stuk duurder, maar daarvoor bestaat, in tegenstelling tot de grote, vaste mestvergisters, wél een goede financieringsstructuur, vertelt Veen. “Er is hier een pay-as-you-go systeem (zie kader). Dat werkt goed omdat het mobiele telefoonnetwerk zo goed is ontwikkeld. In die solar systemen zit een chip die op afstand aan- en uitgeschakeld kan worden. Op die manier kunnen mensen via mobiel bankieren betalen voor het gebruik van hun solar systeem.”
Mobiel bankieren voor duurzame energie
Een centraal probleem in de ontwikkeling van duurzame energie is de financiering, stelt energiedeskundige Martijn van Veen van SNV. “Dat speelt zeker in Tanzania. Er is hier geen leencultuur. Men heeft een grote weerstand om land of een huis als onderpand te verstrekken bij een lening van de bank. De rentes zijn ook enorm. Een rente van 2% per maand is eerder regel dan uitzondering. Omdat mensen hier de banken niet vertrouwen zetten ze hun geld ook liever niet op de bank. Ze stoppen het nog liever onder hun matras. In buurland Kenia ligt dat al iets minder gevoelig.” De Tanzanianen hebben evenwel een laagdrempelig alternatief voor betaling van dure energiesystemen: pay-as-you-go. “Mensen hoeven niet naar de stad om hun bankzaken te regelen, maar doen alles met hun mobieltje. Met een soort leaseconstructie betalen ze alleen voor de energie die ze daadwerkelijk met hun geleende zonnecentrale hebben opgewekt.”
Tussen de home sytems en het grote, openbare elektriciteitsnet zit nog een potentiële stap waar SNV aan meewerkt. “Wanneer mensen een snelstromende rivier in de buurt hebben zou het natuurlijk zonde zijn om daar géén gebruik van te maken. Technisch gezien is het geen groot probleem om een propellertje in die stroom van water te hangen, en hup, je hebt al een eenvoudige waterkrachtcentrale. Ook op basis van wind of biomassa, en zelfs op basis van klassieke diesel worden er decentrale elektriciteitssystemen gebouwd.”
To grid or not to grid?
Waar Veen ervan overtuigd is dat de off-grid oplossingen, dus los van een landelijk elektriciteitsnet, op de korte en middellange termijn de beste kansen hebben, gelooft hij dat op den duur toch ook een dekkend netwerk moet worden aangelegd. “Al moet ik toegeven dat daar op internationale congressen altijd veel discussie over ontstaat. Er is een school die gelooft dat alleen de geïsoleerde oplossingen haalbaar zijn, terwijl anderen stevig blijven doorwerken aan de ontwikkeling van een goed openbaar net. Dat heeft ook zijn weerslag op de donoren. Grote donoren zoals het Amerikaanse USAID, en ook de Europese overheden, stoppen nog steeds het grootste deel van hun geld in die ontwikkeling van het net. Als organisatie werken wij vooral aan het stimuleren van ontwikkelingen die min of meer spontaan in de markt ontstaan, en dat zijn nu vooral de kleinschalige oplossingen, die ook de geïsoleerd wonende gemeenschapen ten goede kunnen komen.”
De markt moet het doen
Dat er ‘strijd’ bestaat tussen grootschalige en kleinschalige energieoplossingen wordt volmondig bevestigd door ontwikkelingseconoom dr. Harrie Oppenoorth, energie- en klimaatdeskundige bij ontwikkelingsorganisatie HIVOS. "De grote donoren denken ook het liefst in grote projecten. Niet alleen de EU of USAID, ook het overheidsfonds Renewable Tanzania laat ons vaak weten dat we met bijvoorbeeld mestvergisters veel te klein zouden denken. Het kost ons blijkbaar veel moeite om te laten zien dat een project met honderden vergisters met een capaciteit van vijf tot tien kubieke meter gas per stuk uiteindelijk een veel groter effect bereikt dan de grote projecten die maar vijf vergisters neerzetten van vijftig kuub per stuk. Of neem het grote Keniaanse project ‘Lake Turkana Windpower’.

Daarmee kan dan in de toekomst wel elektriciteit aan het net worden geleverd, maar het levert uiteindelijk veel minder energie dan het biogasprogramma, tegen tien keer zo hoge kosten per joule. En bedenk goed, de eerste prioriteit voor miljoenen Afrikanen is koken. Dat doe je in Afrika niet op elektriciteit!"
Uiteindelijk, stelt Oppenoorth, zal de markt beslissen of en wanneer het een ‘grid-oplossing’ wordt of niet. “Ook de grote overheidsfondsen gaan dit probleem niet oplossen. En investeerders in de vrije markt zoeken naar rendement voor ze ergens geld insteken. Die zijn niet geïnteresseerd om een ontwikkeling helemaal vanaf nul op te zetten. Wat dat betreft is het ook cruciaal dat reducties in broeikasgasemissies op enig moment te gelde kunnen worden gemaakt. Dat maakt ook projecten met heel veel vergisters weer een stuk interessanter voor investeerders.”
Toch stelt ook Oppenoorth dat schaalvergroting onontkoombaar is. “Hét grote probleem bij een mooie oplossing als een vergister is nu de prijs. Een Afrikaanse boer betaalt omgerekend de prijs van twee koeien voor een goede vergister. Voor een deel proberen we die prijs naar beneden te krijgen door nóg betere vergisters te ontwerpen. We hebben onlangs een challenge uitgeschreven voor bedrijven om een vergister te ontwerpen voor de helft van de huidige prijs. Aan de andere kant zullen we initiatieven moeten koppelen om ze rendabeler te maken. Zo proberen we coöperaties op te richten die hun koeien bij elkaar zetten, waardoor de mest op één plek bijeen komt en je dus grotere en betere vergisters kunt bouwen.”