Je leest:

‘Integreren is een achterhaald concept’

‘Integreren is een achterhaald concept’

Auteur: | 12 april 2013

Hoogleraar diversiteit en onderwijs Maurice Crul schetste vrijdag 22 maart 2013 in zijn oratie aan de VU een beeld van de superdiverse stad. In Amsterdam is het al de werkelijkheid dat geen enkele bevolkingsgroep een meerderheid vormt. Dan rijst de vraag wie zich nog moet aanpassen aan wie en hoe dan.

Wat is er zo bijzonder aan de multiculturele stad dat je je oratie eraan wijdt?

“We zitten in een historisch moment voor de grote steden. In Amsterdam zijn als eerste stad van Nederland de mensen van Nederlandse afkomst niet meer in de meerderheid. Er zijn alleen nog maar minderheden. Onder jongeren van 15 jaar is zelfs maar een derde van Nederlandse afkomst. De groep Nederlandse Amsterdammers is bovendien het meest in beweging: ze komen steeds de stad in en trekken weer weg. De klassieke migrantengroepen – Surinamers, Antillianen, Turken, Marokkanen – wonen hier vaak al generaties. Eigenlijk zijn zij als groep de echte Amsterdammers. Dat is een grote verandering.”

De damstraat in Amsterdam, de eerste Nederlandse stad die alleen nog maar minderheden telt.

Is dat echt zo’n groot verschil? We leven toch al veel langer samen in één stad?

“Het is een psychologische verandering, met name voor de mensen van Nederlandse afkomst. Ze raken hun dominante positie kwijt, want ze zijn niet langer de meerderheidsgroep. Ze zullen moeten accepteren dat ze een etnische minderheidsgroep zijn zoals alle anderen. En alle nieuwkomers, ook studenten van het Nederlandse platteland die hier komen studeren, zullen zich moeten aanpassen aan die superdiverse stad.

Mensen die zich niet aanpassen aan die superdiversiteit in de stad krijgen een probleem. Je medestudent of leidinggevende zal steeds vaker een Marokkaanse of Turkse Amsterdammer zijn. Als je daar als Nederlands-Amsterdamse jongere niet mee om kan gaan, heb je een probleem."

Maurice Crul
VU FSW

Wil je de witte Nederlander waarschuwen?

“Dat is de ene kant van mijn boodschap. De andere kant is dat het integratiedenken is verouderd. Politieke partijen roepen nog steeds dat migranten en hun kinderen zich moeten aanpassen aan de Nederlandse normen en waarden. Vorige maand nog kwam minister Lodewijk Asscher met het participatiecontract, vanuit het idee dat als je in Nederland komt, je je moet aanpassen aan de Nederlandse normen en waarden. Maar wie moet in een stad als Amsterdam die aanpassing gaan afdwingen als er niet één dominante groep is? Integreren in die zin is een achterhaald concept.

Tegelijkertijd is ook het idee van het multiculturalisme onder druk komen te staan. Het idee dat culturen gelijk zijn bleek in de praktijk naïef, omdat sommige culturele gewoontes leiden tot de onderdrukking van anderen, zoals bij een ongelijke behandeling van vrouwen en bij negatieve opvattingen over homoseksualiteit. Mede daardoor zit dat integratiedebat al geruime tijd op slot."

Geef je in je oratie de oplossing?

“Ons internationale onderzoek naar tweedegeneratie Turkse jongeren in zeven Europese landen laat interessante dingen zien. De groep die de emancipatie van de hele groep op gang brengt, en daarmee de opvattingen over bijvoorbeeld man-vrouwverhoudingen en seksualiteit, zijn de hoogopgeleiden. Zij trekken de gemeenschap weg van de conservatievere opvattingen van de eerste generatie. Daarvoor zijn twee dingen nodig: kansen in het onderwijs en participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt. In Zweden zie je die twee dingen gebeuren. Veel meer tweedegeneratie Turkse jongeren stromen door naar het hoger onderwijs en veel meer tweedegeneratie Turkse vrouwen gaan de arbeidsmarkt op.”

Wat doen ze in Zweden anders dan hier?

“Het onderwijs is anders ingericht. Alle kinderen gaan daar al vanaf 2, 3 jaar naar een soort crèche. Dus migrantenkinderen leren daar eerder Zweeds dan hier Nederlands. Bovendien worden kinderen daar later geselecteerd op onderwijsniveau. Bij ons gaan kinderen met 12 jaar naar vmbo, havo of vwo, in Zweden zijn ze 15. De taalachterstand waarmee migrantenkinderen door de latere start hier op school beginnen, lopen ze wel geleidelijk in, blijkt uit allerlei onderzoeken, maar de schoolselectie komt op 12-jarige leeftijd nog te vroeg. Als ze twee of drie jaar extra zouden krijgen, dichten ze dat gat verder en stromen meer jongeren door naar havo en vwo en vervolgens naar het hoger onderwijs.

