Op donderdag 13 november 2003 bood de bevolking van het dorp Navosa in Fiji zijn excuses aan voor de dood en de consumptie door hun voorouders van de Engelse dominee Thomas Baker in 1867. De Minister-President van Fiji gebruikte bij deze gebeurtenis zonder blikken of blozen de beladen term ‘kannibalisme’. Hiermee rakelde hij een oud debat op over het taboe op het eten van soortgenoten.
De controverse over kannibalisme in Fiji
De verontschuldigingen voor het verorberen van Baker werden aangeboden aan de nazaten van de dominee, die daarvoor speciaal naar Fiji waren gevlogen. Tijdens de ceremonie, die door de BBC werd opgenomen en internationaal de aandacht trok (behalve in Nederland), werden zij overladen met tabua, walvistanden die in Fiji een zeer hoge, symbolische waarde hebben.
De ceremoniële geschenken bevestigden dat de Fijiërs thans oprecht spijt hebben van de daden van hun voorouders. Ze geloven dat hun voorouders hun hadden opgezadeld met een vloek die moest worden afgeschud. De schuldgevoelens vloeien niet alleen voort uit hun bekering tot het Christendom in de loop van de koloniale geschiedenis, maar passen tevens mooi in de huidige tijdsgeest, waarin op grote schaal ‘sorry’ wordt geroepen voor historische gebeurtenissen.
“South Sea Tales”, van Jack London
De reden dat de bevolking van Navosa, in de regio Navatusila op het eiland Viti Levu, haar geweten en haar naam wilde zuiveren vloeit voort uit de bekendheid die de dood van Baker heeft gekregen door het gedramatiseerde verslag van zijn laatste levensdagen in de verhalenbundel South Sea Tales door Jack London. Dit in 1915 gepubliceerde boek heeft sinds de datum van verschijning wereldwijd de aandacht gevestigd op de barbaarse praktijken van de Fijiërs, ook al was Baker de enige blanke van wie het bekend is dat hij ten prooi is gevallen aan Fijische kannibalen.
De aanleiding voor zijn dood zou zijn geweest dat hij een kam uit het haar van een weerbarstige hoofdman had getrokken, terwijl het volgens lokale gebruiken verboden was om het – sacrale – hoofd van een ‘chief’ aan te raken. Het verhaal dat hij helemaal zou zijn opgegeten, behalve zijn laarzen, doet ook de ronde. De overgebleven laars zou nog altijd te bewonderen moeten zijn in het nationale museum van Fiji.
Het probleem met dit soort verhalen is echter dat ze nooit meer zijn te controleren op hun waarheidsgehalte. Het debat over kannibalisme in de antropologie gaat dan ook voor een groot deel over de representatie van het verschijnsel.
Kannibalisme vroeger
In de wetenschap wordt onder kannibalisme het eten van soortgenoten verstaan. Het is niet ongewoon bij sommige species, zoals bij bepaalde typen spinnen waarvan de vrouwtjes de mannetjes opeten na het paren. Bij mensen rust er echter al sinds jaar en dag een groot taboe op het eten van soortgenoten. Vandaar ook dat de wetenschappelijke term voor kannibalisme, antropofagie, uitsluitend verwijst naar mensen; het betekent letterlijk het ‘eten van mensen’.
In de film “The Cook, the Thief, his Wife and her Lover” van Peter Greenaway, wordt op een gegeven moment een wel heel erg luguber banket geserveerd…
Beschrijvingen van kannibalisme zijn uit alle tijden en het verschijnsel is ook gerapporteerd uit vele verschillende samenlevingen. De oudste verslagen van kannibalisme dateren uit het klassieke tijdperk, toen reizigers bizarre verhalen over andere volken voor het eerst gingen opschrijven. Zij schreven over mensen met één been, mensen zonder hoofd, mensen die de ogen op hun borst droegen en over kannibalen. Een groot aantal van deze verhalen zijn later terecht gekomen in Boek Zeven van de Historiae Naturalis door Plinius de Oudere, waardoor ‘vreemde volken’ soms nog steeds worden aangeduid als ‘Plinische rassen’.
En tegenwoordig
Kannibalisme is echter ook van recente datum. In 2002 werd de wereld geschokt door een nieuwsbericht over een Duitse man die zichzelf had aangegeven bij de politie nadat hij iemand anders had opgegeten. Een macaber aspect van dit verhaal is dat de man een advertentie had geplaatst op internet waarin hij om een slachtoffer vroeg. Een gewillig persoon gaf hieraan gehoor. Ze aten eerst samen het geslachtsdeel op van het slachtoffer, waarna hij om het leven werd gebracht en de initiatiefnemer de maaltijd voorzette. Het geheel werd op video opgenomen.
