Bittere kou heerste er van 12.900 tot 11.500 jaar geleden. En dat ondanks het feit dat het laatste glaciaal bijna ten einde was. Een mysterie dat lange tijd een groot aantal vragen opriep onder wetenschappers. Hoe begon deze periode die bekend staat als de Jonge Dryas periode? Waarom stierven grote herbivoren en hun rovers uit in Noord-Amerika? Waarom ging de Clovis cultuur teloor?
In 2007 meenden een groep wetenschappers het antwoord te hebben. Een explosie boven Noord-Amerika van minimaal één hemellichaam moest het gedaan hebben. Het onderzoeksteam gebruikte tal van argumenten voor hun conclusie. Het ging om onder meer verhoogde concentraties van houtskool, roet, het element iridium, magnetische korrels en nanodiamantjes in bodemlagen van ~12.900 jaar oud van verschillende plaatsen in Noord-Amerika en ééntje in België. Maar onafhankelijk onderzoek van een Nederlands en een Amerikaans/Chileens onderzoeksteam brengt deze theorie verder aan het wankelen in het wetenschappelijke vakblad PNAS.

Bewijs?
Het Amerikaanse/Chileense team nam een deel van deze argumenten nog eens goed onder de loep, met name een studie aan bodemlagen gevormd door moerasafzettingen. Zes van de tien locaties van het oorspronkelijke onderzoek uit 2007 bevatten namelijk moerasafzettingen met daarin de ‘bewijzen’ voor de explosie(s) boven Noord-Amerika aan het begin van de Jonge Dryas. Het Amerikaanse/Chileense team onderzocht bodemlagen van verschillende ouderdom van dertien locaties in de V.S. en Chili. Niet alleen van het begin van de Jonge Dryas dus.

Hoofdauteur Jeffrey Pigati van de Amerikaanse Geologische Dienst (USGS): “Onze gegevens laten zien dat de aanwijzingen waar we naar zochten – iridium, magnetische bolletjes en titanomagnetische bolletjes – niet gebruikt kunnen worden als bewijs voor een inslag als ze in combinatie worden gevonden met moerasafzettingen.” De aanwijzingen komen voor op tien van de dertien locaties en – nog belangrijker – ongeacht de leeftijd. Iridium en de bolletjes komen dus blijkbaar door een natuurlijke oorzaak in het moeras.
De eventuele afwezigheid van nanodiamantjes – karakteristiek voor een inslag, zoals bijvoorbeeld lonsdaleite – zou het ultieme bewijs zijn tegen de inslagtheorie. “De rest van de aanwijzingen zijn allemaal gerelateerd aan vuur (houtskool, roet, etc.) maar dat hoeft natuurlijk niet per se door een grote inslag veroorzaakt te worden.”
Helaas deed het team geen onderzoek naar nanodiamantjes vanwege gebrek aan geld en expertise. “Dat zou echter absoluut door een onafhankelijk iemand gedaan moeten worden.”

Nederlands onderzoek
Exact dat deed een Nederlands onderzoeksteam van de universiteiten van Utrecht, Leiden en Groningen. Zij keken niet naar Noord-Amerika, Chili of België, maar naar de Nederlandse bodem. De Usselo bodemlaag bij Geldrop-Aalsterhut is precies de laag rondom het begin van de Jonge Dryas. Daarin zouden dus deze diamantjes kunnen zitten.
Hoofdauteur en promovenda Annelies van Hoesel van de Universiteit Utrecht: “Met behulp van elektronenmicroscopie heb ik uiteindelijk enkele mogelijke nanodiamanten gevonden. Deze zijn echter van het gewone type, die je ook in je trouwring vindt, en dus niet karakteristiek bewijs voor een meteorietinslag.” Geen lonsdaleite dus. Bovendien blijken de gevonden nanodiamantjes twee eeuwen te jong te zijn; en dat geld ook voor de gevonden houtskool. Wederom geen bewijs voor de inslagtheorie dus.

Onder vuur
Ook al eerder lag de inslagtheorie onder vuur. Mark Boslough van Sandia National Laboratories (New Mexico, VS) stelde in 2010 al dat de inslagtheorie natuurkundig en statistisch onmogelijk is. In 2009 kon een onderzoeksteam de geclaimde aanwijzingen niet terugvinden op oorspronkelijke locaties.
“Met de huidige stand van het onderzoek acht ik het nu zeer onwaarschijnlijk dat er een meteorietinslag heeft plaatsgevonden die groot genoeg was om invloed te hebben op het klimaat en het uitsterven van de megafauna”, concludeert Van Hoesel.
Bronnen:
- Pigati et al., ‘Accumulation of impact markers in desert wetlands and implications for the Younger Dryas impact hypothesis’, PNAS 109: 7208-7212.
- Van Hoesel et al., ‘Nanodiamonds and wildfire evidence in the Usselo horizon postdate the Allerød-Younger Dryas boundary’, PNAS 109: 7648-7653.
Zie ook:
- Bittere kou in de Jonge Dryas (Kennislink – achtergrond)
- Explosie Jonge Dryas kometen ‘onmogelijk’ (Kennislink – nieuws)
- Toch geen meteorietinslag? (Kennislink – nieuws)
- Meteorieten roeiden megafauna Noord-Amerika uit (Kennislink – nieuws)
- Komeet veroorzaakte lage temperatuur in Jonge Dryas (Kennislink – NGV Geonieuws)
- Supernova mogelijk oorzaak uitsterven mammoeten (Kennislink – NGV Geonieuws)
- Mens niet oorzaak uitsterven Amerikaanse megafauna (Kennislink – NGV Geonieuws)
- Schetende mammoet dood, methaan omlaag (Kennislink – nieuws)