Je leest:

Jongeren vinden woonland belangrijk

Jongeren vinden woonland belangrijk

Ondanks hun uiteenlopende afkomst, cultuur en godsdienst vinden West-Europese jongeren het land waar zij wonen belangrijk. Toch voelen vooral autochtone jongeren een historische verbondenheid, en dan jongens meer dan meisjes. Dat blijkt uit de verkenning Nationale Identiteit en meervoudig verleden van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. De verkenning verschijnt maandag 24 september.

Onderzoekers Maria Grever en Kees Ribbens van de Erasmus Universiteit Rotterdam vroegen ruim 650 leerlingen van 14 tot 18 jaar in Rotterdam, Londen en Lille in hoeverre zij zich vereenzelvigen met het land waarin zij wonen. Welke rol speelt de nationale geschiedenis hierbij?

Westerse regeringsleiders spreken geregeld over de crisis van de nationale identiteit in hun land. Zij zien het gebrek aan historische kennis als een belangrijke oorzaak hiervoor. Zo weten Nederlandse jongeren niet meer wie Willem van Oranje was en waarom hier Surinaamse mensen wonen. Politici denken ook dat de integratie van nieuwkomers langzaam verloopt omdat onduidelijk is wat het ‘Nederlanderschap’ precies behelst. Ze hopen dit te verbeteren met de invoering van een nationale canon. Maar klopt deze visie? Gaat de overheid niet voorbij aan de enorme diversiteit van het verleden en aan de veranderlijkheid van sociale identiteiten?

Regeringsleiders spreken geregeld over de crisis van de nationale identiteit. Zij zien het gebrek aan historische kennis als een belangrijke oorzaak hiervoor. Zo weten Nederlandse jongeren niet meer wie Willem van Oranje was.

Grever en Ribbens onderzochten in hoeverre Nederlandse, Britse en Franse leerlingen van 14 tot 18 jaar zich identificeren met hun woonland. Zij gaan er hierbij van uit dat er niet één verleden is, maar dat mensen van generatie op generatie allerlei culturele codes overdragen, die in verhalen en herinneringen lang kunnen doorwerken. De onderzoekers gingen na welke betekenis de nationale identiteit voor de jongeren heeft. Ondanks de diversiteit aan achtergronden vinden die allemaal hun woonland belangrijk, al geldt dit sterker voor autochtonen dan voor allochtonen. Dat verschil in betrokkenheid geldt ook de historische interesse. Historische verbondenheid met het woonland – zoals nationale trots- leeft vooral bij autochtonen. Dat is niet verrassend, al voelen autochtone meisjes die ‘nationale trots’ minder dan jongens.

De verschillen zijn het grootst op het terrein van de godsdienst. Geschiedenis van de godsdienst scoort het hoogst bij veel allochtone groepen, met uitzondering van de Surinaamse en Antilliaanse jongeren. Autochtone jongeren identificeren zich daar nauwelijks mee, al hadden Nederlandse jongeren hier wel weer meer interesse voor dan hun Engelse en Franse leeftijdgenoten. Bij Turkse en vooral Marokkaanse jeugd is er sterke culturele identificatie met de islam. Opvallend is dat hoewel de onderzochte groepen zich nauwelijks Europeaan of wereldburger voelen, ze wel in Europese geschiedenis en vooral in wereldgeschiedenis geïnteresseerd zijn.

De WRR-verkenning Nationale Identiteit en meervoudig verleden verschijnt op maandag 24 september 2007. Het ondersteunt het WRR-rapport Identificatie met Nederland, dat prof.dr. Pauline Meurs namens de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid op dezelfde dag aanbiedt aan minister Hirsch Ballin van Justitie in bijzijn van prinses Maxima.

Dit artikel is een publicatie van Erasmus Universiteit Rotterdam.
© Erasmus Universiteit Rotterdam, alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 19 september 2007
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.