Dit lugubere verhaal ging de wereld rond en op zo’n moment spitsen normaal gesproken veel mensen hun oren. Waarom? Waarschijnlijk omdat er diep in alle mensen enige kannibalistische neigingen verscholen gaan, maar dat het taboe daarop in westerse samenlevingen zo sterk is dat incidentele overtredingen daarvan zeer tot de verbeelding spreken. Er worden ook met enige regelmaat films gemaakt met kannibalisme als thema, waaronder The Silence of the Lambs en The Cook, the Thief, his Wife and her Lover, terwijl er in het cult-circuit ook horrorfilms en boeken over kannibalisme circuleren. Onze taal zit eveneens vol met verwijzingen naar kannibalisme: ‘ik kon hem wel opvreten’, ik kan haar bloed wel drinken’, ‘een lekker stuk’ of ‘een oude taart’.
Anthony Hopkins als de wereldberoemde filmkannibaal “Hannibal Lecter” uit “Silence of the lambs”. bron:mgm studios
Deze uitdrukkingen worden natuurlijk vrijwel nooit meer letterlijk bedoeld, maar hun bestaan geeft wel aan dat kannibalisme in een grijs verleden waarschijnlijk niet alleen bij vreemde volken voortkwam. Aangezien het taboe op kannibalisme in westerse samenlevingen in de loop der eeuwen erg sterk is geworden, is er tegelijkertijd een bijzondere fascinatie ontstaan voor kannibalisme in niet-westerse samenlevingen, waar het taboe niet altijd leek te bestaan dan wel een andere betekenis moest hebben.
K(h)annibaal
Zo is het ook niet toevallig dat de term kannibalisme stamt uit de tijd van Columbus, een van de eerste, grote ontdekkingsreizigers die overal waar hij voet aan wal zette verwachtte kannibalen te zullen aantreffen. ‘Kannibaal’ is ook afgeleid van caribal, het Spaanse woord voor ‘Carieb’, iemand uit de Caraïben. Het is in de loop der tijd samengevloeid met een woord dat is afgeleid van ‘Khan’, aangezien Columbus toen hij op Cuba aankwam, dacht dat de mensen daar onderdanen waren van de Grote Khan uit China. Hij was er op voorbereid om de Grote Khan te ontmoeten, en daarom had hij sprekers van het Arabisch en het Hebreeuws aan boord die voor hem als tolk zouden optreden. In een gesprek met de lokale bevolking dacht hij op een gegeven moment het woord canima or caniba te horen, en toen vermoedde hij dat het ging om mensen met het hoofd van een hond (cane-bal), die in de literatuur over Plinische volken waren beschreven. Uit een samentrekking van al deze woorden is in de loop der tijd het woord ‘k(h)annibaal’ ontstaan.
Christopher Colombus
Columbus stak zijn belangstelling voor kannibalisme niet onder stoelen of banken en tekende enige verhalen op over kannibalistische praktijken. Op grond van eigen waarneming heeft hij het bestaan van kannibalisme echter nooit kunnen vaststellen. En zo is het in de geschiedenis vaak gegaan. Westerse reizigers, handelaren, missionarissen en ambtenaren waren overal waar ze contacten maakten in niet-westerse samenlevingen geboeid door het al dan niet voorkomen van kannibalisme, maar het aantal verslagen dat is gebaseerd op directe waarneming is per saldo buitengewoon beperkt. Toch kan daardoor het bestaan van kannibalisme niet echt worden ontkend.
Het bekendste en meest recente voorbeeld van het voorkomen van kannibalisme op enige schaal bij een bepaalde bevolkingsgroep betreft het geval van de Fore in de oostelijke hooglanden van Papua Nieuw Guina. Bij de Fore kwamen rituelen voor die er uit bestonden dat bepaalde ledematen en organen, waaronder de hersenen, van overledenen werden opgegeten door met name vrouwen en hun kinderen. De Fore hebben echter vooral de aandacht getrokken omdat in de jaren 60 van de vorige eeuw werd gerapporteerd dat een hoog percentage van deze bevolkingsgroep leed aan een bepaalde zenuwaandoening, die bekend is geworden onder de naam kuru of trilziekte. Tussen 1957 en 1968 stierven 1100 mensen aan deze ziekte, ongeveer 13% van de totale bevolking. Aangezien opvallend was dat de slachtoffers van de ziekte voornamelijk vrouwen en kinderen waren, hebben cultureel antropologen van begin af aan vermoed dat er een verband bestond tussen kannibalisme en kuru, maar dat is pas later aangetoond.