Kleurrijke school in het Zweedse plaatsje Storebro. Het Zweedse onderwijssysteem maakt mogelijk dat meer tweedegeneratie Turkse jongeren hoger onderwijs volgen.

Een ander groot verschil tussen Zweden en Nederland is dat veel meer tweedegeneratie Turkse vrouwen de arbeidsmarkt op gaan, ook als ze kleine kinderen hebben, en vaker fulltime dan in Nederland. Dat heeft te maken met die schoolvoorzieningen voor kinderen. Veel meer vrouwen zijn daardoor economisch zelfstandig en gaan die zelfstandigheid ook opeisen. Bovendien hebben ze andere opvattingen over man-vrouw verhoudingen en over seksualiteit, omdat ze niet in het traditionele patroon van hun moeders zijn terechtgekomen maar in een omgeving tussen andere hoogopgeleiden. Het is dus eigenlijk een vrij simpel verhaal."

Moeten we het hier dan net zo gaan aanpakken?

“Je kunt aanpassing eisen, zoals Lodewijk Asscher, of je kunt emancipatie bevorderen, door de dingen te doen waarvan je weet dat ze de emancipatie vanuit de groepen zelf in gang zetten. Lodewijk Asscher is ook verantwoordelijk voor de kinderopvang. Hij zou beter dat kunnen aanpakken, dan met een symbolisch contract komen waar niemand iets mee gaat doen. Dat geeft toch het idee dat er een groep is die gedwongen moet worden om te emanciperen, terwijl er binnen die groep aanzienlijke groepen zijn die aan het emanciperen zijn, tegen de conservatieve opvattingen in de gemeenschap in.”

Hoe staat het in Nederland met de emancipatie van de tweede generatie?

“Van alle Europese landen is dat hier het meest gepolariseerd. We hebben een flinke groep die naar het hoger onderwijs gaat, mede dankzij de stapelroute via het mbo, maar we hebben ook een aanzienlijke groep die zonder diploma het mbo verlaat.Dus je ziet aan de ene kant die hoogopgeleide tweede generatie die de arbeidsmarkt op gaat, die emancipeert, die trouwt met andere hoogopgeleide jongeren. Ze trekken uit de migrantenbuurten, waardoor hun kinderen in een veel gemengdere omgeving opgroeien dan zij zelf.

Het schooldiploma maakt volgens Crul het verschil in de uiteenlopende carrières van tweedegeneratie migranten.
Aan de andere kant heb je de voortijdig schoolverlaters. Die trouwen vroeg, vaak met een partner uit Turkije of Marokko, blijven wonen in de migrantenbuurten en hebben kinderen die naar nog veel zwartere scholen gaan dan waar zij zelf op zaten. Hun situatie wordt eerder slechter dan beter, vergeleken bij de tweede generatie. En door hun eigen mislukte onderwijscarrière is het maar de vraag of ze hun kinderen zullen stimuleren om te gaan studeren, zoals hun ouders nog wel deden.

We willen natuurlijk graag weten of de hoogopgeleide groep zich voor de emancipatie van de hele gemeenschap gaat inzetten of dat ze voor een individueel traject kiezen."

Wat denk je?

“We hebben net honderdveertien hoogopgeleide jongeren geïnterviewd in Amsterdam en Rotterdam. Wat ons opviel, was dat zij heel sterk hulp geven aan mensen in hun directe omgeving en in projecten. Negen van de tien jongeren zeiden dat ze kinderen uit de familie ondersteunen. Een derde is of was actief in huiswerkprojecten, mentorprojecten of rolmodelprojecten. Dus we zien tot nu toe wel dat ze een link maken met mensen in hun omgeving. Jongeren die een mentor hebben gehad en nu in het hoger onderwijs zitten, willen dat zelf ook weer doen voor jongere kinderen. Die band tussen de succesvolle groep en de rest van de gemeenschap wil je onderhouden. Daar moet je als overheid op inspelen.”

Verder lezen:

Maurice Crul schreef samen met Jens Schneider en Frans Lelie het boek ‘Superdiversiteit’, dat 22 maart bij de VU Uitgeverij verscheen, maar ook hier te downloaden is.

Dit artikel is een publicatie van Vrije Universiteit Amsterdam (VU).
© Vrije Universiteit Amsterdam (VU), alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 12 april 2013
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.