Kanker ontstaat wanneer fouten, ofwel mutaties, in het DNA leiden tot ongecontroleerde celgroei. Vroeger dacht men dat mutaties voldoende waren om kanker te krijgen, maar inmiddels weten we dat normale cellen in de omgeving van kankercellen kankerontwikkeling kunnen beïnvloeden door onder andere groei- en bloedvatstimulerende factoren uit te scheiden. Ook afweercellen spelen een grote rol in kankergroei. Door mutaties krijgen kankercellen andere eigenschappen en komen andere eiwitten op de celmembraan die door het afweersysteem als lichaamsvreemd kunnen worden herkend.
De interactie tussen kankercellen en afweercellen is zeer complex. Globaal zijn er drie fasen te onderscheiden. In de eerste fase, de eliminatiefase, herkennen en doden afweercellen afwijkende kankercellen. Maar sommige kankercellen lijken teveel op normale cellen en worden niet opgeruimd door het afweersysteem. In de tweede fase, de evenwichtsfase, ontstaat er als het ware een strijd tussen het afweersysteem en de kankercellen, waarbij het afweersysteem de tumor onder controle probeert te houden, terwijl de kanker probeert uit te groeien. In de laatste fase, de ontsnappingsfase, zijn de kankercellen erin geslaagd om mechanismen te ontwikkelen om het afweersysteem te ontwijken en te onderdrukken. Hierdoor kan de tumor groeien en in een later stadium uitzaaien.
‘Hot’ en ‘Cold’ tumoren
Niet elke tumor kan het afweersysteem even goed ontwijken, en niet elk type afweercel heeft dezelfde invloed. Er zijn afweercellen die kankergroei proberen tegen te gaan, maar er zijn ook afweercellen die de kankercellen helpen overleven.
’hot‘ | ’warm’ | ’cold’ |
Tumorcellen hebben veel mutaties. De tumor bevat veel afweercellen en vooral ontstekingsbevorderende T-cellen. | Een tussenvorm waarbij de tumorcellen meerdere mutaties hebben en er aan de rand afweercellen te vinden zijn. | Tumorcellen hebben weinig mutaties, en lijken dus meer op normale cellen. Hierdoor is er geen afweerreactie en zijn er weinig T-cellen. |
Komt vaker voor bij huid-, long-, lever-, blaas- of hoofdhalskanker. | Voorbeelden zijn borst-, eierstok-, hersen- en nierkanker. | Komt vaker voor bij sommige typen borstkanker en bij prostaatkanker. |
T-cellen spelen een grote rol in het bestrijden van tumoren. Wanneer ontstekingsbevorderende T-cellen de antigenen (eiwitten) op de kankercel herkennen, kunnen ze de kankercel doden. Uit onderzoek blijkt dat patiënten die veel ontstekingsbevorderende T-cellen in hun kankergezwel hebben, een zogenaamde ‘hot’ tumor, een betere overleving hebben dan patiënten bij wie dat niet zo is. Zij hebben een zogenoemde ‘cold’ tumor. Ook het hebben van juist veel ontstekingsremmende afweercellen zoals regulerende T-cellen geeft een slechtere prognose.

Tweeslachtige macrofagen
Macrofagen hebben een dubbelrol in kankerontwikkeling. De ontstekingsmacrofagen kunnen kankercellen fagocyteren en afbreken. Maar er bestaan ook wondgenezingsmacrofagen. Deze kunnen weefsel herstellen doordat ze groeifactoren uitscheiden. Ook zorgen ze voor herstel van de bloedvoorziening door het bevorderen van nieuwe bloedvaten en kunnen ze bindweefsel opnieuw rangschikken door onder andere collageen af te breken en weer te produceren op een andere plek. Normaal gesproken leidt dit tot herstel van de wond en een litteken. Helaas kunnen kankercellen deze processen kapen; de groeifactoren en de nieuwe bloedvaten helpen de kankercellen te groeien en door de herrangschikking van het bindweefsel kunnen kankercellen makkelijker uitzaaien.
Kortom, afweercellen gaan kankergroei niet alleen tegen, maar kunnen die ook juist bevorderen. Het is belangrijk om te weten welke rol het afweersysteem speelt bij iedere kankerpatiënt, zodat de verschillende vormen van immuuntherapie kunnen worden afgestemd op de juiste persoon.