Papoea’s
Kuru werd veroorzaakt door prionen (van Proteinaceous infectious particles), deeltjes die ontstaan uit bepaalde eiwitten die voorkomen in de hersenen. Prionen kunnen niet meer worden afgebroken, waardoor ze uiteindelijk het zenuwstelsel aantasten. De ziekte lijkt zodoende op de gekkekoeienziekte, de ziekte van Creutzfeldt-Jakob, die ook is ontstaan door het eten van vlees van koeien die gevoerd zijn met kadavers van soortgenoten, met name in Brittannië. Het is vaker opgemerkt dat de Engelsen lering hadden kunnen trekken uit de geschiedenis van kuru in Papua Nieuw Guinea. Intussen wordt overigens ook onderzoek gedaan naar de vraag in hoeverre bepaalde genetische mutaties in de hersenen van mensen het gevolg zijn van bepaalde ziekten die de hersenen konden aantasten en indirect dus ook kunnen wijzen op het voorkomen van kannibalisme in het verleden.
Theorie
Het ritueel consumeren van mensenvlees bij de Fore was uitzonderlijk, maar niet uniek. Om die reden ook is er uitvoerig gedebatteerd over de oorzaken en betekenis van kannibalisme. Grofweg bestaan er een drietal theorieën over kannibalisme. De eerste verklaring verwijst naar het ontbreken van dierlijke proteïnen in het dieet van mensen die zich met kannibalisme inlieten. Deze theorie verklaart echter niet waarom in bijna alle gevallen uitsluitend mannen òf uitsluitend vrouwen mensenvlees aten. Bovendien werden kannibalistische praktijken zelden gestaakt na de introductie van schapen, geiten en/of runderen.
Een tweede theorie verklaart kannibalisme uit een aangeboren vorm van agressiviteit bij mensen (en dieren). Het probleem met dit argument is echter dat het veel te algemeen is en nooit een verklaring kan bieden voor de vraag waarom kannibalisme in sommige samenlevingen voorkwam en niet in andere.
Kuru werd veroorzaakt door prionen (van Proteinaceous infectious particles), deeltjes die ontstaan uit bepaalde eiwitten die voorkomen in de hersenen. Prionen kunnen niet meer worden afgebroken, waardoor ze uiteindelijk het zenuwstelsel aantasten.
Een derde theorie is afkomstig van William Arens, die in 1979 een roemrucht boek over kannibalisme publiceerde onder de titel The Man-Eating Myth: Anthropology and Anthropophagy. Zijn centrale stelling in dit boek is dat kannibalisme nooit en nergens heeft bestaan als reguliere activiteit. Volgens hem zijn alle verslagen van kannibalisme op drijfzand gebaseerd en functioneren deze uitsluitend om de morele superioriteit van de waarnemer te bevestigen ten koste van de zogenaamd minderwaardige en primitieve praktijken van de Ander. Zijn verhaal is zeer gedetailleerd en hij ontzenuwt heel overtuigend veel verhalen over kannibalisme, maar zijn betoog is natuurlijk niet waterdicht, want er zijn tegelijkertijd voldoende gevallen gedocumenteerd waarbij geen twijfel kan bestaan aan het voorkomen van kannibalisme, niet in de laatste plaats bij de Fore. De discussie over representatie is interessant en ook belangrijk, maar tegelijkertijd heeft het geen zin om kannibalisme te ontkennen. In de plaats daarvan is het beter om serieus te onderzoeken wat de betekenis van kannibalisme kan zijn geweest in een lokale, culturele context.
De betekenis van kannibalisme
Bij het onderzoek naar de betekenis van kannibalisme is het zinvol om een onderscheid te maken tussen endo-kannibalisme en exo-kannibalisme, het eten van mensen van de eigen groep of stam en het eten van mensen van andere groepen of stammen. De Fore kunnen dan worden gezien als endo-kannibalisten. De betekenis van het eten van – delen van – lijken van verwanten, aanverwanten of andere groepsgenoten kan vaak worden gezocht in het geloof dat de geest van overledenen moet worden bewaard en veiliggesteld, hetgeen gestalte wordt gegeven door bepaalde ingewanden te verorberen waarin spirituele waarden geacht worden te zijn genesteld.
In Fiji kwam kannibalisme vooral in oorlogstijd voor.
