Bijna dagelijks wordt er op televisie gesproken over seks. In programma’s als Neuken doe je zo! neemt niemand een blad voor de mond. Alle mogelijke standjes worden uitgebreid besproken. Vanaf de seksuele revolutie zijn steeds meer seksuele taboes doorbroken, zodat nu bijna alle seksuele praktijken bespreekbaar zijn. Volgens velen zorgde deze seksuele revolutie voor meer vrijheid. Maar is de explosie in het doorbreken van taboes over seks wel een bevrijding?
Volgens Michel Foucault is al het gepraat over seks helemaal geen teken van vrijheid. Volgens hem worden we gemanipuleerd om zoveel mogelijk over seks te praten. Hoe meer we over seks praten, des te beter dit onderwerp in kaart kan worden gebracht. En hoe meer we vertellen, des te meer controle er over ons kan worden uitgeoefend. Als we praten over seks op tv, bij de psycholoog of thuis, doen we dit volgens Foucault niet omdat we ons vrij voelen om alles wat met seks te maken heeft ter sprake te brengen, maar omdat dit van ons verwacht wordt.

In 1976 schreef Foucault De wil tot weten, het eerste deel van zijn Geschiedenis van de seksualiteit. Foucault betoogt in dit boekje dat er met betrekking tot de seksualiteit al eeuwen een machtsoffensief bestaat dat ons beveelt te spreken over seksualiteit. Al vanaf de Middeleeuwen worden mensen aangespoord over hun seksuele leven te vertellen. Tijdens de biecht ontfutselen geestelijken de eerste bekentenissen over seks, bekentenissen die bijdragen aan de kennis over seksualiteit. Later, vooral in de 19e en 20ste eeuw gaat ook de wetenschap zich met onze seks bemoeien. Volgens Foucault brengen wetenschappers alle facetten van onze seksualiteit in kaart. Terwijl psychologen, pedagogen en artsen ons stimuleren om te vertellen over ons seksleven, breidt de kennis over seks zich gestaag verder uit.
Doordat er steeds meer kennis over seksualiteit wordt verzameld, ontstaat er langzamerhand een ware wetenschap van de seksualiteit, de scienta sexualis. De toegenomen kennis over seksualiteit vergroot de macht over mensen doordat er een waarheid omtrent seksualiteit wordt vastgelegd. Seksualiteit wordt steeds meer ingedeeld in categorieën. Zo wordt binnen de psychologie, de pedagogiek, de psychologie en de geneeskunde steeds meer bepaald wat normale seks is. Een arts kan zijn patiënt bijvoorbeeld vertellen dat zijn seksualiteit niet gezond is en hem gedragsregels voorschrijven.
Macht wordt volgens Foucault niet alleen uitgeoefend door onderdrukking. In het geval van seksualiteit bijvoorbeeld wordt de macht niet uitgeoefend door ons te verbieden over seks te praten, maar juist door ons te stimuleren zoveel mogelijk over onze seksuele belevingen te vertellen. Waar macht wordt uitgeoefend is volgens Foucault niet makkelijk aan te wijzen, het is eigenlijk overal. De manier waarop over seksualiteit gesproken wordt noemt Foucault het discours, of vertoog. Door de macht van dit discours (vertoog) ontstaat de seksualiteit als een begrip waaraan allerlei betekenissen worden toegekend. Op basis hiervan kan macht worden macht uitgeoefend omdat het begrip allerlei relaties krijgt tot maatschappelijke processen zoals ziekte.
Als Foucault nu nog geleefd had zou hij de overvloed aan seks of televisie en internet misschien wel heel angstaanjagend hebben gevonden. Wordt het niet een verplichting om altijd maar over seks te praten?
Bron
- Michel Foucault, De wil tot weten, 1992, Uitgeverij SUN