Met kinderziekten bedoelen we heel besmettelijke infecties, waar de meeste kinderen al op jonge leeftijd mee in aanraking komen. Ze worden veroorzaakt door virussen of bacteriën die circuleren onder de bevolking. Bekende voorbeelden zijn waterpokken, de vijfde en de zesde ziekte, mazelen en hersenvliesontsteking.
Jonge kinderen zijn veel vatbaarder voor ziekten als hersenvliesontsteking, dat door verschillende ziekteverwekkers kan worden veroorzaakt. Het afweersysteem van jonge kinderen is nog niet eerder met deze ziekteverwekkers in aanraking gekomen. Daarom maken kinderen na besmetting de ziekte door en bouwen natuurlijke afweer tegen de ziekteverwekker op. Deze afweer beschermt tegen het opnieuw ziek worden bij een volgend contact. Dit herhaalde contact frist de natuurlijke immuniteit weer op en houdt de afweer op peil.

Kindersterfte
Vroeger was de kindersterfte door kinderziekten hoog. Sinds de tweede helft van de negentiende eeuw is met het verbeteren van woonomstandigheden, hygiëne en de voedingstoestand en later met de komst van antibiotica de kindersterfte gestaag afgenomen.
Sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw worden kinderen ingeënt tegen een aantal gevaarlijke kinderziekten. De eerste inentingen die werden ingevoerd waren tegen difterie, tetanus, polio en kinkhoest. Later kwamen daar mazelen, rode hond en de bof bij. Rode hond is zelf een onschuldig verlopende ziekte, maar als een zwangere hier voor het eerst mee in contact komt, kan het ongeboren kindje ernstig beschadigd raken.
Infecties met bacteriën die hersenvliesontsteking en longontsteking veroorzaken, komen het meeste voor onder de vijf jaar en vooral bij kinderen jonger dan twee jaar. De oorzaak is vaak een bacterie die gebruik maakt van een omringend suikerkapsel om zich te verschuilen voor het afweersysteem. Jonge kinderen kunnen nog niet goed beschermende antistoffen opbouwen tegen dit suikerkapsel.
Een speciaal vaccin, waarbij stukjes van het suikerkapsel zijn gekoppeld aan een eiwit, wekt ook bij jonge kinderen beschermende antistoffen op. Sinds 1993 vaccineert Nederland tegen de gekapselde Hib bacterie (Haemophilus influenzae b). Later zijn daar meningokokken C-vaccin en sinds 2006 een pneumokokkenvaccin bijgekomen. Er zijn meer dan 90 typen pneumokokken. Er wordt nu gevaccineerd tegen 10 van de meest voorkomende typen.

Antistoffen via moeder
Tegenwoordig komen kinderziekten waartegen wordt ingeënt vrijwel niet meer voor, tenzij iemand ongevaccineerd is, zoals zuigelingen in de eerste levensmaanden. Pasgeborenen worden het eerste half jaar nog enigszins beschermd door antistoffen van moeder, die ze via de placenta hebben meegekregen. Ook in moedermelk zitten beschermende antistoffen.
Vaccinatie van zwangeren is een veilige en zeer effectieve manier om meer beschermende antistoffen over te dragen naar ongevaccineerde zuigelingen. Zo ligt er nu een advies om zwangeren in te enten tegen kinkhoest, een gevaarlijke ziekte voor nog ongevaccineerde baby’s. Er wordt hard gewerkt aan een vaccin voor zwangeren dat zuigelingen in de eerste levensmaanden moet beschermen tegen het RS-virus dat longontsteking veroorzaakt bij baby’s, en tegen infectie door groep-B-streptokokken.