De betekenis van kannibalisme is volstrekt anders bij exo-kannibalistische praktijken, die bijvoorbeeld voorkwamen in Fiji en elders in de Pacific, zoals in Hawaii en Nieuw-Zeeland. In dit gedeelte van de Pacific, Polynesië genaamd, bestond kannibalisme vooral in tijden van oorlog, waarbij bepaalde lichaamsdelen van oorlogsslachtoffers werden gegeten door de overwinnaars. Deze praktijk moet worden begrepen tegen de achtergrond van een voortdurende zoektocht naar een evenwicht tussen bepaalde, tegengestelde dimensies in een samenleving. Aan de ene kant zijn bepaalde domeinen of dingen in een Polynesische samenleving spiritueel en sacraal, hetgeen wordt omschreven met de term tapu, waarvan ons woord ‘taboe’ is afgeleid.
Daartegenover staan andere dimensies in een samenleving die niet tapu zijn en als noa, ‘gewoon’ of niet-tapu, worden aangemerkt. Mensen in Polynesië zijn het meest tapu, terwijl voedsel in het algemeen als het minst tapu of het meest noa worden gezien. Het hoofd van mensen kan weer worden gezien als het meest tapu onderdeel van een lichaam, terwijl uitwerpselen en alles wat daar bij een menselijk lichaam mee samenhangt wordt beschouwd als noa, niet in de laatste plaats omdat het wordt geassocieerd met verteerd voedsel.
Van het eten van vlees van dieren die zelf zijn gevoerd met kadavers van soortgenoten kun je de ziekte van ‘Creutzfeld-Jacob’ krijgen (een menselijke variant van de ‘gekkekoeienziekte’).
Een van de ergste vervloekingen die je in Polynesië tegenover iemand kunt uitspreken is ook door hem of haar, of delen van zijn of haar lichaam, in verband te brengen met voedsel. In deze categorie verwensingen spant het hoofd opnieuw de kroon. Iemand zal zich buitengewoon vernederd voelen bij de mededeling dat een ander je hoofd wenst te koken of dat je een gekookt hoofd hebt (poko kohua). Deze denktrant verklaart ook dat oorlogsslachtoffers vaak werden onthoofd en dat de buit gemaakte hoofden regelmatig werden gekookt en naderhand gemummificeerd. De gekookte hoofden werden soms opgegeten, maar indien gemummificeerd werden ze regelmatig tentoongesteld aan de rand van een dorp ter meerdere eer en glorie van de overwinnaars en ter vernedering van de overwonnenen.
Kannibalisme in Polynesië moet in deze context worden begrepen: door iemand tot voedsel te maken werd een tegenstander ontdaan van zijn menselijke, tapu status en getransformeerd in een object van voedsel met de meest minderwaardige of noa status. Daarmee is overigens niet gezegd dat kannibalisme in Polynesië een alledaagse praktijk was. Archeologische onderzoek heeft aangetoond dat oorlogen veel minder talrijk waren dan vaak is verondersteld, en alles wat met oorlogvoeren samenhing was dus ook uitzonderlijk.
Handel
Het is wellicht schrijnend dat na de komst van westerlingen in de zuid-Pacific een levendige handel ontstond in materiële objecten, waaronder gemummificeerde Maori hoofden. De Maori vonden het fantastisch dat Europeanen bereid waren geld te betalen voor hun buitgemaakte oorlogssouvenirs. Westerse verzamelaars op hun beurt dachten het ultieme bewijs voor primitieve praktijken in de niet-Europese wereld te hebben gevonden. Uiteindelijk belandden veel van de verzamelde hoofden in musea, en zo kwam er via een omweg ook een terecht in het Rijksmuseum voor Volkenkunde te Leiden.
Nationaal museum van Nieuw Zeeland
In de loop van de afgelopen decennia is er echter een grootschalige campagne op gang gekomen om deze hoofden uit de depots van musea in het Westen te repatriëren naar het land van herkomst, alwaar zij op een waardige wijze kunnen worden herbegraven. De Maori uit Nieuw-Zeeland willen op die wijze hun imago van kannibalen oppoetsen, terwijl het westerlingen de gelegenheid biedt hun representatie van niet-Europese volken bij te stellen. In November 2005 werd het enige Maori hoofd in Nederlands beheer door staatssecretaris Van der Laan teruggeven aan de directeur van het Nationaal Museum van Nieuw-Zeeland, die verder een gewijde rustplaats mag regelen.
Wellicht is dit gebaar het begin van een verandering van de beeldvorming over kannibalisme in niet-westerse samenlevingen. Het debat over beeldvorming van andere culturen is echter oneindig zolang er culturele verschillen bestaan en mensen daar vanuit hun eigen culturele en politieke achtergrond anders over denken.
Over de auteur Dr. Toon van Meijl is als universitair hoofddocent verbonden aan de afdeling Culturele Antropologie van de faculteit sociale wetenschappen van de Radboud Universiteit Nijmegen.