SP-stemmers worden niet gelukkig van materiële zaken; voor aanhangers van PvdA, VVD en LPF geldt juist dat hun geluk in sterke mate afhangt van materiële zaken en nauwelijks van persoonlijke. VVD-ers zijn erg tevreden met zichzelf. Voor CDA-stemmers zijn andere mensen een sterke bron van geluk. GroenLinks- en SP-kiezers zijn erg begaan met anderen. D’66-ers kunnen goed leven met onzekerheid, en de LPF- en Christenuniekiezer heeft relatief weinig zelfvertrouwen.
Dat blijkt uit onderzoek van prof. Roos Vonk en studente Sanne Nauts van het Institute for Behavioural Science van de Radboud Universiteit Nijmegen. De gegevens zijn afkomstig uit een onderzoek onder 1650 vrouwen en 630 mannen, afgenomen direct na de Tweede Kamerverkiezingen in het voorjaar van 2002.
Naast hun stemgedrag, waren er allerlei persoonlijkheidsvariabelen bekend die in de loop van het onderzoek (periode januari-april 2002) zijn gemeten. Ook waren verschillende achtergrondgegevens en gewoontes (bijv. sport en roken) bekend. Met het oog op de komende verkiezingen hebben de onderzoekers de stemmers van de verschillende partijen vergeleken op diverse persoonlijkheidskenmerken. De verschillen leveren per partij het volgende beeld op.
GroenLinks-stemmers doen vaker aan yoga dan alle andere kiezers (foto: Tolgakosta)
SP
De stereotype SP-stemmer heeft vrij veel overeenkomsten met de kiezers van andere linkse partijen: SP-stemmers zijn overwegend vrouwen en ze zijn vrij empathisch (zowel affectief als cognitief), scoren laag op narcisme en hebben relatief weinig behoefte aan closure (duidelijkheid, structuur, zekerheid). Waar de stereotype SP-er zich onderscheidt van alle andere partijen, is blowen: SP-kiezers gebruiken ietsje vaker softdrugs dan alle andere kiezers. Bovendien is opvallend dat SP-ers relatief ongelukkig worden van materiële zaken.
GroenLinks
GroenLinks-kiezers zijn op veel eigenschappen vergelijkbaar met de stereotiepe SP-er. Ze scoren samen met SP-ers het hoogst op empathie. Ze lijken wat meer gericht op zelfreflectie dan andere kiezers; ze doen vaker aan yoga dan alle andere kiezers. Samen met de Christenunie-kiezers houden ze het vaakst een dagboek bij.
PvdA
De gemiddelde PvdA-er is wat ouder dan de andere linkse stemmers. Net als de kiezers van andere centrumpartijen hebben ze relatief veel zelfwaardering en zijn ze gelukkig. Hun geluk is in relatief sterke mate gebaseerd op materiële zaken, hetgeen voor socialisten opvallend is.
PvdA-kiezers en VVD-stemmers hebben toch nog iets gemeen: ze worden allebei gelukkig van materiële zaken.
D66
De stereotype D66-stemmer heeft een erg lage behoefte aan closure (duidelijkheid, structuur, zekerheid). Hij of zij kan goed leven met ambiguïteit en onvoorspelbaarheid. Dit is de enige variabele die de stereotype D66-er lijkt te onderscheiden van andere kiezers. Op andere variabelen scoort de D66-kiezer erg standaard en heeft hij of zij geen duidelijk profiel. Of de hoge tolerantie voor ambiguïteit samenhangt met de principes van de partij of met kenmerken van de ‘overblijvers’ (die nu nog op D66 stemmen) is niet duidelijk.
Christenunie
De stereotype Christenunie-kiezer is erg jong (gemiddeld 33 jaar) en heeft relatief weinig zelfvertrouwen. Hij is buitengewoon empathisch in affectieve zin en scoort hierop het hoogst van alle partijen (de cognitieve empathie is juist weer hoger bij SP en GroenLinks). De Christenunie-kiezer heeft een sterke preventiefocus; hij is sterk gericht op normen en verplichting.
CDA
De doorsnee CDA-kiezer is een man. Hij verdient goed (61% verdient bovenmodaal). De CDA-er scoort erg laag op narcisme. Voor de stereotype CDA-er zijn andere mensen een sterke bron van geluk. Verder heeft de CDA-er, net als de D66-er, geen erg duidelijk profiel.
Net als de doorsnee D66-stemmer heeft de CDA-kiezer niet zo’n duidelijk profiel als de andere stemgerechtigden.
VVD
De stereotype VVD-er is nog vaker een man, die goed verdient (76% van de VVD-ers verdient bovenmodaal). De VVD-er is erg tevreden met zichzelf: zijn zelfvertrouwen is het hoogst van alle kiezers en hij scoort ook hoog op narcisme. Hij vindt dat hij recht heeft op bepaalde privileges en een bijzondere behandeling. Hij voelt zich over het algemeen gelukkig en heeft weinig negatieve emoties. Dit geluk haalt hij, meer dan elke andere kiezer, uit materiële zaken en minder dan anderen uit spirituele. Hij wordt niet ongelukkig van maatschappelijke problemen of wereldleed.
LPF
De stereotype LPF-kiezer is relatief oud en verdient, in vergelijking met andere partijen, buitengewoon slecht (36% van de LPF-kiezers in de steekproef verdient bovenmodaal). Hij heeft weinig positieve gevoelens en veel negatieve. Hij heeft moeite zich voor te stellen hoe een ander zich voelt. De LPF-er heeft weinig zelfvertrouwen en scoort ook laag op narcisme. Hij scoort echter hoog op een specifiek aspect van van narcisme, namelijk entitlement: net als de stereotype VVD-er is hij van mening dat hij recht heeft op een bijzondere behandeling. Het geluk van de gemiddelde LPF-kiezer hangt in sterke mate af van materiele zaken en nauwelijks van spirituele. Anders dan de stereotype VVD-er ligt de stereotype LPF-er juist wél wakker van maatschappelijke problemen. Tot slot heeft hij een erg hoge behoefte aan closure.